ECLI:NL:RBMNE:2022:5372

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
16/123278-20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van oplichting en witwassen door WhatsApp-fraude

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 december 2022 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van oplichting en eenvoudig witwassen. De zaak betreft een serie van WhatsApp-fraudes waarbij de verdachte zich voordeed als familielid van de slachtoffers en hen verleidde tot het overmaken van geld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen in de periode van 2 september 2017 tot en met 29 maart 2018 meerdere slachtoffers heeft opgelicht door zich voor te doen als een familielid in financiële nood. De slachtoffers werden benaderd via WhatsApp en verzocht om geld over te maken naar verschillende bankrekeningen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, waarbij rekening is gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de rechtbank de verdachte heeft veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de slachtoffers. De rechtbank heeft de vorderingen van enkele benadeelde partijen toegewezen, terwijl andere vorderingen niet-ontvankelijk zijn verklaard. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar heeft de bewezenverklaring van de oplichting en het witwassen gehandhaafd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/123278-20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 december 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1995] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 juni 2022 en 29 november 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Altena en van hetgeen mr. H. de Kroon, advocaat te Hilversum, namens verdachte, naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
in de periode van 2 september 2017 tot en met 29 maart 2018 te Barsingerhorn, Hillegom, Beesd en/of Hilversum, samen met een of meer anderen, meermalen, [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5] heeft opgelicht en bewogen tot afgifte van geldbedragen;
feit 2 primair
in de periode van 2 september 2017 tot en met 29 maart 2018 te Barsingerhorn, Hillegom, Beesd en/of Hilversum, samen met een of meer anderen, meerdere geldbedragen heeft witgewassen en van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt;
feit 2 subsidiair
in de periode van 2 september 2017 tot en met 29 maart 2018 te Barsingerhorn, Hillegom, Beesd en/of Hilversum, samen met een of meer anderen, meerdere geldbedragen, afkomstig uit eigen misdrijf, heeft witgewassen;

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 2 primair
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. De ten laste gelegde witgewassen bedragen zijn naar het oordeel van de rechtbank immers afkomstig uit eigen misdrijf, zoals blijkt uit de hiernavolgende bewezenverklaring van het onder 1 primair tenlastegelegde.
Bewijsmiddelen feit 1 en 2 subsidiair [1]
[benadeelde 1]heeft aangifte gedaan. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Plaats delict: [plaats] , gemeente Hollands Kroon.
Op 23 maart 2018 kreeg ik een whatsapp van mijn zus. Zij zei dat ze een nieuw nummer had en vroeg of ik druk was. Ik had mijn zus nog wat gevraagd en kreeg daar ook antwoord op. Toen mijn zus vroeg of ik ook storing had bij de bank ben ik nog gaan kijken of dat klopte. Ik ben op de site van de ABN Bank gaan kijken en zag dat er storing was. Mijn zus zit bij de ABN. Mijn zus vroeg mij of ik voor 16:00 uur geld voor haar kon overmaken. Ik heb vervolgens 886,58 euro en 988,25 euro overgemaakt. Allebei de betalingen moesten naar het ING-nummer: [rekeningnummer] ten name van [medeverdachte 1] ten name van [naam] . Dit heb ik gedaan. [2]
[benadeelde 2]heeft aangifte gedaan. Zij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Plaats delict: [plaats]
Op 23 maart 2018 kreeg ik een berichtje via WhatsApp op mijn telefoon van mijn broer, [B] . Hij gaf aan van provider te zijn veranderd en een nieuw telefoonnummer te hebben. Zijn “nieuwe” telefoonnummer was [telefoonnummer] . Er stond ook een foto van mijn broer met zijn vrouw bij het WhatsApp-bericht. Hij probeerde mij nog te bellen via WhatsApp maar dat lukte niet. Toen vroeg hij of ik ook een storing bij de bank had. Hij probeerde steeds geld over te maken maar kreeg steeds een foutmelding. Ik gaf aan dat ik geen problemen had bij de bank en toen vroeg hij of ik het geld over wilde maken want die bedragen moesten die dag nog betaald zijn.
