ECLI:NL:RBMNE:2022:5367

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
16/143518-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor wapenhandel en het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie

Op 14 december 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 38-jarige man, hierna te noemen verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten met betrekking tot vuurwapens en munitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte samen met een ander een automatisch machinepistool en bijbehorende munitie heeft overgedragen en voorhanden heeft gehad. Daarnaast had hij een aantal andere vuurwapens, tasers, pepperspray en diverse messen in zijn bezit. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier jaar op, waarbij het verweer van de verdediging dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard, werd verworpen. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van uitlokking van verdachte door de opsporingsambtenaren, en dat de procedure op tegenspraak correct was verlopen. De zaak kwam voort uit een pseudokoop, waarbij verdachte en zijn medeverdachten betrokken waren. De rechtbank concludeerde dat verdachte zich schuldig had gemaakt aan wapenhandel en het voorhanden hebben van vuurwapens, en dat hij van deze activiteiten een beroep had gemaakt. De rechtbank achtte de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren gepleegd, zwaarwegend en legde een passende straf op.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/143518-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 december 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1984] in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] in [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 2 september 2022 en 30 november 2022. Op laatstgenoemde datum is de strafzaak inhoudelijk behandeld. Verdachte was bij de inhoudelijke aanwezig, waardoor juridisch gezien sprake is van een procedure op tegenspraak.
Tijdens de inhoudelijke behandeling heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. N.T.R.M. Franken, en van dat wat door verdachte en zijn raadsman, mr. P. van de Kerkhof, advocaat te Tilburg, naar voren is gebracht.
De inhoudelijke behandeling vond gelijktijdig plaats, maar niet gevoegd, met de behandeling van de strafzaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] (16/128174-22) en [medeverdachte 2] (16/148192-22).

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte van vijf strafbare feiten. Deze verdenking staat beschreven in de tenlastelegging. De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Kort en feitelijk weergegeven, komt de verdenking er op neer dat verdachte:
Feit 1:
in of omstreeks de periode van 9 mei 2022 tot en met 10 mei 2022 in Utrecht, samen met een of meer anderen, een automatisch machinepistool (merk: Ingram, type: Mac 11, kaliber: 0.380 ACP) en ongeveer 200 stuks munitie (kaliber: 0.380 ACP) heeft overgedragen en/of voorhanden heeft gehad.
Feit 2:
op meerdere tijdstippen in de periode van 26 april 2022 tot en met 3 juni 2022 in Utrecht, samen met een of meer anderen, in wapens van categorie II en/of categorie III van de Wet wapens en munitie heeft gehandeld, terwijl hij hiervan een gewoonte of beroep heeft gemaakt.
Feit 3:
op of omstreeks 3 juni 2022 in Utrecht, samen met een of meer anderen, een aanvalsgeweer dat geschikt is om automatisch te vuren (merk: SA, type: VZ 58, kaliber: 7.62 x 39mm) en een aanvalsgeweer (merk: Sten Gun, type: MK II, kaliber: 9 x 19mm), alsmede 30 stuks scherpe patronen (kaliber: 7.62 x 39mm) en 10 stuks scherpe patronen (kaliber: 9mm) voorhanden heeft gehad.
Feit 4:
op of omstreeks 3 juni 2022 in Utrecht, samen met een of meer anderen, 16 bussen pepperspray en 10 tasers voorhanden heeft gehad.
Feit 5:
op of omstreeks 3 juni 2022 in Utrecht, een stiletto, een ploertendoder, een valmes, drie vilmissen en vier boksbeugels voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

3.1
De geldigheid van de dagvaarding en de competentie van de rechtbank
De dagvaarding is geldig en de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen.
3.2
De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
Inleiding
Op 9 mei 2022 om 11.17 uur verstuurden politieverbalisanten van de Nationale Politie (team Observatie & Techniek) een bericht in een openbaar groepsgesprek op Telegram, genaamd: “ [Telegram groep] ”. Het bericht luidde “ [bericht] ” en ging gepaard met een afbeelding van een hoeveelheid contant geld. Enkele minuten later, om 11.24 uur, ging een Telegramgebruiker met de naam “ [Telegramaccount 1] ” een privégesprek aan met de verbalisanten en werden er door deze gebruiker direct diverse afbeeldingen van vuurwapens en munitie aan de verbalisanten gestuurd. [Telegramaccount 1] en de verbalisanten kwamen tot een afspraak voor de (pseudo)koop van een (de rechtbank begrijpt:) automatisch machinepistool (merk: Ingram, type: Mac 11, kaliber 0.380 ACP) op 10 mei 2022 in Utrecht.
Ter terechtzitting is door de raadsman aanvankelijk het verweer gevoerd dat de pseudokoop op 10 mei 2022 niet heeft plaatsgevonden op de wijze zoals dit door de wetgever is voorgeschreven. De aanvraag en het bevel pseudokoop, als bedoeld in artikel 126i van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), maakten geen onderdeel uit van het strafdossier, zodat niet getoetst kon worden of sprake was van een concrete, objectieve en verifieerbare verdenking jegens [Telegramaccount 1] . Het initiële verweer van de raadsman strekte dan ook tot bewijsuitsluiting van al het belastende bewijsmateriaal dat, als gevolg van de pseudokoop, was verzameld.
