ECLI:NL:RBMNE:2022:5366

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
16/123276-20 en 10/272052-20 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor oplichting en witwassen in het kader van WhatsApp-fraude

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 december 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een serie oplichtingen, ook wel bekend als vriend-in-nood-fraude, waarbij slachtoffers via WhatsApp werden benaderd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen in de periode van 2 september 2017 tot en met 29 maart 2018 meerdere personen heeft opgelicht door zich voor te doen als een familielid in financiële nood. De slachtoffers werden misleid om geldbedragen over te maken naar rekeningen die op naam stonden van de verdachte en zijn medeverdachten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor oplichting, medeplegen van oplichting, en witwassen, en hem een taakstraf van 100 uren opgelegd, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk werd gesteld voor de geleden schade. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte, en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/123276-20 en 10/272052-20 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 december 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1993 ] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 21 juni 2022 en 29 november 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Altena en van hetgeen mr. R.J. Jager, advocaat te Utrecht, namens verdachte, alsmede hetgeen mr. M.R. Sijlbing, advocaat te Zoetermeer, namens de benadeelde partij [benadeelde 1] naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 16/123276-20:
feit 1
in de periode van 2 september 2017 tot en met 29 maart 2018 te Noord-Sleen , Barsingerhorn , Hillegom , Beesd en/of Hilversum , samen met een of meer anderen, meermalen, [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] , [benadeelde 5] , [benadeelde 6] en [benadeelde 7] heeft opgelicht en bewogen tot afgifte van geldbedragen;
feit 2 primair
in de periode van 2 september 2017 tot en met 29 maart 2018 te Noord-Sleen , Barsingerhorn , Hillegom , Beesd en/of Hilversum , samen met een of meer anderen, meerdere geldbedragen heeft witgewassen en van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt;
feit 2 subsidiair
in de periode van 2 september 2017 tot en met 29 maart 2018 te Noord-Sleen , Barsingerhorn , Hillegom , Beesd en/of Hilversum , samen met een of meer anderen, meerdere geldbedragen, afkomstig uit eigen misdrijf, heeft witgewassen;
parketnummer 10/272052-20:
primair
in de periode van 3 september 2017 tot en met 4 september 2017 te Oud-Beijerland, samen met een of meer anderen, meerdere geldbedragen heeft witgewassen;
subsidiair
in de periode van 3 september 2017 tot en met 4 september 2017 te Oud-Beijerland, medeplichtig is geweest aan het witwassen van meerdere geldbedragen.
De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16/123276-20 en 10/272052-20 ten laste gelegde feiten respectievelijk als de feiten 1, 2 primair en 2 subsidiair en feit 3 primair en feit 3 subsidiair.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, met uitzondering van het medeplegen ten aanzien van aangever [benadeelde 2] , 2 primair en 3 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd:
- Voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde geldt dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte betrokken is geweest bij frauduleuze overboekingen of WhatsApp-gesprekken. Van enige feitelijke betrokkenheid bij het tenlastegelegde is niet gebleken. Enkel aangever [benadeelde 2] heeft geldbedragen overgemaakt naar het rekeningnummer op naam van verdachte. Uit de gegevens die zijn opgevraagd bij de bank blijkt echter dat er een onjuist geboortejaar is geregistreerd bij het openen van de bankrekening. Hieruit volgt dat niet kan worden uitgesloten dat iemand anders de gegevens van verdachte heeft gebruikt om de bankrekening te openen en daarmee het tenlastegelegde te plegen.
De overige aangevers hebben bedragen overgemaakt op rekeningen die niet op naam van verdachte staan, waaronder een rekening op naam van medeverdachte [medeverdachte 1] . Het lijkt erop dat het [medeverdachte 1] wijst naar verdachte omdat hij boos is op hem. [medeverdachte 1] heeft aanvankelijk open verklaard bij de politie maar heeft zich bij de rechter-commissaris op zijn verschoningsrecht beroepen. Verder is hetgeen medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard informatie die hij van [medeverdachte 1] heeft gekregen.
- Voor het onder 3 tenlastegelegde geldt dat niet kan worden uitgesloten dat de bankpas van verdachte door een ander is gebruikt zonder dat verdachte dat wist. Verdachte woonde immers ten tijde van het tenlastegelegde samen met een vriend die zich op enig moment heeft beziggehouden met frauduleuze transacties en die kon beschikken over de pinpas van verdachte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 2 primair
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. De ten laste gelegde witgewassen bedragen zijn naar het oordeel van de rechtbank immers afkomstig uit eigen misdrijf, zoals blijkt uit de hiernavolgende bewezenverklaring van het onder 1 primair tenlastegelegde.
