4.3Het oordeel van de rechtbank
In het onderzoek Koriander, een onderzoek uit Den Haag waarin Telegramgroepen werden gemonitord, werd in mei 2020 geconstateerd dat een gebruiker met de naam “ [Telegramaccount 1] ” vuurwapens te koop aanbiedt. Op 10 mei 2022 heeft er een pseudokoop plaatsgevonden. Van [Telegramaccount 1] wordt een Ingram Mac 11 machinepistool aangeschaft. Omdat die koop plaatsvindt in Utrecht, is in Utrecht vervolgens onderzoek 31Tijm22 gestart. Daarnaast is er nog een onderzoek Braam22 waar restinformatie is uitgekomen. Die restinformatie is aan Utrecht ter beschikking gesteld voor het onderzoek 31Tijm22.
De hierna weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
In het bijzonder ten aanzien van feit 1 en feit 2
Pseudokoop op 10 mei 2022
Op 9 mei 2022 plaatst verbalisant [verbalisant 1] in de openbare Telegramgroep, genaamd “ [Telegram groep] ”, een afbeelding waar een hoeveelheid contant geld op te zien is. Bij de afbeelding plaatst de verbalisant de tekst “ [bericht] ”. Enkele minuten later wordt er een privégesprek met de verbalisant aangegaan door een Telegramgebruiker met de accountnaam “ [Telegramaccount 1] ”. Direct nadat het privégesprek wordt geopend, stuurt [Telegramaccount 1] diverse afbeeldingen en een kort videofragment naar de verbalisant, waar -onder andere- een automatisch machinepistool op te zien valt. De verbalisant benoemt het wapen als een “Mac 11” en maakt een afspraak met [Telegramaccount 1] om het vuurwapen met vier doosjes patronen te kopen voor een bedrag van 5.500,- euro.[Telegramaccount 1] stuurt aan de verbalisant dat “het item elders ligt” en dat hij “of zijn maat” de volgende dag kan afspreken.
Op 10 mei 2022 stuurt [Telegramaccount 1] aan de verbalisant dat “het item is opgehaald” en dat de verbalisant contact moet opnemen met het account “ [Telegramaccount 2] ”.De gebruiker van het Telegramaccount [Telegramaccount 2] geeft aan dat hij niet [Telegramaccount 1] is, maar dat hij “samen met hem werkt”. Ook geeft [Telegramaccount 2] aan dat de transactie van het vuurwapen om 20.00 uur zal plaatsvinden op het adres “ [straat] in Utrecht”.Wanneer de verbalisant aangeeft dat hij liever niet naar de [straat] in Utrecht komt, stuurt [Telegramaccount 2] dat hij daar “met [Telegramaccount 1] is”. Uiteindelijk vindt de ontmoeting plaats in de buurt van de [straat] , te weten op het perceel van het Park Plaza Hotel in Utrecht.
Op 10 mei 2022 omstreeks 20.40 uur bevinden de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zich onder de brug bij het Park Plaza Hotel in Utrecht. Aldaar zien zij een voor hen onbekende man met een zwarte rugtas op zijn rug. Zij zien dat de onbekende man hen tegemoet loopt, bij hen achter in het voertuig stapt en de zwarte tas op de achterbank legt. De verbalisanten horen de man zeggen dat het automatische vuurwapen, inclusief 200 patronen, in de zwarte tas zit. Wanneer de verbalisanten in de tas kijken, zien zij het automatische vuurwapen, inclusief een langwerpig patroonmagazijn en een blauwe tas, gevuld met patronen. Zij constateren dat het vuurwapen overeenkomt met de door [Telegramaccount 1] en [Telegramaccount 2] aan hen gestuurde foto- en videoberichten.
Vervolgens horen de verbalisanten de onbekende man zeggen dat hij en [Telegramaccount 1] “eerlijke zaken doen”. Op de vraag van verbalisanten of de onbekende man [Telegramaccount 1] is, antwoordt de onbekende man dat hij niet [Telegramaccount 1] is, maar dat “hij zaken doet met [Telegramaccount 1] ” en ook dat “ [Telegramaccount 1] hier in de buurt is”.
Nadat de pseudokoop is afgerond, stapt de onbekende man uit het voertuig van de verbalisanten en loopt weg. Een observatieteam van de politie volgt de verkoper van het vuurwapen en neemt waar dat een tweede man zich bij de verkoper van het vuurwapen voegt. Gezamenlijk lopen zij weg in de richting van het Moskeeplein.Aan de hand van een foto in de politiesystemen wordt de verkoper van het vuurwapen geïdentificeerd als medeverdachte [medeverdachte 1] . Aan de hand van een door het tactisch team ter beschikking gestelde foto wordt de man die met hem meeloopt herkend als [verdachte] , te weten verdachte.