De officier van justitie heeft naar aanleiding van het pleidooi op de zitting onderzoek gedaan naar het bestaan van de aanvraag en het bevel pseudokoop en geconstateerd dat deze stukken wel zijn opgemaakt, maar niet als onderdeel van het dossier aan de verdediging waren verstrekt. Nadat de aanvraag en het bevel pseudokoop op de zitting alsnog aan de raadsman zijn verstrekt, heeft de raadsman in zijn tweede termijn medegedeeld dat daarmee de grondslag voor het initiële verweer is komen te vervallen. De raadsman is vervolgens in de gelegenheid gesteld om op deze nieuw verstrekte stukken te reageren.
Standpunt van de verdediging
Ter terechtzitting heeft de raadsman zich vervolgens op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van verdachte omdat bij de toepassing van de pseudokoop sprake is geweest van strijdigheid met het zogeheten
Tallon-criterium(het verbod op uitlokking). In de visie van de raadsman zijn het de verbalisanten geweest die een groot contant geldbedrag in het vooruitzicht hebben gesteld en daarmee de verkoop van het automatische machinepistool hebben uitgelokt.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte en dat geen sprake is van strijdigheid met het
Tallon-criterium. Daartoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat geen sprake was van uitlokking, nu het bericht van de verbalisanten was geplaatst in een openbare groep en het initiatief voor de daadwerkelijke verkoop van wapens vervolgens kwam vanuit de gebruiker van het Telegramaccount [Telegramaccount 1] door het sturen van een privé-bericht.
Het oordeel van de rechtbank
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad komt niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging, als een in artikel 359a Sv voorzien rechtsgevolg, slechts in uitzonderlijke gevallen in aanmerking. Daarvoor is alleen plaats ingeval een in het voorbereidend onderzoek begaan vormverzuim daarin bestaat dat door met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren een zodanig ernstige inbreuk op het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak is gemaakt, dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het moet dan gaan om een onherstelbare inbreuk op het recht op een eerlijk proces die niet op een aan de eisen van een behoorlijke en effectieve verdediging beantwoordende wijze is of kan worden gecompenseerd. Daarbij moet die inbreuk het verstrekkende oordeel kunnen dragen dat, in de bewoordingen van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, “
the proceedings as a whole were not fair”.
Aanleiding voor niet-ontvankelijkverklaring op deze grond kan bestaan in het geval dat de verdachte door een opsporingsambtenaar, dan wel door een persoon voor wiens handelen de politie of het Openbaar Ministerie verantwoordelijk is, is gebracht tot het begaan van het strafbare feit waarvoor hij wordt vervolgd, terwijl zijn opzet tevoren niet al daarop was gericht (vgl. HR 1 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1889). Toegepast op deze zaak zou dan sprake zijn van schending van het zogeheten
Tallon-criterium.
Van een dergelijke schending is geen sprake. In dit kader overweegt de rechtbank het volgende. De verbalisanten die de Telegramgroep “ [Telegram groep] ” monitorden, hebben een afbeelding van een contant geldbedrag en de begeleidende tekst “ [bericht] ” in een openbaar groepsgesprek geplaatst. [Telegramaccount 1] heeft vervolgens een privégesprek gestart en direct -nog zonder enig woord te hebben gewisseld- de beschikbare vuurwapens getoond. Naar het oordeel van de rechtbank is dit een handeling die zodanig gericht is op de verkoop van vuurwapens, dat het niet anders kan zijn dan dat het opzet van [Telegramaccount 1] al gericht was op de verkoop van het automatische machinepistool en ook reeds bestond. Daarmee komt de rechtbank tot de conclusie dat van uitlokking geen sprake is.
Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen. Het Openbaar Ministerie mag verdachte vervolgen.
3.3
Schorsing van de vervolging
Er zijn geen redenen om de vervolging van verdachte verder uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat het onder feit 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen is. In de visie van de officier van justitie is verdachte de gebruiker van het Telegramaccount [Telegramaccount 1] en heeft hij -samen met een ander- wapens en munitie voorhanden gehad en overgedragen, terwijl hij hiervan een beroep heeft gemaakt.
De onder feit 2 ten laste gelegde wapenhandel is volgens de officier van justitie aangevangen op 27 april 2022, te weten de datum waarop het eerste vuurwapen dat op een advertentie te zien is, is gedateerd. Dat verdachte van de handel in wapens een gewoonte zou hebben gemaakt, is volgens de officier van justitie niet wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie heeft dan ook gevorderd dat verdachte van dit onderdeel wordt vrijgesproken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Indien en voor zover de rechtbank het Openbaar Ministerie ontvankelijk in de vervolging van verdachte acht, heeft de raadsman zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. In de visie van de raadsman valt niet wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte de gebruiker van het Telegramaccount [Telegramaccount 1] is. Daartoe heeft de raadsman -kort gezegd- aangevoerd dat verdachte enige betrokkenheid ontkent en dat de (belastende onderdelen van de) verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ongeloofwaardig zijn. Verder heeft de raadsman betoogd dat het strafdossier meer aanwijzingen bevat dat verdachte niet de gebruiker van het Telegramaccount [Telegramaccount 1] is, dan dat verdachte wel de gebruiker van het Telegramaccount [Telegramaccount 1] is.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
In het onderzoek Koriander, een onderzoek uit Den Haag waarin Telegramgroepen werden gemonitord, werd in mei 2020 geconstateerd dat een gebruiker met de naam “ [Telegramaccount 1] ” vuurwapens te koop aanbiedt. Op 10 mei 2022 heeft er een pseudokoop plaatsgevonden. Van [Telegramaccount 1] wordt een Ingram Mac 11 machinepistool aangeschaft. Omdat die koop plaatsvindt in Utrecht, is in Utrecht vervolgens onderzoek 31Tijm22 gestart. Daarnaast is er nog een onderzoek Braam22 waar restinformatie is uitgekomen. Die restinformatie is aan Utrecht ter beschikking gesteld voor het onderzoek 31Tijm22.