Onbewust had ik denk ik toch wel alarmbellen dus ik gaf nog wel aan dat ik voor de zekerheid de naam van zijn vrouw en kinderen wilde. Daar kreeg ik gewoon de juiste antwoorden op en er werd ook niet moeilijk over gedaan. En toen heb ik op een gegeven moment toch het geld overgemaakt. Ik heb twee keer een bedrag overgemaakt. Een bedrag van Euro 875,00 en Euro 980,00 op naam van [medeverdachte 1] met bankrekeningnummer [rekeningnummer] . [3]
[benadeelde 3]heeft aangifte gedaan. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Plaats delict: [plaats] , gemeente Geldermalsen.
Op 26 maart 2018 kreeg ik een whatsapp bericht van een voor mij onbekend nummer. In dit bericht stond “hoi mark, dit is je zus”. Er werd aangegeven dat ze haar telefoon in de wasmachine had gehad en dat ze daarom nu een ander nummer had. Ik reageerde op 27 maart op de berichten. Er werd vervolgens gevraagd of ik ook storing bij de bank had. En of ik geld wilde overmaken, omdat ze voor 10 uur 2 rekeningen moest betalen. Ik vroeg om hoeveel het ging. Ze noemde vervolgens 2 bedragen een van 640,- euro en een van 750,- euro. Ik zei dat ik niet zo veel had. Er werd gevraagd om een over te maken. Dit heb ik vervolgens gedaan. Ik heb 654,84 overgemaakt op het volgende rekeningnummer [medeverdachte 1] [rekeningnummer] . [4]
[benadeelde 4]en
[benadeelde 5]hebben aangifte gedaan. Zij hebben onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Plaats delict: [plaats] .
Op 27 maart 2018 kregen wij een WhatsApp-bericht binnen. Deze persoon deed zich voor als mijn ( [A] ) vader voor. Achteraf blijkt het dat dit niet mijn vader was. Deze persoon zei dat zijn andere telefoon in de wasmachine was beland en dat hij een nieuw nummer had. Wat wij opvallend vinden is dat de profielfoto overeenkomt met de profielfoto van mijn echte vader. Ook viel het mij op dat de persoon ook dezelfde manier van whatsappen had als mijn vader. [5]
Vervolgens werd er aan mij ( [A] ) gevraagd of ik geld kon overmaken omdat de bank van deze persoon van wie ik dus dacht dat het mijn vader was storing had. Het eerste bedrag dat ik moest overmaken was € 743,84. Ik heb dit bedrag toen overgemaakt naar het volgende rekeningnummer: [medeverdachte 1] , [rekeningnummer] . Dit heb ik ook meteen gedaan. Er werd meteen gevraagd of ik ook een tweede rekening kon betalen. Dit was een bedrag van € 680,99. Dit heb ik ook meteen overgemaakt naar het volgende rekeningnummer: [medeverdachte 1] , [rekeningnummer] .
Na de tweede betaling kreeg ik meteen de vraag of ik nog een derde en laatste rekening kon betalen. Dit betrof een bedrag van 836,86. Dit bedrag heb ik ook meteen overgemaakt naar het volgende rekeningnummer: [medeverdachte 1] , [rekeningnummer] .
Mijn (Jeroen) bankrekeningnummer is: [rekeningnummer] . Vervolgens vroeg de man of ik ( [A] ) een bedrag van € 854,99 en € 728,99 kon overmaken aan [medeverdachte 4] , [rekeningnummer] . Deze bedragen heb ik (Jeroen) vervolgens overgemaakt. Deze betalingen zijn wel gelukt. [6]
Verbalisant [verbalisant]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
Op 5 juli 2018 heb ik, verbalisant, een aanvraag vordering verstrekking historische financiële gegevens verstuurd naar de ING bank om via deze wijze de transacties van rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [medeverdachte 1] , inzichtelijk te krijgen in de periode van 22 maart tot en met 28 maart 2018.
23 maart 2018 storting op de rekening van [medeverdachte 1] van 886,85 euro en 988,25 euro van rekening [rekeningnummer] ten name van [benadeelde 1] .
23 maart 2018 opname van 1850,00 euro bij een geldautomaat van ING aan de Bussummerstraat te Hilversum om 16:06 uur.
