ECLI:NL:RBMNE:2022:5369

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
16/128174-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 20-jarige man voor wapenhandel en het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen

Op 14 december 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een 20-jarige man veroordeeld voor het samen met een ander overdragen en voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen en bijbehorende munitie. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het voorhanden hebben van andere vuurwapens, tasers, peperspray en messen. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De zaak is behandeld op de terechtzittingen van 2 september en 30 november 2022, waarbij de verdachte aanwezig was. De officier van justitie, mr. N.T.R.M. Franken, heeft de vordering en standpunten gepresenteerd, terwijl de verdediging werd gevoerd door mr. L. de Leon. De rechtbank oordeelde dat de verdachte weliswaar wist van de aanwezigheid van de wapens, maar niet voldoende beschikkingsmacht had over de wapens die in een woning waren aangetroffen, wat leidde tot vrijspraak voor dat onderdeel van de tenlastelegging. De rechtbank concludeerde dat de verdachte samen met een ander een automatisch machinepistool en munitie heeft overgedragen en dat hij van de handel in wapens een beroep heeft gemaakt. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jonge leeftijd en eerdere strafblad. De rechtbank legde een gevangenisstraf op die in lijn is met de oriëntatiepunten van de rechtspraak voor soortgelijke zaken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/128174-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 december 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [2000] in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] in [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 2 september 2022 en 30 november 2022. Op laatstgenoemde datum is de strafzaak inhoudelijk behandeld. Verdachte was bij de inhoudelijke aanwezig, waardoor juridisch gezien sprake is van een procedure op tegenspraak.
Tijdens de inhoudelijke behandeling heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. N.T.R.M. Franken, en van dat wat door verdachte en zijn raadsman, mr. L. de Leon, advocaat te Utrecht, naar voren is gebracht.
De inhoudelijke behandeling vond gelijktijdig plaats, maar niet gevoegd, met de behandeling van de strafzaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] (16/143518-22) en [medeverdachte 2] (16/148192-22).

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte van drie strafbare feiten. Deze verdenking staat beschreven in de tenlastelegging. De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Kort en feitelijk weergegeven, komt de verdenking er op neer dat verdachte:
Feit 1:
in of omstreeks de periode van 9 mei 2022 tot en met 10 mei 2022 in Utrecht, samen met een of meer anderen, een automatisch machinepistool (merk: Ingram, type: Mac 11, kaliber: 0.380 ACP) en ongeveer 200 stuks munitie (kaliber: 0.380 ACP) heeft overgedragen en/of voorhanden heeft gehad.
Feit 2:
op meerdere tijdstippen in de periode van 9 mei 2022 tot en met 3 juni 2022 in Utrecht, samen met een of meer anderen, in wapens van categorie II en/of categorie III van de Wet wapens en munitie heeft gehandeld, terwijl hij hiervan een gewoonte of beroep heeft gemaakt.
Feit 3:
in of omstreeks de periode van 9 mei 2022 tot en met 3 juni 2022 in Utrecht, samen met een of meer anderen, een aanvalsgeweer dat geschikt is om automatisch te vuren (merk: SA, type: VZ 58, kaliber: 7.62 x 39mm) en een aanvalsgeweer (merk: Sten Gun, type: MK II, kaliber: 9 x 19mm), alsmede 30 stuks scherpe patronen (kaliber: 7.62 x 39mm) en 10 stuks scherpe patronen (kaliber: 9mm) voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

Aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging te schorsen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat het onder feit 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen is. In de visie van de officier van justitie is verdachte de gebruiker van het Telegramaccount [Telegramaccount 1] en heeft hij -samen met een ander- wapens en munitie voorhanden gehad en overgedragen (feit 1), terwijl hij van dat overdragen een beroep heeft gemaakt (feit 2). In de visie van de officier van justitie geldt ook voor de vuurwapens die zijn aangetroffen in de woning aan de [straat] dat verdachte die samen met een of meer anderen voorhanden heeft gehad (feit 3). Met betrekking tot deze wapens heeft de officier van justitie betoogd dat, hoewel verdachte geen zelfstandige toegang tot deze woning had, zijn beschikkingsmacht over de vuurwapens kan worden afgeleid uit -kort gezegd- de rol die verdachte heeft gespeeld bij de tweede pseudokoop op 22 mei 2022.