Het bewijs [1]
De hierna weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
In het bijzonder ten aanzien van feit 1 en feit 2
Pseudokoop op 10 mei 2022
Op 9 mei 2022 plaatst verbalisant [verbalisant 1] in de openbare Telegramgroep, genaamd “ [Telegram groep] ”, een afbeelding waar een hoeveelheid contant geld op te zien is. Bij de afbeelding plaatst de verbalisant de tekst “ [bericht] ”. Enkele minuten later wordt er een privégesprek met de verbalisant aangegaan door een Telegramgebruiker met de accountnaam “ [Telegramaccount 1] ”. Direct nadat het privégesprek wordt geopend, stuurt [Telegramaccount 1] diverse afbeeldingen en een kort videofragment naar de verbalisant, waar -onder andere- een automatisch machinepistool op te zien valt. De verbalisant benoemt het wapen als een “Mac 11” en maakt een afspraak met [Telegramaccount 1] om het vuurwapen met vier doosjes patronen te kopen voor een bedrag van 5.500,- euro. [2] [Telegramaccount 1] stuurt aan de verbalisant dat “het item elders ligt” en dat hij “of zijn maat” de volgende dag kan afspreken. [3]
Op 10 mei 2022 stuurt [Telegramaccount 1] aan de verbalisant dat “het item is opgehaald” en dat de verbalisant contact moet opnemen met het account “ [Telegramaccount 2] ”. [4] De gebruiker van het Telegramaccount [Telegramaccount 2] geeft aan dat hij niet [Telegramaccount 1] is, maar dat hij “samen met hem werkt”. Ook geeft [Telegramaccount 2] aan dat de transactie van het vuurwapen om 20.00 uur zal plaatsvinden op het adres “ [straat] in Utrecht”. [5] Wanneer de verbalisant aangeeft dat hij liever niet naar de [straat] in Utrecht komt, stuurt [Telegramaccount 2] dat hij daar “met [Telegramaccount 1] is”. Uiteindelijk vindt de ontmoeting plaats in de buurt van de [straat] , te weten op het perceel van het Park Plaza Hotel in Utrecht. [6]
Op 10 mei 2022 omstreeks 20.40 uur bevinden de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zich onder de brug bij het Park Plaza Hotel in Utrecht. Aldaar zien zij een voor hen onbekende man met een zwarte rugtas op zijn rug. Zij zien dat de onbekende man hen tegemoet loopt, bij hen achter in het voertuig stapt en de zwarte tas op de achterbank legt. De verbalisanten horen de man zeggen dat het automatische vuurwapen, inclusief 200 patronen, in de zwarte tas zit. Wanneer de verbalisanten in de tas kijken, zien zij het automatische vuurwapen, inclusief een langwerpig patroonmagazijn en een blauwe tas, gevuld met patronen. Zij constateren dat het vuurwapen overeenkomt met de door [Telegramaccount 1] en [Telegramaccount 2] aan hen gestuurde foto- en videoberichten. [7]
Vervolgens horen de verbalisanten de onbekende man zeggen dat hij en [Telegramaccount 1] “eerlijke zaken doen”. Op de vraag van verbalisanten of de onbekende man [Telegramaccount 1] is, antwoordt de onbekende man dat hij niet [Telegramaccount 1] is, maar dat “hij zaken doet met [Telegramaccount 1] ” en ook dat “ [Telegramaccount 1] hier in de buurt is”. [8]
Nadat de pseudokoop is afgerond, stapt de onbekende man uit het voertuig van de verbalisanten en loopt weg. Een observatieteam van de politie volgt de verkoper van het vuurwapen en neemt waar dat een tweede man zich bij de verkoper van het vuurwapen voegt. Gezamenlijk lopen zij weg in de richting van het Moskeeplein. [9] Aan de hand van een foto in de politiesystemen wordt de verkoper van het vuurwapen geïdentificeerd als medeverdachte [medeverdachte 1] . Aan de hand van een door het tactisch team ter beschikking gestelde foto wordt de man die met hem meeloopt herkend als [verdachte] , te weten verdachte. [10]
Het vuurwapen dat op 10 mei 2022 door verbalisanten is aangeschaft, wordt onderworpen aan forensisch onderzoek. Uit het onderzoek volgt dat het wapen (goednummer: 2992582) een automatisch machinepistool (merk: Ingram; model: Mac 11; kaliber .380 ACP) betreft en een wapen is als bedoeld in categorie II sub 2 WWM. [11] Verder is de blauwe tas gevuld met munitie (goednummer: 2992606) en volgt uit het forensisch onderzoek dat het gaat om 197 scherpe patronen van het kaliber .380 ACP (categorie III WWM). [12]
Pseudokoop op 22 mei 2022
De verbalisanten krijgen de opdracht om andermaal contact te maken met [Telegramaccount 1] en opnieuw toe te werken naar een pseudokoop. In het contact met de verbalisanten stuurt [Telegramaccount 1] onder andere: “morgen kan ik niet, dan komt [bijnaam] weer”. [13] Uiteindelijk maken de verbalisanten een afspraak met [Telegramaccount 1] om op 22 mei 2022 een tweetal vuurwapens (een “VZ” en een “Sten”) en twee doosjes munitie te kopen, voor een bedrag van 11.250,- euro. [14] Wanneer de verbalisanten opnieuw op het perceel van Park Plaza staan te wachten, ontvangen zij een afbeelding van de achterzijde van hun voertuig met het bericht dat zij “niet alleen zijn” en dat daarom de transactie niet kan plaatsvinden.