23 maart 2018 storting op de rekening van [medeverdachte 1] van 875,25 euro en 980,75 euro van rekening [rekeningnummer] ten name van [benadeelde 2] .
23 maart 2018 overboeking van 1800,00 euro naar rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [medeverdachte 2] .
27 maart 2018 storting op de rekening van [medeverdachte 1] van 654,84 euro van rekening [rekeningnummer] ten name van [benadeelde 3] .
27 maart 2018 storting op de rekening van [medeverdachte 1] van 680,99 euro en 743,84 euro van rekening [rekeningnummer] ten name van [benadeelde 4] .
27 maart 2018 storting op de rekening van [medeverdachte 1] van 836,86 euro van rekening [rekeningnummer] ten name van [benadeelde 4] / [benadeelde 5] .
27 maart 2018 opname van 350,- euro bij een ING automaat aan het Stationsplein te Hilversum om 20:04 uur.
28 maart 2018 overboeking van 1400,00 euro naar rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [medeverdachte 2] .
28 maart 2018 opname van 250,00 euro bij een geldautomaat van de Rabobank Gooi en Vecht om 20:38 uur.
28 maart 2018 opname van 100,50 euro bij een geldautomaat van de MH Shop 2 te Hilversum om 20:33 uur.
28 maart 2018 overschrijving van 1400,- euro naar tegenrekening [rekeningnummer] ten name van [medeverdachte 2] .
Ik, verbalisant, heb op 5 juli 2018 een aanvraag vordering verstrekking historische financiële gegevens op het rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [medeverdachte 2] verstuurd naar de ING bank om via deze wijze de bij- en afschrijvingen inzichtelijk te krijgen tussen 7 maart 2018 en 29 maart 2018.
8 maart 2018 storting op de rekening van [medeverdachte 2] van 1450,00 euro van tegenrekening [rekeningnummer] ten name van [medeverdachte 3] .
8 maart 2018 opname van 1000,00 bij een geldautomaat aan de Oosterengweg te Hilversum.
23 maart 2018 storting op de rekening van [medeverdachte 2] van 1800,00 van tegenrekening [rekeningnummer] ten name van [medeverdachte 1] .
23 maart 2018 opname van 100,00 euro, 500,00 euro en 400,00 euro bij een geldautomaat aan de Kapittelweg te Hilversum.
23 maart 2018 opname van 750,00 euro bij een geldautomaat aan de Oosterengweg te Hilversum.
28 maart 2018 storting op de rekening van [medeverdachte 2] van 1400,00 van tegenrekening [rekeningnummer] ten name van [medeverdachte 1] .
Op donderdag 24 januari 2019 heb ik, verbalisant, een aanvraag vordering verstrekking historische financiële gegevens op het rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [medeverdachte 4] verstuurd naar de ING bank om via deze wijze de bij- en afschrijvingen inzichtelijk te krijgen tussen 21 maart 2018 en 4 april 2018.
Op 28 maart 2018 storting op de rekening van [medeverdachte 4] van 854,99 euro en 728,99 euro van tegenrekening [rekeningnummer] ten name van [benadeelde 5] . [7]
[medeverdachte 2]is als verdachte gehoord. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
V: Maar dan slaan we een stuk over, want wat is er dan gebeurd met jouw
rekeningnummer?
A: Nou [medeverdachte 3] , een goede vriend van een vriend van mij, vroeg aan mij of zijn salaris op mijn rekening gestort mocht worden. Hij had op dat moment namelijk geen bankpas en wilde zijn geld opnemen. Ik heb dat bedrag voor hem in drie keer gepind. Ik dacht dat het in totaal om ongeveer 2000,- euro ging.
V: Vond je het niet vreemd dat hij dat aan jou vroeg in plaats van een familielid?
A: Ik heb [verdachte] wel eens gevraagd waarom [medeverdachte 3] dat geld liet storten. [verdachte] gaf toen aan dat het inderdaad ook zijn salaris is maar ook dat hij geld had van een erfenis van zijn oma. Dus dat had hij nodig voor de inrichting van zijn huisje waar hij plannen voor had. [8]
[medeverdachte 1]is als verdachte gehoord. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
V: Ik heb de mutatie gelezen van de door jou gedane melding in april 2018, maar ik zou graag nogmaals van jou willen horen hoe het allemaal begonnen is dat jij geld op je rekening liet storten door een ander. Wanneer is het begonnen?