Dat verdachte van de handel in wapens een gewoonte zou hebben gemaakt, is volgens de officier van justitie niet wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie heeft dan ook gevorderd dat verdachte van dit onderdeel wordt vrijgesproken (feit 2). Evenmin acht de officier van justitie het deel van de tenlastegelegde periode te bewijzen dat ligt na de aanhouding van verdachte op 23 mei 2022 (feit 2 en feit 3), zodat zij partiële vrijspraak daarvan vordert.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ter terechtzitting heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte enkel heeft opgetreden als verkoper van het automatische machinepistool op 10 mei 2022 (feit 1) en is verder niet wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte van de handel in wapens een gewoonte of beroep heeft gemaakt (feit 2). Daarnaast heeft de raadsman betoogd dat niet wettig en overtuigend te bewijzen is dat verdachte de wapens uit de [straat] bewust voorhanden heeft gehad, nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte enige beschikkingsmacht heeft gehad over deze wapens (feit 3). De raadsman heeft voor die onderdelen van het ten laste gelegde gevraagd om verdachte vrij te spreken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak: ten aanzien van feit 3
Voor een bewezenverklaring van het opzettelijk voorhanden hebben van de vuurwapens, aangetroffen in de woning aan de [straat] , is vereist dat verdachte (i.) wist van de aanwezigheid van de wapens en ook (ii.) dat deze wapens zich binnen zijn machtssfeer bevonden. Het is aan het Openbaar Ministerie om voldoende feiten en omstandigheden aan te dragen, op basis waarvan de rechtbank deze vaststelling kan doen. In onderhavige zaak is de rechtbank van oordeel dat verdachte wel wist van de aanwezigheid van de wapens, maar heeft zij niet de overtuiging gekregen dat verdachte in voldoende mate over deze wapens kon beschikken. Verdachte had immers geen zelfstandige toegang tot de woning aan de [straat] en het dossier biedt ook anderszins onvoldoende aanknopingspunten om vast te stellen dat verdachte over de wapens heeft kunnen beschikken. Anders dan de officier van justitie, acht de rechtbank de enkele aanwezigheid van verdachte bij de tweede pseudokoop op 22 mei 2022 daartoe onvoldoende redengevend, omdat niet vastgesteld kan worden dat verdachte op dat moment (wel) de beschikkingsmacht had over één of meer van de aangetroffen wapens. Verdachte zal daarom van feit 3 worden vrijgesproken.
Het bewijs voor de feiten 1 en 2 [1]
De hierna weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Inleiding
In het onderzoek Koriander, een onderzoek uit Den Haag waarin Telegramgroepen werden gemonitord, werd in mei 2020 geconstateerd dat een gebruiker met de naam “ [Telegramaccount 2] ” vuurwapens te koop aanbiedt. Op 10 mei 2022 heeft er een pseudokoop plaatsgevonden. Van [Telegramaccount 2] wordt een Ingram Mac 11 machinepistool aangeschaft. Omdat die koop plaatsvindt in Utrecht, is in Utrecht vervolgens onderzoek 31Tijm22 gestart. Daarnaast is er nog een onderzoek Braam22 waar restinformatie is uitgekomen. Die restinformatie is aan Utrecht ter beschikking gesteld voor het onderzoek 31Tijm22.