Bevindingen uit het onderzoek Braam22
In een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door de politie-eenheid Den Haag, valt te lezen dat de gebruiker van het Telegramaccount “ [Telegramaccount 3] ” op 26 april 2022 probeert om een vuurwapen te verkopen aan een verdachte in het onderzoek Braam22. In het onderzoek Braam22 is een mobiele telefoon in beslag genomen, waarin een gesprek wordt aangetroffen tussen de Haagse verdachte en de Telegramgebruiker “ [Telegramaccount 3] ”. Aan “ [Telegramaccount 3] ” wordt gevraagd wat de prijs is van het vuurwapen en de munitie die staan afgebeeld op een meegezonden afbeelding. Op de afbeelding is een handgeschreven briefje zichtbaar met de tekst “ [Telegramaccount 1] 27/04/22”. [15]
Ook volgt uit het onderzoek Braam22 een foto van een enveloppe met opschrift “ [Telegramaccount 1] 29 april 2022”. Door het onderzoeksteam 31Tijm22 werd onderzoek gedaan naar de mogelijke locatie van [Telegramaccount 1] , waarbij de administratieve gegevens van de enveloppe werden gevorderd bij PostNL. Hierbij kwam naar voren dat de codeercode op de enveloppe geldig was van 3 mei 2022 tot 15 mei 2022. De enveloppe is (dus) voor 15 mei 2022 bezorgd op een van de huisnummers [huisnummers] gelegen aan de [straat] te Utrecht. [verdachte] , te weten verdachte, staat ingeschreven op de [adres] in [woonplaats] . [16]
Verklaring medeverdachte [medeverdachte 1]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft ten overstaan verbalisanten van de politie op 27 juli 2022 een verklaring afgelegd over zijn eigen rol in de verkoop van de Ingram Mac 11 en de identiteit van de gebruiker van het Telegramaccount [Telegramaccount 1] . In een over dit verhoor opgemaakt proces-verbaal valt te lezen dat [medeverdachte 1] erkent de verkoper van de Ingram Mac 11 te zijn en ook dat hij de gebruiker is van het Telegramaccount [Telegramaccount 2] . Daarnaast heeft [medeverdachte 1] verklaard dat verdachte de gebruiker is van het Telegramaccount [Telegramaccount 1] . [17]
In het bijzonder ten aanzien van feit 3, feit 4 en feit 5
[straat]
Naast het feit dat [Telegramaccount 2] het adres [straat] noemt, komt het adres ook naar voren wanneer verbalisanten onderzoek doen naar een door [Telegramaccount 1] verstuurde afbeelding, waarop een steekwapen te zien is. Het steekwapen ligt op een enveloppe en op de enveloppe staat handgeschreven: “ [Telegramaccount 1] 20/5/2022”. Op de enveloppe valt een codeerregel te lezen die behoort bij het adres [adres] in [woonplaats] . [18]
De verbalisanten betreden de woning aan de [adres] in [woonplaats] op 3 juni 2022 en treffen -achter een haard- in de schouw in de woonkamer het volgende aan: twee vuurwapens, veertig stuks patronen, zestien bussen pepperspray, tien tasers, een stiletto, een bajonet (de rechtbank begrijpt: valmes), een ploertendoder, drie kleine mesjes (de rechtbank begrijpt: vilmessen), en vier boksbeugels in een doosje. [19]
De verbalisanten zien dat op het doosje met daarin de boksbeugels een adressticker is geplakt, waarop te lezen valt dat verdachte de geadresseerde is van het doosje en dat het doosje is verstuurd naar de [adres] in [woonplaats] . Op de adressticker stond de datum 02-05-2022 vermeld. [20]
De in de woning aan de [straat] aangetroffen wapens worden onderworpen aan forensisch onderzoek en uit het onderzoek volgt onder meer het volgende.