A: Toen ik bij [bedrijf] kwam werken. Daar werkte een oude vriend van mij. [medeverdachte 3] heet hij.
Op een gegeven moment was de vraag of het salaris van [medeverdachte 3] naar mij gestort mocht worden. Hij had namelijk geen pinpas meer. Ik zou daar ook geld voor krijgen. Op een gegeven moment kwam er geld op mijn rekening. Ik had het namelijk goedgekeurd en stuurde hem op zijn verzoek een foto van mijn bankpas. Op een gegeven moment kwam er geld op mijn rekening. Ik moest mijn dag limiet verhogen om het eraf te kunnen halen. Ik deed dat omdat hij het contant van mij terug wilde hebben. Later is hij het bij mij op komen halen. Ik deed dit bij de ING in Hilversum. [9] [medeverdachte 3] kwam het geld met [medeverdachte 2] ophalen. De twee bedragen van 875,25 euro en 980,75 euro die op bovengenoemd document onder nummer twee (2) staan weggeschreven moest ik overmaken naar [medeverdachte 2] . Dat heb ik ook gedaan.
V: Op jouw papier staat bij nummer drie dat je op 27 maart weer geldbedrag van 654,84 kreeg. Had [medeverdachte 3] dit aangegeven?
A: Nee dat niet maar dat was voor hem geen verassing. Hij wist altijd hoeveel erop kwam. Van dit bedrag heb ik 4,84 naar mijn spaarrekening overgemaakt en een afgerond bedrag van 650,- euro gepind en aan [medeverdachte 3] gegeven. Ik sprak toen met hem af tegenover de Alloysius school. [medeverdachte 3] kwam toen met [verdachte] . [10]
[medeverdachte 1]is als verdachte gehoord. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
V: Ik heb de mutatie gelezen van de door jou gedane melding in april 2018, maar ik zou graag nogmaals van jou willen horen hoe het allemaal begonnen is dat jij geld op je rekening liet storten door een ander. Wanneer is het begonnen?
A: Toen ik bij [bedrijf] kwam werken. Daar werkte een oude vriend van mij. [medeverdachte 3] heet hij.
Op een gegeven moment was de vraag of het salaris van [medeverdachte 3] naar mij gestort mocht worden. Hij had namelijk geen pinpas meer. Ik zou daar ook geld voor krijgen. Op een gegeven moment kwam er geld op mijn rekening. Ik had het namelijk goedgekeurd en stuurde hem op zijn verzoek een foto van mijn bankpas. Op een gegeven moment kwam er geld op mijn rekening. Ik moest mijn dag limiet verhogen om het eraf te kunnen halen. Ik deed dat omdat hij het contant van mij terug wilde hebben. Later is hij het bij mij op komen halen. Ik deed dit bij de ING in Hilversum. [11] [medeverdachte 3] kwam het geld met [medeverdachte 2] ophalen. De twee bedragen van 875,25 euro en 980,75 euro die op bovengenoemd document onder nummer twee (2) staan weggeschreven moest ik overmaken naar [medeverdachte 2] . Dat heb ik ook gedaan.
V: Op jouw papier staat bij nummer drie dat je op 27 maart weer geldbedrag van 654,84 kreeg. Had [medeverdachte 3] dit aangegeven?