Het vuurwapen dat op 10 mei 2022 door verbalisanten is aangeschaft, wordt onderworpen aan forensisch onderzoek. Uit het onderzoek volgt dat het wapen (goednummer: 2992582) een automatisch machinepistool (merk: Ingram; model: Mac 11; kaliber .380 ACP) betreft en een wapen is als bedoeld in categorie II sub 2 WWM.Verder is de blauwe tas gevuld met munitie (goednummer: 2992606) en volgt uit het forensisch onderzoek dat het gaat om 197 scherpe patronen van het kaliber .380 ACP (categorie III WWM).
Pseudokoop op 22 mei 2022
De verbalisanten krijgen de opdracht om andermaal contact te maken met [Telegramaccount 1] en opnieuw toe te werken naar een pseudokoop. In het contact met de verbalisanten stuurt [Telegramaccount 1] onder andere: “morgen kan ik niet, dan komt [bijnaam] weer”.Uiteindelijk maken de verbalisanten een afspraak met [Telegramaccount 1] om op 22 mei 2022 een tweetal vuurwapens (een “VZ” en een “Sten”) en twee doosjes munitie te kopen, voor een bedrag van 11.250,- euro.Wanneer de verbalisanten opnieuw op het perceel van Park Plaza staan te wachten, ontvangen zij een afbeelding van de achterzijde van hun voertuig met het bericht dat zij “niet alleen zijn” en dat daarom de transactie niet kan plaatsvinden.
Bevindingen uit het onderzoek Braam22
In een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door de politie-eenheid Den Haag, valt te lezen dat de gebruiker van het Telegramaccount “ [Telegramaccount 3] ” op 26 april 2022 probeert om een vuurwapen te verkopen aan een verdachte in het onderzoek Braam22. In het onderzoek Braam22 is een mobiele telefoon in beslag genomen, waarin een gesprek wordt aangetroffen tussen de Haagse verdachte en de Telegramgebruiker “ [Telegramaccount 3] ”. Aan “ [Telegramaccount 3] ” wordt gevraagd wat de prijs is van het vuurwapen en de munitie die staan afgebeeld op een meegezonden afbeelding. Op de afbeelding is een handgeschreven briefje zichtbaar met de tekst “ [Telegramaccount 1] 27/04/22”.
Ook volgt uit het onderzoek Braam22 een foto van een enveloppe met opschrift “ [Telegramaccount 1] 29 april 2022”. Door het onderzoeksteam 31Tijm22 werd onderzoek gedaan naar de mogelijke locatie van [Telegramaccount 1] , waarbij de administratieve gegevens van de enveloppe werden gevorderd bij PostNL. Hierbij kwam naar voren dat de codeercode op de enveloppe geldig was van 3 mei 2022 tot 15 mei 2022. De enveloppe is (dus) voor 15 mei 2022 bezorgd op een van de huisnummers [huisnummers] gelegen aan de [straat] te Utrecht. [verdachte] , te weten verdachte, staat ingeschreven op de [adres] in [woonplaats] .
Verklaring medeverdachte [medeverdachte 1]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft ten overstaan verbalisanten van de politie op 27 juli 2022 een verklaring afgelegd over zijn eigen rol in de verkoop van de Ingram Mac 11 en de identiteit van de gebruiker van het Telegramaccount [Telegramaccount 1] . In een over dit verhoor opgemaakt proces-verbaal valt te lezen dat [medeverdachte 1] erkent de verkoper van de Ingram Mac 11 te zijn en ook dat hij de gebruiker is van het Telegramaccount [Telegramaccount 2] . Daarnaast heeft [medeverdachte 1] verklaard dat verdachte de gebruiker is van het Telegramaccount [Telegramaccount 1] .
In het bijzonder ten aanzien van feit 3, feit 4 en feit 5
[straat]
Naast het feit dat [Telegramaccount 2] het adres [straat] noemt, komt het adres ook naar voren wanneer verbalisanten onderzoek doen naar een door [Telegramaccount 1] verstuurde afbeelding, waarop een steekwapen te zien is. Het steekwapen ligt op een enveloppe en op de enveloppe staat handgeschreven: “ [Telegramaccount 1] 20/5/2022”. Op de enveloppe valt een codeerregel te lezen die behoort bij het adres [adres] in [woonplaats] .