Het eerste vuurwapen (goednummer: 2999800) betreft een aanvalsgeweer (merk: SA; model: VZ58; kaliber: 7.62 x 39 mm) en is geschikt om automatisch mee te vuren (categorie II sub 2 WWM). [21]
Het tweede vuurwapen (goednummer: 2999777) betreft een machinepistool (merk: Sten Gun; model: MK II; kaliber: 9 x 19mm) en is niet geschikt om automatisch mee te vuren, vanwege het ontbreken van een slagpin (categorie III sub 1 WWM). [22]
De aangetroffen munitie valt in categorie III WWM en betreft dertig stuks scherpe patronen van het kaliber 7.62 x 39mm (goednummer: 2999779) en tien stuks scherpe patronen van het kaliber 9mm (goednummer: 2999778). [23]
Voorts zijn de zestien aangetroffen gasbussen (goednummers: 29929785, 3000209 en 3000212) gevuld met traangas of pepperspray en daarmee vallen de gasbussen in categorie II sub 6 WWM. De gasbusjes zijn allen afzonderlijk een voorwerp, bestemd voor het treffen van personen met traan(CS)gas of pepperspray, zijnde een weerloosmakende en/of traanverwekkende of soortgelijke stof. [24]
De stroomstootwapens (goednummers: 2999774, 3000203, 3000208, 3000205 en 2999789) vallen in categorie II onder 5 WWM en blijken allen -op één wapen na- naar behoren te functioneren. De voorwerpen zijn elk afzonderlijk een handwapen bestemd om door een elektrische stroomstoot personen weerloos te maken of pijn toe te brengen. [25]
Verder worden de stiletto (goednummer: 2999783) en het valmes (goednummer: 3000201) door de forensische opsporing gecategoriseerd in categorie I sub 1 WWM en de ploertendoder (goednummer: 3000202) en de vilmessen (goednummer: 3000201) in categorie I sub 3 WWM. [26]
De boksbeugels (goednummer: 2999790) uit het doosje worden door de forensische opsporing gecategoriseerd als wapens die vallen in categorie I sub 3 WWM. [27]
De telefoon van verdachte is onderzocht. In de veiliggestelde e-mailberichten van het account [e-mail adres] werd gezien dat er berichtenwisselingen hadden plaatsgevonden met het account [e-mail adres] @gmail.com. Op 7 mei 2022 werd een e-mail gestuurd waaruit bleek dat de gebruiker van het account [e-mail adres] meerdere wapens wilde aanschaffen bestaande uit tasers, messen en pepperspray. Op 1 mei 2022 werd het volgende bericht naar [e-mail adres] @gmail.com verstuurd: "
Hey brother, I ordered some new stuff from you. Will it be here before the 6th of May you think?" Hierop werd geantwoord dat dit geen probleem was.
Op 3 mei 2022 stuurde [e-mail adres] @gmail.com het volgende aan [e-mail adres] @msn.com: https:// [url]
Op 6 mei 2022 werd het volgende bericht gestuurd aan [e-mail adres] @gmail.com: "
Bro, can you get Zastava parts? Or the CZ .50 or .70?" Hierop werd op 7 mei 2022 door [e-mail adres] @gmail.com het volgende gestuurd: "
Hello. Unfortunately, we only sell products that you see in our e-shop. Have a nice day." [28]
De link https:// [url] die in de voornoemde e-mail werd genoemd, heeft een verbalisant geopend. Er bleek op 2 mei 2022 om 11.57.33 uur aan het pakket het trackingnummer [nummer] te zijn toegewezen. Het aan verdachte geadresseerde postpakket met boksbeugels, dat is aangetroffen op de [adres] in [woonplaats] , was voorzien van het voornoemde trackingnummer. [29] Verdachte heeft verklaard dat [e-mail adres] zijn werk-mailadres was. [30]
De hoofdbewoner van de woning [adres] , medeverdachte [medeverdachte 2] , heeft verklaard dat hij aan verdachte een sleutel van de woning heeft gegeven, omdat verdachte hem helpt met zijn administratie en de afhandeling van zijn post en tevens dat verdachte wist van de ruimte achter de open haard. [31] Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat verdachte de wapens achter de open haard in de woning aan de [adres] heeft gelegd. [32]
Overwegingen met betrekking tot het bewijs
Identiteit van de gebruikers van de Telegramaccounts [Telegramaccount 1] en [Telegramaccount 2]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft ten overstaan van de politie en de rechter-commissaris verklaard dat hij de gebruiker is van het Telegramaccount [Telegramaccount 2] en dat verdachte de gebruiker is van het Telegramaccount [Telegramaccount 1] . Dat de verklaringen van [medeverdachte 1] onbetrouwbaar zijn -zoals de raadsman heeft gesteld- is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken en ook niet aannemelijk geworden. De verklaringen van [medeverdachte 1] komen op hoofdlijnen overeen, zijn voldoende concreet en gedetailleerd en zijn (deels) ook voor hemzelf belastend. De rechtbank kan -en zal- daarom de verklaring van [medeverdachte 1] gebruiken voor het bewijs.
De verklaring van [medeverdachte 1] vindt ook steun in de overige bewijsmiddelen. Uit de Telegramgesprekken tussen de verbalisanten en [Telegramaccount 1] enerzijds en tussen de verbalisanten en [Telegramaccount 2] anderzijds, kan afgeleid worden dat de betreffende Telegramaccounts worden gebruikt door twee individuen. Zo schrijft [Telegramaccount 1] dat “zijn maat de volgende dag kan afspreken” en ook dat hij niet beschikbaar is maar “ [bijnaam] ” wel. Ook [Telegramaccount 2] heeft meermalen gezegd en geschreven dat hij “met [Telegramaccount 1] is”, dat “ [Telegramaccount 1] in de buurt is” en dat “hij samenwerkt met [Telegramaccount 1] ”. Daarnaast worden verdachte en [medeverdachte 1] -vrijwel direct- na de pseudokoop samen waargenomen door het observatieteam.
Een foto van een enveloppe met opschrift [Telegramaccount 1] met een barcode van PostNL was terug te brengen tot een bezorging op een van de huisnummers [huisnummers] gelegen aan de [straat] te [woonplaats] . Verdachte woont op de [adres] . Verdachte heeft geen verklaring gegeven voor het feit dat een foto van een enveloppe met opschrift van [Telegramaccount 1] is terug te leiden tot zijn straat.