A: Nee dat niet maar dat was voor hem geen verrassing. Hij wist altijd hoeveel erop kwam. Van dit bedrag heb ik 4,84 naar mijn spaarrekening overgemaakt en een afgerond bedrag van 650,- euro gepind en aan [medeverdachte 3] gegeven. Ik sprak toen met hem af tegenover de Alloysius school. [medeverdachte 3] kwam toen met [verdachte] . [12]
[medeverdachte 4]is als verdachte gehoord. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik kreeg een Facebook-berichtje via de Messenger van een vriend. In dit bericht vroeg hij mij of ik wat geld voor hem wilde pinnen aangezien hij zijn pinpas kwijt was. Ik heb hem vervolgens mijn bankgegevens gegeven, en vroeg hem hoeveel het was wat ik moest gaan pinnen. Ik zag via internetbankieren dat er 1580 euro gestort was. Ik zei tegen die vriend dat ik het een hoog bedrag vond en dat ik dat niet ging pinnen, dat kon ik ook niet in een keer opnemen. Die vriend drong er nog wel op aan dat ik het moest opnemen. Omdat ik de boot afhield en pas na 17.00 uur geld kon pinnen vroeg ik hem om een rekeningnummer waar ik het naar over kon maken. Ik wilde dat geld niet meer op mijn rekening. Hierop gaf hij mij een ander rekeningnummer waar ik het bedrag naar over moest maken. Dit was rekeningnummer [C] , [rekeningnummer] .
V: Die vriend heet [verdachte] ?
A: Ja [verdachte] . [13]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 2 september 2017 tot en met 29 maart 2018 te Barsingerhorn (gemeente Hollands Kroon), Hillegom, Beesd (gemeente Geldermalsen) en Hilversum, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, na te noemen personen heeft bewogen tot de afgifte van na te noemen geldbedragen,
te weten:
- [benadeelde 1] tot afgifte van in totaal 1.875,10 euro
- [benadeelde 2] tot afgifte van in totaal 1.855 euro
- [benadeelde 3] tot afgifte van in totaal 654,84 euro
- [benadeelde 4] en [benadeelde 5] tot afgifte van in totaal 3.845,67 euro,
hebbende verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte(n) telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- informatie omtrent het privéleven en/of de sociale contacten van genoemde personen verzameld, en
- die personen telefonisch benaderd via WhatsApp-berichten,
- zich gepresenteerd onder een valse naam, en
- zich voorgedaan als familielid van die personen, en
- daarbij een foto gebruikt, en
- aangegeven dat dat familielid een spoedeisend financieel probleem had of een probleem met/storing bij het tele- of internetbankieren en vervolgens die persoon/personen om financiële hulp verzocht en verzocht om per omgaande een of meer rekeningen te betalen, en
- die personen een of meer bankrekeningnummer(s) doorgegeven waarop geld zou kunnen worden gestort en/of (nadere) instructies gegeven om geld over te maken naar een of meer door verdachte opgegeven bankrekeningnummer(s), en
- aldus via WhatsApp-berichten die personen benaderd en
zich voorgedaan als bona fide bekende van die personen en die personen misleid omtrent zogenaamd per omgaand ten behoeve van die bekende te verrichten financiële hulp en/of betaling(en),
waardoor die personen telkens werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
feit 2 subsidiair
hij in de periode van 2 september 2017 tot en met 29 maart 2018, te Hilversum, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens voorwerpen, te weten geldbedragen, namelijk
- 1.875,10 euro,
- 1.855 euro,
- 654,84 euro, en
- 2.261,69 euro
zijnde in totaal 6.646,63 euro,
heeft verworven en voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte, telkens wist dat die voorwerpen onmiddellijk afkomstig waren uit enig eigen misdrijf.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 en 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
feit 2 subsidiair
medeplegen van eenvoudig witwassen, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een taakstraf van 100 uren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het leven van verdachte er nu anders uitziet dan ten tijde van het tenlastegelegde. De moeder van verdachte was destijds ziek en verdachte zat in een emotioneel zware periode. Daarnaast is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht hiermee rekening te houden en te volstaan met een geheel voorwaardelijke taakstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft in een periode van zeven maanden vijf mensen opgelicht middels zogenoemde vriend-in-nood-fraude en meerdere geldbedragen witgewassen. Samen met anderen heeft verdachte de slachtoffers opgelicht en bewogen tot afgifte van geld door zich via WhatsApp voor te doen als een familielid in geldnood. Verdachte heeft bankrekeningen geregeld waar dit geld op gestort kon worden, waarna het geld snel werd opgenomen bij pinautomaten of doorgesluisd naar andere rekeningen. Hierdoor is het geld niet meer (goed) te traceren. Door het opnemen of doorsluizen van het geld is er tevens sprake van witwassen.