Pseudokoop op 10 mei 2022
Op 9 mei 2022 plaatst verbalisant [verbalisant 1] in de openbare Telegramgroep, genaamd “ [Telegramgroep] ”, een afbeelding waar een hoeveelheid contant geld op te zien is. Bij de afbeelding plaatst de verbalisant de tekst “ [bericht] ”. Enkele minuten later wordt er een privégesprek met de verbalisant aangegaan door een Telegramgebruiker met de accountnaam “ [Telegramaccount 2] ”. Direct nadat het privégesprek wordt geopend, stuurt [Telegramaccount 2] diverse afbeeldingen en een kort videofragment naar de verbalisant, waar -onder andere- een automatisch machinepistool op te zien valt. De verbalisant benoemt het wapen als een “Mac 11” en maakt een afspraak met [Telegramaccount 2] om het vuurwapen met vier doosjes patronen te kopen voor een bedrag van 5.500,- euro. [2] [Telegramaccount 2] stuurt aan de verbalisant dat “het item elders ligt” en dat hij “of zijn maat” de volgende dag kan afspreken. [3]
Op 10 mei 2022 stuurt [Telegramaccount 2] aan de verbalisant dat “het item is opgehaald” en dat de verbalisant contact moet opnemen met het account “ [Telegramaccount 1] ”. [4] De gebruiker van het Telegramaccount [Telegramaccount 1] geeft aan dat hij niet [Telegramaccount 2] is, maar dat hij “samen met hem werkt”. Ook geeft [Telegramaccount 1] aan dat de transactie van het vuurwapen om 20.00 uur zal plaatsvinden op het adres “ [straat] in [woonplaats] ”. [5] Wanneer de verbalisant aangeeft dat hij liever niet naar de [straat] in [woonplaats] komt, stuurt [Telegramaccount 1] dat hij daar “met [Telegramaccount 2] is”. Uiteindelijk vindt de ontmoeting plaats in de buurt van de [straat] , te weten op het perceel van het Park Plaza Hotel in Utrecht. [6]
Op 10 mei 2022 omstreeks 20.40 uur bevinden de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zich onder de brug bij het Park Plaza Hotel in Utrecht. Aldaar zien zij een voor hen onbekende man met een zwarte rugtas op zijn rug. Zij zien dat de onbekende man hen tegemoet loopt, bij hen achter in het voertuig stapt en de zwarte tas op de achterbank legt. De verbalisanten horen de man zeggen dat het automatische vuurwapen, inclusief 200 patronen, in de zwarte tas zit. Wanneer de verbalisanten in de tas kijken, zien zij het automatische vuurwapen, inclusief een langwerpig patroonmagazijn en een blauwe tas, gevuld met patronen. Zij constateren dat het vuurwapen overeenkomt met de door [Telegramaccount 2] en [Telegramaccount 1] aan hen gestuurde foto- en videoberichten. [7]
Vervolgens horen de verbalisanten de onbekende man zeggen dat hij en [Telegramaccount 2] “eerlijke zaken doen”. Op de vraag van verbalisanten of de onbekende man [Telegramaccount 2] is, antwoordt de onbekende man dat hij niet [Telegramaccount 2] is, maar dat “hij zaken doet met [Telegramaccount 2] ” en ook dat “ [Telegramaccount 2] hier in de buurt is”. [8]
Nadat de pseudokoop is afgerond, stapt de onbekende man uit het voertuig van de verbalisanten en loopt weg. Een observatieteam van de politie volgt de verkoper van het vuurwapen en neemt waar dat een tweede man zich bij de verkoper van het vuurwapen voegt. Gezamenlijk lopen zij weg in de richting van het Moskeeplein. [9] Aan de hand van een door het tactisch team ter beschikking gestelde foto wordt de man die met de verkoper meeloopt, herkend als de medeverdachte [medeverdachte 1] . Aan de hand van een foto in de politiesystemen wordt de verkoper van het vuurwapen geïdentificeerd als [verdachte] , te weten verdachte. [10]
Het vuurwapen dat op 10 mei 2022 door verbalisanten is aangeschaft, wordt onderworpen aan forensisch onderzoek. Uit het onderzoek volgt dat het wapen (goednummer: 2992582) een automatisch machinepistool (merk: Ingram; model: Mac 11; kaliber .380 ACP) betreft en een wapen betreft als bedoeld in categorie II sub 2 WWM. [11] Verder is de blauwe tas gevuld met munitie (goednummer: 2992606) en volgt uit het forensisch onderzoek dat het gaat om 197 scherpe patronen van het kaliber .380 ACP (categorie III WWM). [12]