In de telefoon van verdachte zijn e-mailberichten aangetroffen tussen het e-mailadres van verdachte, [e-mail adres] , en het account [e-mail adres] @gmail.com. In de woning aan de [adres] , waar wapens in de ruimte achter de haard zijn aangetroffen, is een aan verdachte geadresseerd doosje met boksbeugels aangetroffen. In de telefoon van verdachte zijn e-mailberichten tussen het e-mailadres van verdachte met het account [e-mail adres] @gmail.com aangetroffen, waarin het trackingnummer van dit doosje werd vermeld. De verklaring van verdachte dat hij de bestelling van de boksbeugels niet heeft geplaatst, maar enkel navraag heeft gedaan voor door medeverdachte [medeverdachte 2] bestelde spullen, acht de rechtbank onaannemelijk. De e-mailwisseling is met het e-mailadres van verdachte, waarin verdachte spreekt over zijn bestelde spullen en het doosje is ook aan hem geadresseerd. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte degene is geweest die het pakketje heeft besteld en heeft laten bezorgen op de [adres] in [woonplaats] . Hiermee is verdachte, naast de sleutel die hij volgens medeverdachte [medeverdachte 2] van de woning had, verder te linken aan de woning aan de [adres] in [woonplaats] . Dit ondersteunt de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] .
Voor de betrokkenheid van verdachte bij de wapenverkoop acht de rechtbank ook van belang dat verdachte bij het account [e-mail adres] @gmail.com navraag heeft gedaan naar onderdelen van een Zastava. Dat dit zou zijn voor een niet nader genoemde vriend van de schietvereniging, die een specifiek onderdeel zocht, acht de rechtbank onaannemelijk. De vraagstelling duidt daar niet op.
Op basis van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank dan ook tot de conclusie dat verdachte de gebruiker is van het Telegramaccount [Telegramaccount 1] en dat medeverdachte [medeverdachte 1] de gebruiker is van het Telegramaccount [Telegramaccount 2] . Het door de raadsman en verdachte geschetste scenario dat verdachte het Telegramaccount [Telegramaccount 1] aan [medeverdachte 1] zou hebben overgedragen, en dat [Telegramaccount 1] en [Telegramaccount 2] daarom een en dezelfde persoon zouden zijn, is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk.
Conclusie: ten aanzien van feit 1
De rechtbank komt daarmee tot de conclusie dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte op 10 mei 2022 -samen met medeverdachte [medeverdachte 1] - een automatisch machinepistool en ongeveer 200 stuks munitie heeft overgedragen en voorhanden heeft gehad.
Conclusie: ten aanzien van feit 2
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of verdachte (samen met een ander) -kort gezegd-
van het verhandelen van wapens een beroep en/of een gewoonte heeft gemaakt. De Hoge Raad verwijst bij de uitleg van ‘beroep’ naar de Memorie van Toelichting waaruit volgt dat het gaat om de wil om eenzelfde feit stelselmatig uit winstbejag, of om in het onderhoud te voorzien, te begaan. Daarvoor kan één daad voldoende zijn, mits deze wijst op het vaste voornemen hetzelfde feit nogmaals te begaan met het oog op financieel gewin (ECLI:NL:HR:2007:BA5040). Het kenmerkende van de gewoonte ligt in de herhaling, waarbij de duur en de omvang meewegen.
Uit de bevindingen omtrent de tweede (gepoogde) pseudokoop op 22 mei 2022 leidt de rechtbank af dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 1] opnieuw heeft geprobeerd om vuurwapens te verkopen. Hieruit volgt dat verdachte, samen met [medeverdachte 1] , het vaste voornemen had om nogmaals wapens te verkopen met het oog op financieel gewin. Gelet hierop komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte samen met [medeverdachte 1] met de verkoop van de Ingram Mac 11, een beroep heeft gemaakt van de handel in wapens. Daarbij acht de rechtbank verder van belang dat verdachte in de woning aan de [adres] in [woonplaats] een hoeveelheid wapens voorhanden heeft gehad. In haar overtuiging wordt de rechtbank verder gesterkt door de bevindingen uit het onderzoek Braam22, te weten verschillende berichten/foto’s van [Telegramaccount 1] over de wapens die hij aanbood.
Anders dan de officier van justitie heeft betoogd, is onvoldoende vast komen te staan dat die wapens door verdachte daadwerkelijk zijn overgedragen. De bewezenverklaring voor het een beroep maken van de handel in wapens ziet dan ook voor de overdracht enkel op de Ingram Mac 11. Dat verdachte van de handel in vuurwapens ook een gewoonte heeft gemaakt, is naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende gebleken, zodat verdachte van dit onderdeel zal worden vrijgesproken.
Conclusie: ten aanzien van feit 3, feit 4 en feit 5
Ook komt de rechtbank op basis van de redengevende feiten en omstandigheden -die volgen uit de bewijsmiddelen, zoals genoemd in de voetnoten- tot de conclusie dat het verdachte is geweest die de wapens in de schouw van de woning [adres] heeft opgeslagen. Verdachte is zich van de aanwezigheid van de wapens bewust geweest en had tevens de beschikking over het gebruik van de woning. De rechtbank zal daarom ook feit 3, feit 4 en feit 5 bewezen verklaren, met dien verstande dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de wapens samen met een ander of anderen voorhanden heeft gehad. Verdachte zal daarom van het medeplegen worden vrijgesproken.