Het handelen van verdachte heeft financiële schade veroorzaakt voor de slachtoffers en hun vertrouwen geschaad. Verdachte heeft bovendien niet alleen schade veroorzaakt voor de slachtoffers, maar ook misbruik gemaakt van de personen die hun rekeningnummer aan hem beschikbaar stelden. Verdachte heeft zich kennelijk enkel laten leiden door eigen financieel gewin en heeft zich niet bekommerd om de gevolgen van zijn gedrag voor de slachtoffers en de samenleving. De rechtbank rekent dit alles verdachte aan.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 12 mei 2022 waaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten als de onderhavige.
Conclusie
Met betrekking tot de overschrijding van de redelijke termijn overweegt de rechtbank dat verdachte op 24 maart 2019 door de politie is verhoord. De rechtbank zal op 13 december 2022 uitspraak doen. Dit betekent dat de redelijke termijn met ruim 7 maanden is overschreden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding matiging van de op te leggen straf tot gevolg moet hebben.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van 60 uren passend en geboden is.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie.

9.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde 4]heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.261,69, bestaande uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
[benadeelde 5]heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.261,69, bestaande uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
[benadeelde 3]heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 654,84, bestaande uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
[benadeelde 1]heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.000,--. Dit bedrag bestaat uit € 1.875,10 materiële schade en € 124,90 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
[benadeelde 4]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele en hoofdelijke toewijzing van de vordering van [benadeelde 4] , vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[benadeelde 5]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering omdat de afgegeven bedragen afkomstig zijn van het rekeningnummer op naam van [benadeelde 4] .
[benadeelde 3]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele en hoofdelijke toewijzing van de vordering van [benadeelde 3] , vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[benadeelde 1]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele en hoofdelijke toewijzing van de vordering van [benadeelde 1] , vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
[benadeelde 4]
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vordering van [benadeelde 4] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
[benadeelde 5]
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vordering van [benadeelde 5] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
[benadeelde 3]
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vordering van [benadeelde 3] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
[benadeelde 1]
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vordering van [benadeelde 1] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
[benadeelde 4]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De materiële schade, bestaande uit een bedrag van
€ 2.261,69 is niet betwist en deugdelijk onderbouwd. De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 29 maart 2018 tot de dag van volledige betaling. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[benadeelde 5]
De rechtbank zal de benadeelde partij [benadeelde 5] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu niet, althans onvoldoende is gebleken van een direct verband tussen de gestelde schade en het onder 1 bewezen verklaarde feit. Het daadwerkelijk weggenomen en niet teruggestorte bedrag, waarvoor de schadevergoeding is gevorderd, is immers afkomstig van het rekeningnummer op naam van [benadeelde 4] . De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[benadeelde 3]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De materiële schade, bestaande uit een bedrag van
€ 654,84 is niet betwist en deugdelijk onderbouwd. De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 29 maart 2018 tot de dag van volledige betaling. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[benadeelde 1]
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadepost materiële schade ter hoogte van in totaal € 1.875,10 komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering tot dat bedrag hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 29 maart 2018 tot de dag van volledige betaling. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De vordering is voor het overige onvoldoende onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om de vordering voor dat deel nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 47, 57, 326 en 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 en 2 subsidiair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 en 2 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
60 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 30 dagen hechtenis;
Benadeelde partij [benadeelde 4]
- wijst de vordering van [benadeelde 4] toe tot een bedrag van € 2.261,69;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 4] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 maart 2018 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 4] aan de Staat € 2.261,69 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 maart 2018 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 32 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 5]
- verklaart [benadeelde 5] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [benadeelde 3]
- wijst de vordering van [benadeelde 3] toe tot een bedrag van € 654,84;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 maart 2018 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 3] aan de Staat € 654,84 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 maart 2018 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 13 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 1]
- wijst de vordering van [benadeelde 1] toe tot een bedrag van € 1.875,10;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 maart 2018 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [benadeelde 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1] aan de Staat € 1.875,10 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 maart 2018 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 28 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Hebly, voorzitter, mrs. H. den Haan en J. Wiersma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.S.A. Nahumury, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 december 2022.
