ECLI:NL:RBMNE:2022:5377

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 juli 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
541907 / HA RK 22-162
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure met betrekking tot onpartijdigheid

In deze wrakingszaak heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland op 19 juli 2022 een verzoek tot wraking behandeld dat was ingediend door een verzoeker tegen mr. C.J. Hofman, de behandelend rechter in de hoofdzaak met kenmerk 9929871 MT 22-3040. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de vrees voor het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter, waarbij de verzoeker verwees naar verschillende gronden, waaronder een wanordelijk verloop van de procedure en overleg met een ketenpartner buiten de verzoeker om. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 juli 2022 heeft de verzoeker zijn bezwaren tegen de rechter naar voren gebracht, maar mr. Hofman was niet aanwezig bij de behandeling van het wrakingsverzoek.

De wrakingskamer heeft de bezwaren van de verzoeker beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De kamer oordeelde dat de meeste bezwaren betrekking hadden op het voortraject van de procedure en niet op het handelen van de rechter zelf. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid was en dat de rechter niet in haar onpartijdigheid was geschaad. De kamer heeft vastgesteld dat de rechter op een correcte wijze heeft gehandeld en dat de door de verzoeker ervaren snelheid van de procedure inherent is aan de aard van de zaak.

Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaard en bepaald dat de procedure van de verzoeker met het zaaknummer 9929871 MT 22-3040 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Beslissing

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 541907 / HA RK 22-162
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 19 juli 2022
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
(verder te noemen verzoeker),

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de aantekening van de mondelinge behandeling op 14 juli 2022 in de zaak met kenmerk 9929871 MT 22-3040 (de hoofdzaak), met daarin opgenomen het wrakingsverzoek door verzoeker gericht tegen mr. C.J. Hofman;
  • de schriftelijke toelichting op het wrakingsverzoek van 14 juli 2022;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 15 juli 2022;
  • de aanvulling op het wrakingsverzoek met bijlagen A en B van 18 juli 2022.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 19 juli 2022 met gesloten deuren behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer). Bij de mondelinge behandeling is verzoeker verschenen. Mr. Hofman was niet aanwezig.
1.3.
Op 19 juli 2022 heeft de wrakingskamer een mondelinge beslissing gegeven op het wrakingsverzoek. Het onderstaande vormt de nadere schriftelijke uitwerking van die beslissing en is op (21 juli 2022) vastgesteld.
2. Het wrakingsverzoek
2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. Hofman als behandelend rechter (hierna te noemen: de rechter), in de zaak met het zaaknummer 9929871 MT 22-3040.
2.2.
Uit de aantekeningen van de mondelinge behandeling op 14 juli 2022 volgt dat verzoeker tijdens die behandeling de bevoegdheid van mr. Hofman ter discussie heeft gesteld. Verzoeker heeft daarbij verwezen naar artikel 808 Rv en heeft gesteld dat de zaak behandeld moet worden door een kinderrechter. In de schriftelijke toelichting op het wrakingsverzoek heeft verzoeker aangegeven dat er daarnaast sprake was van andere gronden op grond waarvan verzoeker vreesde voor het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter, zoals een cumulatief wanordelijk verloop van de procedure, overleg met
ketenpartner WSS buiten verzoeker om, het niet meesturen van alle stukken en het niet reageren op een incidenteel verzoek.
Tijdens de mondelinge behandeling van de wrakingskamer heeft verzoeker de
wrakingskamer verzocht niet al deze punten afzonderlijk te beoordelen, maar uitzoomend het verzoek te beoordelen en te constateren dat er een patroon is waarin telkens onlogische dingen gebeuren.
2.3.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In haar schriftelijke reactie stelt zij zich op het standpunt dat zij tijdens de zitting een reactie heeft gegeven op de bezwaren die verzoeker uitte. Verzoeker was het niet met haar reactie eens, maar van enige vooringenomenheid is geen sprake.
3. De beoordeling
3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang, maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.3.
De wrakingskamer overweegt dat een aantal bezwaren die verzoeker heeft aangevoerd betrekking hebben op het traject voorafgaand aan de zitting, waaronder het contact tussen de rechtbank en de WSS en het niet toesturen van stukken. Omdat het bij deze bezwaren niet gaat over het handelen van de rechter maar van de administratie van de rechtbank, weegt de wrakingskamer deze punten niet mee bij de beoordeling van het wrakingsverzoek. Ook als de wrakingskamer uitzoomt kunnen deze bezwaren niet meewegen bij de beoordeling van het wrakingsverzoek.
Ook het gegeven dat er niet is gereageerd op het door verzoeker ingestuurde incidentele verzoek, maakt onderdeel uit van dit voortraject en weegt niet mee bij de beoordeling van het wrakingsverzoek. De wrakingskamer heeft wel gekeken naar de beslissing van de rechter op het verzoek om de behandeling aan te houden. De rechter heeft aan verzoeker laten weten dat dit verzoek tijdens de zitting zou worden besproken. De wrakingskamer vindt dat deze beslissing een zogenoemde procesbeslissing is. Een als negatief ervaren procesbeslissing is geen grond voor toewijzing van een verzoek tot wraking van de rechter die de betreffende beslissing heeft genomen. Alleen als (de motivering van) die beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden begrepen dan als blijk van vooringenomenheid, kan dit tot een ander oordeel leiden. De wrakingskamer is van oordeel dat niet aan deze maatstaf wordt voldaan. Dat betekent dat de wrakingskamer deze beslissing evenmin meeweegt bij haar beoordeling. Bij de beoordeling van het wrakingsverzoek heeft de wrakingskamer wel meegewogen dat verzoeker de gang van zaken op de zitting als rommelig heeft ervaren. Bij lezing van de zittingsaantekeningen ziet de wrakingskamer echter wel structuur in het verloop van de zitting. Zo begint de rechter met de bespreking van de ontvankelijkheid van de verzoeken en
neemt zij hierover beslissingen. En vervolgens neemt zij ook een beslissing over haar bevoegdheid. Dit doet de rechter gemotiveerd. Verzoeker heeft dit als snel en onverwachts ervaren, maar die snelheid is eigen aan de aard van deze procedure. Het feit dat de rechter reeds op de zitting beslissingen neemt, leidt niet tot het oordeel dat er sprake is van vooringenomenheid of de schijn hiervan.
Tijdens de mondelinge behandeling van de wrakingskamer heeft verzoeker nog de vraag voorgelegd waarom het allemaal zo snel moest en waarom er niet meer tijd is genomen op de zitting van 14 juli 2022. Eerder heeft verzoeker deze grond niet aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegd en daarom kan de wrakingskamer dit punt niet mee laten wegen in de beoordeling van het wrakingsverzoek.
Tot slot overweegt de wrakingskamer nog dat de jurisprudentie waarnaar verzoeker heeft verwezen tijdens de mondelinge behandeling, niet gaat over een vergelijkbare kwestie en daarom niet wordt meegewogen door de wrakingskamer.
3.4.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaren.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoeker, de rechter tegen wie het wrakingsverzoek is gericht, andere betrokken partijen, en aan de betrokken teamvoorzitter van het team waarin de rechter werkzaam is, en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer 9929871 MT 22-3040 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, N.E.M. Kranenbroek en mr. H.J. Bos als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. L.C.J. van der Heijden, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2022.
de griffier de voorzitter
de griffier is buiten staatdeze beslissing te ondertekenen
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.