De verbalisanten betreden de woning aan de [adres] in [woonplaats] op 3 juni 2022 en treffen -achter een haard- in de schouw in de woonkamer het volgende aan: twee vuurwapens, veertig stuks patronen, zestien bussen pepperspray, tien tasers, een stiletto, een bajonet (de rechtbank begrijpt: valmes), een ploertendoder, drie kleine mesjes (de rechtbank begrijpt: vilmessen), en vier boksbeugels in een doosje.
De verbalisanten zien dat op het doosje met daarin de boksbeugels een adressticker is geplakt, waarop te lezen valt dat verdachte de geadresseerde is van het doosje en dat het doosje is verstuurd naar de [adres] in [woonplaats] . Op de adressticker stond de datum 02-05-2022 vermeld.
De in de woning aan de [straat] aangetroffen wapens worden onderworpen aan forensisch onderzoek en uit het onderzoek volgt onder meer het volgende.
Het eerste vuurwapen (goednummer: 2999800) betreft een aanvalsgeweer (merk: SA; model: VZ58; kaliber: 7.62 x 39 mm) en is geschikt om automatisch mee te vuren (categorie II sub 2 WWM).
Het tweede vuurwapen (goednummer: 2999777) betreft een machinepistool (merk: Sten Gun; model: MK II; kaliber: 9 x 19mm) en is niet geschikt om automatisch mee te vuren, vanwege het ontbreken van een slagpin (categorie III sub 1 WWM).
De aangetroffen munitie valt in categorie III WWM en betreft dertig stuks scherpe patronen van het kaliber 7.62 x 39mm (goednummer: 2999779) en tien stuks scherpe patronen van het kaliber 9mm (goednummer: 2999778).
Voorts zijn de zestien aangetroffen gasbussen (goednummers: 29929785, 3000209 en 3000212) gevuld met traangas of pepperspray en daarmee vallen de gasbussen in categorie II sub 6 WWM. De gasbusjes zijn allen afzonderlijk een voorwerp, bestemd voor het treffen van personen met traan(CS)gas of pepperspray, zijnde een weerloosmakende en/of traanverwekkende of soortgelijke stof.
De stroomstootwapens (goednummers: 2999774, 3000203, 3000208, 3000205 en 2999789) vallen in categorie II onder 5 WWM en blijken allen -op één wapen na- naar behoren te functioneren. De voorwerpen zijn elk afzonderlijk een handwapen bestemd om door een elektrische stroomstoot personen weerloos te maken of pijn toe te brengen.
Verder worden de stiletto (goednummer: 2999783) en het valmes (goednummer: 3000201) door de forensische opsporing gecategoriseerd in categorie I sub 1 WWM en de ploertendoder (goednummer: 3000202) en de vilmessen (goednummer: 3000201) in categorie I sub 3 WWM.
De boksbeugels (goednummer: 2999790) uit het doosje worden door de forensische opsporing gecategoriseerd als wapens die vallen in categorie I sub 3 WWM.
De telefoon van verdachte is onderzocht. In de veiliggestelde e-mailberichten van het account [e-mail adres] werd gezien dat er berichtenwisselingen hadden plaatsgevonden met het account [e-mail adres] @gmail.com. Op 7 mei 2022 werd een e-mail gestuurd waaruit bleek dat de gebruiker van het account [e-mail adres] meerdere wapens wilde aanschaffen bestaande uit tasers, messen en pepperspray. Op 1 mei 2022 werd het volgende bericht naar [e-mail adres] @gmail.com verstuurd: "
Hey brother, I ordered some new stuff from you. Will it be here before the 6th of May you think?" Hierop werd geantwoord dat dit geen probleem was.
Op 3 mei 2022 stuurde [e-mail adres] @gmail.com het volgende aan [e-mail adres] @msn.com: https:// [url]
Op 6 mei 2022 werd het volgende bericht gestuurd aan [e-mail adres] @gmail.com: "
Bro, can you get Zastava parts? Or the CZ .50 or .70?" Hierop werd op 7 mei 2022 door [e-mail adres] @gmail.com het volgende gestuurd: "
Hello. Unfortunately, we only sell products that you see in our e-shop. Have a nice day."