Bewijsmiddelen feit 1 en feit 2 subsidiair [1]
[benadeelde 2]heeft aangifte gedaan. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Plaats delict: [plaats] , gemeente Coevorden.
Op 2 september 2017 werd ik gebeld door telefoonnummer [telefoonnummer] . Ik heb dit telefoongesprek opgenomen maar kreeg geen contact met de beller. Hierop kreeg ik via WhatsApp meerdere berichten. Diegene die de berichten stuurde via WhatsApp deed zich voor als zijnde mijn broer, [naam] . Ik zag dat de profielfoto bij dit telefoonnummer overeenkwam met een foto van mijn broer [naam] . Diegene die de berichten stuurde en zich voor deed als zijnde mijn broer, gaf aan dat zijn telefoon vanochtend gestolen was en nu met een nieuw nummer de berichten stuurde.
Ik ben hierop meerdere keren via WhatsApp gebeld door dit telefoonnummer, maar elke keer konden wij geen gesprek voeren omdat de verbinding slecht was. Via WhatsApp werd aan mij gevraagd of ik geld wilde overmaken, diegene die zich voor deed als zijnde mijn broer, gaf aan dat mijn broer een betalingsachterstand had. De eerste keer werd gevraagd of ik 384,99 euro wilde overmaken naar rekeningnummer [rekeningnummer] , ten name van [bedrijf 1] B.V. Dit heb ik gedaan via internetbankieren. Ik heb vanaf mijn zakelijke rekening, [bedrijf 2] , voorzien van rekeningnummer [rekeningnummer] het geld overgemaakt naar het eerdergenoemde rekeningnummer. [2]
Daarna werd nog tweemaal gevraagd via WhatsApp of ik een geldbedrag wilde overmaken in verband met andere betalingsachterstanden. De tweede keer heb ik 754,99 euro overgemaakt naar hetzelfde rekeningnummer. De derde keer heb ik 1154,99 euro overgemaakt naar weer datzelfde rekeningnummer. Al deze bedragen heb ik overgemaakt vanaf mijn eigen rekening. [3]
[benadeelde 3]heeft aangifte gedaan. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Plaats delict: [plaats] , gemeente Hollands Kroon.
Op 23 maart 2018 kreeg ik een whatsapp van mijn zus. Zij zei dat ze een nieuw nummer had en vroeg of ik druk was. Ik had mijn zus nog wat gevraagd en kreeg daar ook antwoord op. Toen mijn zus vroeg of ook storing had bij de bank ben ik nog gaan kijken of dat klopte. Ik ben op de site van de ABN Bank gaan kijken en zag dat er storing was. Mijn zus zit bij de ABN. Mijn zus vroeg mij of ik voor 16:00 uur geld voor haar kon overmaken. Ik heb vervolgens 886,58 euro en 988,25 euro overgemaakt. Allebei de betaling moesten naar het ING-nummer: [rekeningnummer] ten name van [medeverdachte 1] ten name van [naam] . Dit heb ik gedaan. [4]
[benadeelde 4]heeft aangifte gedaan. Zij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Plaats delict: [plaats]
Op 23 maart 2018 kreeg ik een berichtje via WhatsApp op mijn telefoon van mijn broer, [naam] . Hij gaf aan van provider te zijn veranderd en een nieuw telefoonnummer te hebben. Zijn “nieuwe” telefoonnummer was [telefoonnummer] . Er stond ook een foto van mijn broer met zijn vrouw bij het WhatsApp-bericht. Hij probeerde mij nog te bellen via WhatsApp maar dat lukte niet. Toen vroeg hij of ik ook een storing bij de bank had. Hij probeerde steeds geld over te maken maar kreeg steeds een foutmelding. Ik gaf aan dat ik geen problemen had bij de bank en toen vroeg hij of ik het geld over wilde maken want die bedragen moesten die dag nog betaald zijn.
Onbewust had ik denk ik toch wel alarmbellen dus ik gaf nog wel aan dat ik voor de zekerheid de naam van zijn vrouw en kinderen wilde. Daar kreeg ik gewoon de juiste antwoorden op en er werd ook niet moeilijk over gedaan. En toen heb ik op een gegeven moment toch het geld overgemaakt. Ik heb twee keer een bedrag overgemaakt. Een bedrag van Euro 875,00 en Euro 980,00 op naam van [medeverdachte 1] met bankrekeningnummer [rekeningnummer] . [5]
[benadeelde 5]heeft aangifte gedaan. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Plaats delict: [plaats] , gemeente Geldermalsen.