Pseudokoop op 22 mei 2022
De verbalisanten krijgen de opdracht om andermaal contact te maken met [Telegramaccount 2] en opnieuw toe te werken naar een pseudokoop. In het contact met de verbalisanten stuurt [Telegramaccount 2] onder andere: “morgen kan ik niet, dan komt [Telegramaccount 1] weer”. [13] Uiteindelijk maken de verbalisanten een afspraak met [Telegramaccount 2] om op 22 mei 2022 een tweetal vuurwapens (een “VZ” en een “Sten”) en twee doosjes munitie te kopen, voor een bedrag van 11.250,- euro. [14] Wanneer de verbalisanten opnieuw op het perceel van Park Plaza staan te wachten, ontvangen zij een afbeelding van de achterzijde van hun voertuig met het bericht dat zij “niet alleen zijn” en dat daarom de transactie niet kan plaatsvinden. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij die afbeelding heeft gemaakt en naar [Telegramaccount 2] heeft gestuurd. [15]
Identiteit van de gebruikers van de Telegramaccounts [Telegramaccount 2] en [Telegramaccount 1]
Verdachte heeft ten overstaan verbalisanten van de politie op 27 juli 2022 een verklaring afgelegd over zijn eigen rol in de verkoop van de Ingram Mac 11 en de identiteit van de gebruiker van de Telegramaccounts. In een over dit verhoor opgemaakt proces-verbaal valt te lezen dat verdachte erkent de verkoper van de Ingram Mac 11 te zijn, dat hij voor de verkoop een bedrag van 1.500,- euro heeft gekregen en ook dat hij de gebruiker is van het Telegramaccount [Telegramaccount 1] . Daarnaast heeft verdachte verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 1] de gebruiker is van het Telegramaccount [Telegramaccount 2] . [16] Verdachte is op de terechtzitting bij deze verklaring gebleven. [17]
Overweging met betrekking tot het bewijs
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank komt tot de conclusie dat zij op basis van de redengevende feiten en omstandigheden -die volgen uit de bewijsmiddelen zoals genoemd in de voetnoten- de overtuiging heeft gekregen dat verdachte de gebruiker is van het Telegramaccount [Telegramaccount 1] . Verdachte heeft dienaangaande ook een bekennende verklaring afgelegd. Daarmee is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 10 mei 2022 -samen met een ander, te weten met [Telegramaccount 2] - een automatisch machinepistool (een Ingram, model Mac 11) en ongeveer 200 stuks munitie heeft overgedragen en voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of verdachte (samen met een ander) -kort gezegd-
van het verhandelen van wapens een beroep en/of een gewoonte heeft gemaakt. De Hoge Raad verwijst bij de uitleg van ‘beroep’ naar de Memorie van Toelichting waaruit volgt dat het gaat om de wil om eenzelfde feit stelselmatig uit winstbejag, of om in het onderhoud te voorzien, te begaan. Daarvoor kan één daad voldoende zijn, mits deze wijst op het vaste voornemen hetzelfde feit nogmaals te begaan met het oog op financieel gewin
(ECLI:NL:HR:2007:BA5040). Het kenmerkende van de gewoonte ligt in de herhaling, waarbij de duur en de omvang meewegen.
Uit de bevindingen omtrent de tweede (gepoogde) pseudokoop op 22 mei 2022 leidt de rechtbank af dat verdachte opnieuw samen met [Telegramaccount 2] heeft geprobeerd om vuurwapens te verkopen. Hieruit volgt dat verdachte samen met [Telegramaccount 2] het vaste voornemen had om nogmaals wapens te verkopen met het oog op financieel gewin. Gelet hierop komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte samen met [Telegramaccount 2] met de verkoop van de Ingram Mac11, een beroep heeft gemaakt van de handel in wapens (feit 2).