De link https:// [url] die in de voornoemde e-mail werd genoemd, heeft een verbalisant geopend. Er bleek op 2 mei 2022 om 11.57.33 uur aan het pakket het trackingnummer [nummer] te zijn toegewezen. Het aan verdachte geadresseerde postpakket met boksbeugels, dat is aangetroffen op de [adres] in [woonplaats] , was voorzien van het voornoemde trackingnummer.Verdachte heeft verklaard dat [e-mail adres] zijn werk-mailadres was.
De hoofdbewoner van de woning [adres] , medeverdachte [medeverdachte 2] , heeft verklaard dat hij aan verdachte een sleutel van de woning heeft gegeven, omdat verdachte hem helpt met zijn administratie en de afhandeling van zijn post en tevens dat verdachte wist van de ruimte achter de open haard.Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat verdachte de wapens achter de open haard in de woning aan de [adres] heeft gelegd.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs
Identiteit van de gebruikers van de Telegramaccounts [Telegramaccount 1] en [Telegramaccount 2]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft ten overstaan van de politie en de rechter-commissaris verklaard dat hij de gebruiker is van het Telegramaccount [Telegramaccount 2] en dat verdachte de gebruiker is van het Telegramaccount [Telegramaccount 1] . Dat de verklaringen van [medeverdachte 1] onbetrouwbaar zijn -zoals de raadsman heeft gesteld- is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken en ook niet aannemelijk geworden. De verklaringen van [medeverdachte 1] komen op hoofdlijnen overeen, zijn voldoende concreet en gedetailleerd en zijn (deels) ook voor hemzelf belastend. De rechtbank kan -en zal- daarom de verklaring van [medeverdachte 1] gebruiken voor het bewijs.
De verklaring van [medeverdachte 1] vindt ook steun in de overige bewijsmiddelen. Uit de Telegramgesprekken tussen de verbalisanten en [Telegramaccount 1] enerzijds en tussen de verbalisanten en [Telegramaccount 2] anderzijds, kan afgeleid worden dat de betreffende Telegramaccounts worden gebruikt door twee individuen. Zo schrijft [Telegramaccount 1] dat “zijn maat de volgende dag kan afspreken” en ook dat hij niet beschikbaar is maar “ [bijnaam] ” wel. Ook [Telegramaccount 2] heeft meermalen gezegd en geschreven dat hij “met [Telegramaccount 1] is”, dat “ [Telegramaccount 1] in de buurt is” en dat “hij samenwerkt met [Telegramaccount 1] ”. Daarnaast worden verdachte en [medeverdachte 1] -vrijwel direct- na de pseudokoop samen waargenomen door het observatieteam.
Een foto van een enveloppe met opschrift [Telegramaccount 1] met een barcode van PostNL was terug te brengen tot een bezorging op een van de huisnummers [huisnummers] gelegen aan de [straat] te [woonplaats] . Verdachte woont op de [adres] . Verdachte heeft geen verklaring gegeven voor het feit dat een foto van een enveloppe met opschrift van [Telegramaccount 1] is terug te leiden tot zijn straat.
In de telefoon van verdachte zijn e-mailberichten aangetroffen tussen het e-mailadres van verdachte, [e-mail adres] , en het account [e-mail adres] @gmail.com. In de woning aan de [adres] , waar wapens in de ruimte achter de haard zijn aangetroffen, is een aan verdachte geadresseerd doosje met boksbeugels aangetroffen. In de telefoon van verdachte zijn e-mailberichten tussen het e-mailadres van verdachte met het account [e-mail adres] @gmail.com aangetroffen, waarin het trackingnummer van dit doosje werd vermeld. De verklaring van verdachte dat hij de bestelling van de boksbeugels niet heeft geplaatst, maar enkel navraag heeft gedaan voor door medeverdachte [medeverdachte 2] bestelde spullen, acht de rechtbank onaannemelijk. De e-mailwisseling is met het e-mailadres van verdachte, waarin verdachte spreekt over zijn bestelde spullen en het doosje is ook aan hem geadresseerd. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte degene is geweest die het pakketje heeft besteld en heeft laten bezorgen op de [adres] in [woonplaats] . Hiermee is verdachte, naast de sleutel die hij volgens medeverdachte [medeverdachte 2] van de woning had, verder te linken aan de woning aan de [adres] in [woonplaats] . Dit ondersteunt de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] .
Voor de betrokkenheid van verdachte bij de wapenverkoop acht de rechtbank ook van belang dat verdachte bij het account [e-mail adres] @gmail.com navraag heeft gedaan naar onderdelen van een Zastava. Dat dit zou zijn voor een niet nader genoemde vriend van de schietvereniging, die een specifiek onderdeel zocht, acht de rechtbank onaannemelijk. De vraagstelling duidt daar niet op.