Mr. Wiersma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij (op verschillende tijdstippen) in of omstreeks de periode van 23 maart 2018 tot en met 29 maart 2018
te Barsingerhorn (gemeente Hollands Kroon), Hillegom, Beesd (gemeente Geldermalsen) en/of Hilversum, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal
(telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
na te noemen persoon/personen heeft bewogen tot de afgifte(n) van na te noemen
geldbedragen,
te weten:
- [benadeelde 1] tot afgifte van (in totaal) 1.875,10 euro
- [benadeelde 2] tot afgifte van (in totaal) 1.855 euro
- [benadeelde 3] tot afgifte van (in totaal) 654,84 euro
- [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] tot afgifte van (in totaal) 3.845,67 euro, althans 2.261,69 euro
hebbende verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte(n), althans alleen, (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (telkens)
- informatie omtrent het privéleven en/of de sociale contacten van genoemde persoon/personen verzameld, en/of
- die persoon/personen (telefonisch) benaderd via WhatsApp-berichten, althans door middel van electronisch berichtenverkeer, en/of jegens die persoon/personen
- zich gepresenteerd onder een valse naam, en/of
- zich voorgedaan als familielid of vriend(in) of bekende van die persoon/personen, en/of
- daarbij een foto gebruikt/meegestuurd van die bekende, en/of
- aangegeven dat die bekende een (spoedeisend) financieel probleem had of een probleem met/storing bij het tele- of internetbankieren en/of (vervolgens) die persoon/personen om (financiële) hulp verzocht en/of verzocht om (per omgaande) een of meer rekeningen te betalen, en/of
- ( tevens) daarbij aangegeven dat die persoon/personen dat geld contant kon(den) krijgen en/of na het voorschieten/betalen direct terugbetaald zou(den) worden, en/of
- die persoon/personen een of meer bankrekeningnummer(s) doorgegeven waarop geld zou kunnen worden gestort en/of (nadere) instructies gegeven om geld over te maken naar een of meer door verdachte opgegeven bankrekeningnummer(s), en/of
- ( aldus) via WhatsApp-berichten/electronisch berichtenverkeer die persoon/personen benaderd/verrast en/of
zich voorgedaan als bona fide bekende van die persoon/personen en/of die persoon/personen misleid omtrent (zogenaamd) per omgaand ten behoeve van die bekende te verrichten financiële hulp en/of betaling(en),
waardoor die persoon/personen (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
2
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 maart 2018 tot en met 29 maart 2018, te Hilversum, Barsingerhorn (gemeente Hollands Kroon), Hillegom en/of Beesd (gemeente Geldermalsen), althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (van) (een) voorwerp(en), te weten enig(e) geldbedrag(en), namelijk
(ongeveer)
- 1875,10 euro,
- 1.855 euro,
- 654,84 euro, en/of
- 2.261,69 euro
zijnde in totaal (ongeveer) 6.646,63 euro, in elk geval (telkens) enig(e) geldbedrag(en),
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den)
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij (telkens) wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk, - onmiddellijk of middellijk - afkomstig wasn uit enig misdrijf;
lid 1
- en hij, verdachte, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 maart 2018 tot en met 29 maart 2018, te Hilversum, Barsingerhorn (gemeente Hollands Kroon), Hillegom en/of Beesd (gemeente Geldermalsen), althans in Nederland (telkens) (van) (een) voorwerp(en), te weten enig(e) geldbedrag(en), namelijk (ongeveer)
- 1875,10 euro,
- 1.855 euro,
- 654,84 euro, en/of
- 2.261,69 euro
zijnde in totaal (ongeveer) 6.646,63 euro, in elk geval (telkens) enig(e) geldbedrag(en)
heeft verborgen en/of verhuld en/of verworven en/of voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte, (telkens) wist dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig eigen misdrijf.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 22 juli 2019, genummerd PL0900-2019218640, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 170. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 13.
3.Pagina 23.
4.Pagina 32.
5.Pagina 41.
6.Pagina 42.
7.Pagina 78.
8.Pagina 82.
9.Pagina 96.
10.Pagina 97.
11.Pagina 96.
12.Pagina 97.
13.Pagina 106.