Uit het onderzoek Braam22 komen verschillende berichten/foto’s van [Telegramaccount 2] naar voren over andere wapens die hij aanbood. Anders dan de officier van justitie heeft betoogd, is onvoldoende vast komen te staan dat die wapens door [Telegramaccount 2] (samen met verdachte) daadwerkelijk zijn overgedragen. De bewezenverklaring voor wapenhandel ziet dan ook voor de overdracht enkel op de Ingram Mac 11. Dat verdachte van de handel in vuurwapens ook een gewoonte heeft gemaakt, is naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende gebleken, zodat verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1:
in de periode van 9 mei 2022 tot en met 10 mei 2022 te Utrecht tezamen en in vereniging met een andereen wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een automatisch machinepistool, van het merk Ingram, type Mac 11, kaliber 0.380 ACP, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren, en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten ongeveer 200 stuks munitie, kaliber 0.380 ACP, heeft overgedragen en voorhanden heeft gehad;
Feit 2:
in de periode van 27 april 2022 tot en met 23 mei 2022 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een andereen wapen van categorie II van de Wet wapens en munitie, heeft overgedragen terwijl hij van dit feit een beroep heeft gemaakt;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
Ten aanzien van het wapen:
Medeplegen van handelen in strijd artikel 31, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
en;
Ten aanzien van de munitie:
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 31, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Feit 2:
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 31, eerste lid van de Wet wapens en munitie, en van het in strijd met de wet verhandelen van wapens een beroep heeft gemaakt.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar wordt opgelegd, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft gevraagd om toepassing te geven aan het adolescentenstrafrecht en te volstaan met een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De rechtbank acht bewezen dat verdachte -samen met een ander- zich schuldig heeft gemaakt aan wapenhandel, waarbij verdachte van dit verhandelen van wapens een beroep heeft gemaakt. Door aldus te handelen heeft verdachte een bijdrage geleverd aan de ongecontroleerde verspreiding van wapens en munitie in de Nederlandse samenleving, wat onaanvaardbare risico’s voor de veiligheid van personen met zich brengt. Dergelijk handelen heeft regelmatig bijgedragen aan vuurwapenincidenten, waarbij niet zelden dodelijke slachtoffers te betreuren zijn. Dit leidt tot algemene gevoelens van onveiligheid in de maatschappij en daar dient dan ook met kracht tegen te worden opgetreden. De overdracht van het wapen gebeurde daarnaast op straat, midden in het centrum van Utrecht, dichtbij het centraal station. Dat verdachte zich enkel heeft beziggehouden met zijn eigen financiële gewin en zich op geen enkel moment heeft bekommerd om de potentiële gevolgen van zijn handelen, rekent de rechtbank hem aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie op naam van verdachte van 21 oktober 2022. Uit dit uittreksel blijkt dat verdachte in 2018 een straf heeft gekregen van het Openbaar Ministerie voor het voorhanden hebben van een busje traangas. Verdachte heeft de aan hem opgelegde taakstraf voldaan en is verder niet noemenswaardig met politie en/of justitie in aanraking geweest. Het strafblad van verdachte weegt de rechtbank dan ook niet in strafverzwarende zin mee.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de rapportage van Reclassering Nederland van 9 november 2022. Uit deze rapportage leidt de rechtbank af dat de reclassering heeft geconstateerd dat verdachte zelfredzaam is, op een voldoende volwassen niveau functioneert en ook over genoeg handelingsvaardigheden beschikt. Naar de beoordeling van de reclassering is berechting via het volwassenstrafrecht dan ook het meest passend. De rechtbank zal -anders dan de raadsman heeft gevraagd- dit advies overnemen en geen toepassing geven aan het adolescentenstrafrecht.
Oplegging van straf
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gelet op de door de rechtspraak gehanteerde oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het voorhanden hebben en overdragen van een automatisch vuurwapen (in een openbare ruimte) geldt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden. In deze zaak heeft verdachte niet enkel samen met een ander een dergelijk wapen voorhanden gehad, in de openbare ruimte, maar heeft hij dit wapen samen met die ander ook nog eens met een financieel oogmerk overgedragen en was het wapen (praktisch) schietklaar. Verdachte heeft zich samen met die ander ook schuldig gemaakt aan beroepsmatige wapenhandel.
Naar het oordeel van de rechtbank kan -gelet op de ernst van de te bewezen verklaren strafbare feiten- met geen lichtere straf worden volstaan dan met straf die vrijheidsbeneming met zich brengt. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Omdat de rechtbank tot een beperkte bewezenverklaring komt dan door de officier van justitie is gevorderd, zal de rechtbank aan verdachte een kortere onvoorwaardelijke straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de nog relatief jonge leeftijd van verdachte.