De raadsman heeft ten aanzien van feit 3 nog betoogd dat geen bewezenverklaring voor het voorhanden hebben van het aanvalsgeweer van het merk SA kan volgen, omdat niet vaststaat dat het vuurwapen geschikt is om automatisch te vuren. Hij heeft erop gewezen dat de slagpin van dit wapen ontbrak. Het verweer van de raadsman mist echter feitelijke grondslag. Het ontbreken van de slagpin ziet op het andere onder feit 3 tenlastegelegde wapen, namelijk de Sten Gun, waarbij niet is opgenomen dat het vuurwapen geschikt is om automatisch te vuren.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1:
in de periode van 9 mei 2022 tot en met 10 mei 2022 te Utrecht tezamen en in vereniging met een ander een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een automatisch machinepistool, van het merk Ingram, type Mac 11, kaliber 0.380 ACP, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren, en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten ongeveer 200 stuks munitie, kaliber 0.380 ACP, heeft overgedragen en voorhanden heeft gehad;
Feit 2:
in de periode van 27 april 2022 tot en met 3 juni 2022 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander, een wapen van categorie II van de Wet wapens en munitie, heeft overgedragen, terwijl hij van dit feit een beroep heeft gemaakt;
Feit 3:
op of omstreeks 3 juni 2022 te Utrecht een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een aanvalsgeweer, van het merk SA, type VZ 58, kaliber 7.62 x 39 mm, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren en een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen, van het merk Sten Gun, type MK II, kaliber 9x19 mm, en munitie van de categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 10 scherpe patronen, kaliber 9 mm, en 30 scherpe patronen, kaliber 7.62 x 39 mm voorhanden heeft gehad;
Feit 4:
op of omstreeks 3 juni 2022 te Utrecht wapens van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten 16 bussen pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen en wapens van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten 10 tasers, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad;
Feit 5:
op of omstreeks 3 juni 2022 te Utrecht, wapens, van categorie I, onder 1° en/of 3°, te weten een stiletto, een ploertendoder, een valmes, drie vilmessen en vier boksbeugels, voorhanden heeft gehad;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
Ten aanzien van het vuurwapen:
Medeplegen van handelen in strijd artikel 31, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
en;
Ten aanzien van de munitie:
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 31, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Feit 2:
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 31, eerste lid van de Wet wapens en munitie, en van het in strijd met de wet verhandelen van wapens een beroep heeft gemaakt.
Feit 3:
Ten aanzien van de wapens:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II en met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
en;
Ten aanzien van de munitie:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie
Feit 4:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd
Feit 5:
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie I, meermalen gepleegd

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar en 6 maanden wordt opgelegd, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een voorwaardelijke geldboete van 25.000,- euro wordt opgelegd, met een proeftijd van twee jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de integrale vrijspraak van verdachte bepleit en de rechtbank gevraagd om aan verdachte geen straf op te leggen. Voor zover de rechtbank toch tot een bewezenverklaring komt, heeft de raadsman aan de rechtbank verzocht om in strafmatigende zin rekening te houden met het feit dat verdachte geen relevante documentatie heeft en ook met het feit dat Reclassering Nederland de recidiverisico’s als laag inschat.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich -samen met een ander- schuldig heeft gemaakt aan wapenhandel, waarbij verdachte van dit verhandelen van wapens een beroep heeft gemaakt. Verdachte had (zware) vuurwapens en (bijbehorende) munitie voorhanden en had daarnaast in een woning diverse stroomstoot- en steekwapens, alsmede meerdere bussen pepperspray en traangas liggen. Door aldus te handelen heeft verdachte een bijdrage geleverd aan de ongecontroleerde verspreiding van wapens en munitie in de Nederlandse samenleving, wat onaanvaardbare risico’s voor de veiligheid van personen met zich brengt. Dergelijk handelen heeft regelmatig bijgedragen aan vuurwapenincidenten, waarbij niet zelden dodelijke slachtoffers te betreuren zijn. Dit leidt tot algemene gevoelens van onveiligheid in de maatschappij en daar dient dan ook met kracht tegen te worden opgetreden.
Het verhandelen van wapens gebeurde op straat, midden in het centrum van Utrecht, nabij het centraal station. De wapens werden opgeslagen in een woonhuis, midden in de stad, in dezelfde ruimte waarin een hoeveelheid kinderspeelgoed werd aangetroffen, wat duidt op de mogelijke aanwezigheid van (jonge) kinderen in die ruimte. Dat verdachte zich enkel heeft beziggehouden met zijn eigen financiële gewin en zich op geen enkel moment heeft bekommerd om de potentiële gevolgen van zijn handelen, rekent de rechtbank hem aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie op naam van verdachte van 21 oktober 2022. Uit dit uittreksel blijkt dat verdachte niet eerder in aanraking is geweest met (het vermoeden van) overtreding van de Wet wapens en munitie en ook is verdachte niet eerder veroordeeld voor andersoortige strafbare feiten. Het strafblad van verdachte weegt de rechtbank dan ook niet in strafverzwarende zin mee. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de rapportage van Reclassering Nederland van 17 augustus 2022.
Oplegging van straf
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gelet op de door de rechtspraak gehanteerde oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het voorhanden hebben en overdragen van een automatisch vuurwapen (in een openbare ruimte) geldt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden. Verdachte heeft echter beroepsmatig gehandeld en vanuit een financieel oogmerk een (praktisch) schietklaar automatisch vuurwapen overgedragen en meerdere vuurwapens voorhanden gehad. Daarnaast houdt de rechtbank in strafverzwarende zin rekening met het feit dat verdachte ook munitie bij de wapens voorhanden heeft gehad en/of overgedragen. Ook zal de rechtbank in strafverzwarende zin rekening houden met de overige wapens die verdachte voorhanden heeft gehad, die in de mogelijke nabijheid van (jonge) kinderen werden opgeslagen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan -gelet op de ernst van de te bewezen verklaren strafbare feiten- met geen lichtere straf worden volstaan dan met straf die vrijheidsbeneming met zich brengt. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Omdat de rechtbank wat betreft feit 2 tot een enigszins beperktere bewezenverklaring komt dan door de officier van justitie is gevorderd, zal de rechtbank aan verdachte een kortere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist.