Op basis van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank dan ook tot de conclusie dat verdachte de gebruiker is van het Telegramaccount [Telegramaccount 1] en dat medeverdachte [medeverdachte 1] de gebruiker is van het Telegramaccount [Telegramaccount 2] . Het door de raadsman en verdachte geschetste scenario dat verdachte het Telegramaccount [Telegramaccount 1] aan [medeverdachte 1] zou hebben overgedragen, en dat [Telegramaccount 1] en [Telegramaccount 2] daarom een en dezelfde persoon zouden zijn, is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk.
Conclusie: ten aanzien van feit 1
De rechtbank komt daarmee tot de conclusie dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte op 10 mei 2022 -samen met medeverdachte [medeverdachte 1] - een automatisch machinepistool en ongeveer 200 stuks munitie heeft overgedragen en voorhanden heeft gehad.
Conclusie: ten aanzien van feit 2
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of verdachte (samen met een ander) -kort gezegd-
van het verhandelen van wapens een beroep en/of een gewoonte heeft gemaakt. De Hoge Raad verwijst bij de uitleg van ‘beroep’ naar de Memorie van Toelichting waaruit volgt dat het gaat om de wil om eenzelfde feit stelselmatig uit winstbejag, of om in het onderhoud te voorzien, te begaan. Daarvoor kan één daad voldoende zijn, mits deze wijst op het vaste voornemen hetzelfde feit nogmaals te begaan met het oog op financieel gewin (ECLI:NL:HR:2007:BA5040). Het kenmerkende van de gewoonte ligt in de herhaling, waarbij de duur en de omvang meewegen. Uit de bevindingen omtrent de tweede (gepoogde) pseudokoop op 22 mei 2022 leidt de rechtbank af dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 1] opnieuw heeft geprobeerd om vuurwapens te verkopen. Hieruit volgt dat verdachte, samen met [medeverdachte 1] , het vaste voornemen had om nogmaals wapens te verkopen met het oog op financieel gewin. Gelet hierop komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte samen met [medeverdachte 1] met de verkoop van de Ingram Mac 11, een beroep heeft gemaakt van de handel in wapens. Daarbij acht de rechtbank verder van belang dat verdachte in de woning aan de [adres] in [woonplaats] een hoeveelheid wapens voorhanden heeft gehad. In haar overtuiging wordt de rechtbank verder gesterkt door de bevindingen uit het onderzoek Braam22, te weten verschillende berichten/foto’s van [Telegramaccount 1] over de wapens die hij aanbood.
Anders dan de officier van justitie heeft betoogd, is onvoldoende vast komen te staan dat die wapens door verdachte daadwerkelijk zijn overgedragen. De bewezenverklaring voor het een beroep maken van de handel in wapens ziet dan ook voor de overdracht enkel op de Ingram Mac 11. Dat verdachte van de handel in vuurwapens ook een gewoonte heeft gemaakt, is naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende gebleken, zodat verdachte van dit onderdeel zal worden vrijgesproken.
Conclusie: ten aanzien van feit 3, feit 4 en feit 5
Ook komt de rechtbank op basis van de redengevende feiten en omstandigheden -die volgen uit de bewijsmiddelen, zoals genoemd in de voetnoten- tot de conclusie dat het verdachte is geweest die de wapens in de schouw van de woning [adres] heeft opgeslagen. Verdachte is zich van de aanwezigheid van de wapens bewust geweest en had tevens de beschikking over het gebruik van de woning. De rechtbank zal daarom ook feit 3, feit 4 en feit 5 bewezen verklaren, met dien verstande dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de wapens samen met een ander of anderen voorhanden heeft gehad. Verdachte zal daarom van het medeplegen worden vrijgesproken.
De raadsman heeft ten aanzien van feit 3 nog betoogd dat geen bewezenverklaring voor het voorhanden hebben van het aanvalsgeweer van het merk SA kan volgen, omdat niet vaststaat dat het vuurwapen geschikt is om automatisch te vuren. Hij heeft erop gewezen dat de slagpin van dit wapen ontbrak. Het verweer van de raadsman mist echter feitelijke grondslag. Het ontbreken van de slagpin ziet op het andere onder feit 3 tenlastegelegde wapen, namelijk de Sten Gun, waarbij niet is opgenomen dat het vuurwapen geschikt is om automatisch te vuren.