In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 14 december 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een besloten vennootschap, eiseres, en een gedaagde die in een huurwoning verbleef. De eiseres vorderde ontruiming van de woning vanwege overlast die door de gedaagde zou zijn veroorzaakt. De procedure begon met een dagvaarding op 18 november 2022, gevolgd door een mondelinge behandeling op 30 november 2022. De huurovereenkomst betrof een woonruimte in Utrecht, met een huurprijs van € 1.215,00 per maand, inclusief nutsvoorzieningen. Eiseres stelde dat gedaagde in gebreke was gebleven met betalingen en dat er sprake was van overlast voor omwonenden. Gedaagde voerde verweer en stelde dat hij de woning uiterlijk 28 december 2022 zou verlaten.
De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang voor de ontruiming, gezien de overlast die door gedaagde was veroorzaakt. De rechter achtte het aannemelijk dat in een bodemprocedure de huurovereenkomst zou worden ontbonden en de ontruiming zou worden bevolen. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met de verplichting voor gedaagde om de woning uiterlijk op 28 december 2022 te verlaten. Daarnaast werd gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurpenningen en de proceskosten. De vordering tot betaling van een geldsom voor energiekosten werd afgewezen, omdat de hoogte van de vordering niet voldoende was onderbouwd. De proceskosten werden aan gedaagde opgelegd, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.