De rechtbank acht, alles overziend, de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren passend en geboden. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht, wordt afgetrokken van voornoemde periode.
Ten slotte bepaalt de rechtbank dat de tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf volledig zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidsstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

9.BESLAG

De rechtbank is van oordeel dat het strafdossier aanleiding biedt om te veronderstellen dat de hierna genoemde inbeslaggenomen -en niet teruggegeven- voorwerpen als baten zijn verkregen uit de te bewezen verklaren strafbare feiten of daartoe zijn gebruikt. De rechtbank zal het inbeslaggenomen geldbedrag (goednummer 724141) en de inbeslaggenomen mobiele telefoon (goednummer: 724135) dan ook verbeurd verklaren.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen:
  • 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 13, 26, 31 en 55 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1, feit 2, feit 3, feit 4 en feit 5 ten laste gelegde bewezen, zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van vier (4) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • 1 STK geldbedrag (goednummer: 724141);
  • 1 STK Telefoontoestel (goednummer: 724135).
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter, mr. N.M. Spelt en mr. N.M.H. van Ek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.B. Venema, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 december 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 9 t/m 10 mei 2022 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een automatisch machinepistool, van het merk Ingram, type Mac 11, kaliber 0.380 ACP, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren, en/of munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten (ongeveer) 200 stuks munitie, kaliber 0.380 ACP, heeft overgedragen en/of voorhanden heeft gehad;
(art 31 lid 1 Wet wapens en munitie, art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)
Feit 2:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 april 2022 tot en met 3 juni 2022 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer wapen(s) van categorie II en III van de Wet wapens en munitie, heeft overgedragen en/of zonder erkenning in de uitoefening van een bedrijf heeft verhandeld terwijl hij van dit feit een beroep of gewoonte heeft gemaakt;
(art 31 lid 1 Wet wapens en munitie, art 55 lid 3 Wet wapens en munitie, art 55 lid 4 Wet wapens en munitie)
Feit 3:
hij op of omstreeks 3 juni 2022 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een aanvalsgeweer, van het merk SA, type VZ 58, kaliber 7.62 x 39 mm, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren en/of een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een aanvalsgeweer, van het merk Sten Gun, type MK II, kaliber 9x19 mm, en/of munitie van de categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 10 scherpe patronen, kaliber 9 mm, en/of 30 scherpe patronen, kaliber 7.62 x 39 mm voorhanden heeft gehad;
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)
Feit 4:
hij op of omstreeks 3 juni 2022 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer wapen(s) van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten 16 bussen pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen en/of een of meer wapen(s) van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten 10 tasers, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad;
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)
Feit 5:
hij op of omstreeks 3 juni 2022 te Utrecht, een of meer wapen(s), van categorie I, onder 1° of 3°, te weten een stiletto, een ploertendoder, een valmes, drie vilmessen en/of vier boksbeugels, voorhanden heeft gehad;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit -tenzij anders aangegeven- pagina’s van op ambtseed of -belofte opgemaakte processen-verbaal. De processen-verbaal zijn allemaal in de wettelijke vorm opgemaakt en als bijlage opgenomen bij het proces-verbaalnummer: PL0900-2022138910 (p. 1 tot en met 464) en het bijbehorende forensisch dossier (p. 1 tot en met 156).
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 8.
3.Een geschrift, te weten een afbeelding van een Telegramgesprek, p. 26.
4.Een geschrift, te weten een afbeelding van een Telegramgesprek, p. 35 en 37.
5.Een geschrift, te weten een afbeelding van een Telegramgesprek, p. 42 tot en met 45.
6.Een geschrift, te weten een afbeelding van een Telegramgesprek, p. 53.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 10.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 11.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 428.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 429.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 55 en proces-verbaal van bevindingen bij het forensisch dossier, p. 62.
12.Proces-verbaal van bevindingen bij het forensisch dossier, p. 63.
13.Een geschrift, te weten een afbeelding van een Telegramgesprek, p. 358.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 339.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 182 tot en met 184.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 286 tot en met 288.
17.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte op 27 juli 2022, p. 460 en 461.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 122 en 123.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 136 en 137.
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 139.
21.Proces-verbaal van bevindingen bij het forensisch dossier, p. 71 en 72.
22.Proces-verbaal van bevindingen bij het forensisch dossier, p. 72.
23.Proces-verbaal van bevindingen bij het forensisch dossier, p. 73.
24.Proces-verbaal van bevindingen bij het forensisch dossier, p. 74.
25.Proces-verbaal van bevindingen bij het forensisch dossier, p. 75.
26.Proces-verbaal van bevindingen bij het forensisch dossier, p. 76 en 77.
27.Proces-verbaal van bevindingen bij het forensisch dossier, p. 76 en 77.
28.Proces-verbaal van bevindingen, p. 410.
29.Proces-verbaal van bevindingen, p. 411 en 412.
30.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 november 2022.
31.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte op 16 juni 2022, p. 274 en proces-verbaal van verhoor medeverdachte door de RC op 23 november 2022, p. 1 en 2.
32.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte door de RC op 23 november 2022, p. 2.