De rechtbank acht, alles overziend, de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden passend en geboden. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat een deel van 10 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij verdachte opnieuw een strafbaar feit begaat. Op deze wijze wordt enerzijds uiting gegeven aan de ernst van de te bewezen verklaren feiten en anderzijds aan het belang van speciale preventie. Ook zal de rechtbank bepalen dat de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht, wordt afgetrokken van het onvoorwaardelijke deel van voornoemde straf.
Ten slotte bepaalt de rechtbank dat de tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf volledig zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidsstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

9.BESLAG

De rechtbank is van oordeel dat het strafdossier aanleiding biedt om te veronderstellen dat het hierna genoemde inbeslaggenomen -en niet teruggegeven- voorwerp als baat is verkregen uit de te bewezen verklaren strafbare feiten of daartoe is gebruikt. De rechtbank zal daarom de inbeslaggenomen mobiele telefoon (goednummer: 721880) verbeurd verklaren. Ook zal de rechtbank toepassing geven aan artikel 34 van het Wetboek van Strafrecht en de door verdachte verkregen 1.500,- euro verbeurd verklaren.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen:
  • 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 34, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 26, 31 en 55 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 10 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • 1 STK Telefoontoestel (721880);
  • 1 STK Geldbedrag, door de rechtbank geschat op 1.500,- euro, overeenkomstig artikel 34 van het Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter, mr. N.M. Spelt en mr. N.M.H. van Ek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.B. Venema, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 december 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 9 t/m 10 mei 2022 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een automatisch machinepistool, van het merk Ingram, type Mac 11, kaliber 0.380 ACP, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren, en/of munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten (ongeveer) 200 stuks munitie, kaliber 0.380 ACP, heeft overgedragen en/of voorhanden heeft gehad;
(art 31 lid 1 Wet wapens en munitie, art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)
Feit 2:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 april 2022 tot en met 23 mei 2022 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer wapen(s) van categorie II en III van de Wet wapens en munitie, heeft overgedragen en/of zonder erkenning in de uitoefening van een bedrijf heeft verhandeld terwijl hij van dit feit een beroep of gewoonte heeft gemaakt;
(art 31 lid 1 Wet wapens en munitie, art 55 lid 3 Wet wapens en munitie, art 55 lid 4 Wet wapens en munitie)
Feit 3:
hij in of omstreeks de periode van 9 mei 2022 tot en met 3 juni 2022 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een aanvalsgeweer, van het merk SA, type VZ 58, kaliber 7.62 x 39 mm, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren en/of een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een aanvalsgeweer, van het merk Sten Gun, type MK II, kaliber 9x19 mm, en/of munitie van de categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 10 scherpe patronen, kaliber 9 mm, en/of 30 scherpe patronen, kaliber 7.62 x 39 mm voorhanden heeft gehad;
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit -tenzij anders aangegeven- pagina’s van op ambtseed of -belofte opgemaakte processen-verbaal. De processen-verbaal zijn allemaal in de wettelijke vorm opgemaakt en als bijlage opgenomen bij het proces-verbaalnummer: PL0900-2022138910 (p. 1 tot en met 464) en het bijbehorende forensisch dossier (p. 1 tot en met 156).
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 8.
3.Een geschrift, te weten een afbeelding van een Telegramgesprek, p. 26.
4.Een geschrift, te weten een afbeelding van een Telegramgesprek, p. 35 en 37.
5.Een geschrift, te weten een afbeelding van een Telegramgesprek, p. 42 tot en met 45.
6.Een geschrift, te weten een afbeelding van een Telegramgesprek, p. 53.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 10.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 11.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 428.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 429.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 55 en proces-verbaal van bevindingen bij het forensisch dossier, p. 62.
12.Proces-verbaal van bevindingen bij het forensisch dossier, p. 63.
13.Een geschrift, te weten een afbeelding van een Telegramgesprek, p. 358.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 339.
15.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 november 2022.
16.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte op 27 juli 2022, p. 460 en 461.
17.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 november 2022.