Op 26 maart 2018 kreeg ik een whatsapp bericht van een voor mij onbekend nummer. In dit bericht stond “hoi [benadeelde 5] , dit is je zus”. Er werd aangegeven dat ze haar telefoon in de wasmachine had gehad en dat ze daarom nu een ander nummer had. Ik reageerde op 27 maart op de berichten. Er werd vervolgens gevraagd of ik ook storing bij de bank had. En of ik geld wilde overmaken, omdat ze voor 10 uur 2 rekeningen moest betalen. Ik vroeg om hoeveel het ging. Ze noemde vervolgens 2 bedragen een van 640,- euro en een van 750,- euro. Ik zei dat ik niet zo veel had. Er werd gevraagd om een over te maken. Dit heb ik vervolgens gedaan. Ik heb 654,84 overgemaakt op het volgende rekeningnummer [medeverdachte 1] [rekeningnummer] . [6]
[benadeelde 6]en
[benadeelde 7]hebben aangifte gedaan. Zij hebben onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Plaats delict: [plaats] .
Op 27 maart 2018 kregen wij een WhatsApp-bericht binnen. Deze persoon deed zich voor als mijn ( [naam] ) vader voor. Achteraf blijkt het dat dit niet mijn vader was. Deze persoon zei dat zijn andere telefoon in de wasmachine was beland en dat hij een nieuw nummer had. Wat wij opvallend vinden is dat de profielfoto overeenkomt met de profielfoto van mijn echte vader. Ook viel het mij op dat de persoon ook dezelfde manier van whatsappen had als mijn vader. [7]
Vervolgens werd er aan mij ( [naam] ) gevraagd of ik geld kon overmaken omdat de bank van deze persoon van wie ik dus dacht dat het mijn vader was storing had. Het eerste dat bedrag dat ik moest overmaken was € 743,84. Ik heb dit bedrag toen overgemaakt naar het volgende rekeningnummer: [medeverdachte 1] , [rekeningnummer] 60 695. Dit heb ik ook meteen gedaan. Er werd meteen gevraagd of ik ook een tweede rekening kon betalen. Dit was een bedrag van € 680,99. Dit heb ik ook meteen overgemaakt naar het volgende rekeningnummer: [medeverdachte 1] , [rekeningnummer] .
Na de tweede betaling kreeg ik meteen de vraag of ik nog een derde en laatste rekening kon betalen. Dit betrof een bedrag van 836,86. Dit bedrag heb ik ook meteen overgemaakt naar het volgende rekeningnummer: [medeverdachte 1] , [rekeningnummer] .
Mijn ( [benadeelde 7] ) bankrekeningnummer is: [rekeningnummer] . Vervolgens vroeg de man of ik ( [naam] ) een bedrag van € 854,99 en € 728,99 kon overmaken na [medeverdachte 3] , [rekeningnummer] . Deze bedragen heb ik ( [benadeelde 7] ) vervolgens overgemaakt. Deze betalingen zijn wel gelukt. [8]
Verbalisant [verbalisant 1]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
Ik, verbalisant, heb tevens een vordering 126nc voor het rekeningnummer [rekeningnummer] opgemaakt. Van de Rabobank ontving ik verbalisant de gegevens van de tenaamgestelde, te weten:
[verdachte] (M) geboren [1993 ]
[adres]
[woonplaats] [9]
Verbalisant [verbalisant 2]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
Op 10 juli 2018 heb ik, verbalisant, een vordering tot verstrekken historische financiële gegevens verstuurd naar de Rabobank om op deze wijze de transacties op de betaalrekening van [verdachte] te achterhalen tussen 1 september en 4 september 2017.
2 september 2017 een storting op de rekening van [verdachte] van 384,99 euro en 754,99 euro en 1154,99 euro van tegenrekening [rekeningnummer] ten name van [bedrijf 2] . [10]
Op 5 juli 2018 heb ik, verbalisant, een aanvraag vordering verstrekking historische financiële gegevens verstuurd naar de ING bank om via deze wijze de transacties van rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [medeverdachte 1] , inzichtelijk te krijgen in de periode van 22 maart tot en met 28 maart 2018.
23 maart 2018 storting op de rekening van [medeverdachte 1] van 886,85 euro en 988,25 euro van rekening [rekeningnummer] ten name van [benadeelde 3] .
23 maart 2018 opname van 1850,00 euro bij een geldautomaat van ING aan de Bussummerstraat te Hilversum om 16:06 uur.
23 maart 2018 storting op de rekening van [medeverdachte 1] van 875,25 euro en 980,75 euro van rekening [rekeningnummer] ten name van [benadeelde 4] .
23 maart 2018 overboeking van 1800,00 euro naar rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [medeverdachte 2] .
27 maart 2018 storting op de rekening van [medeverdachte 1] van 654,84 euro van rekening [rekeningnummer] ten name van [benadeelde 5] .
27 maart 2018 storting op de rekening van [medeverdachte 1] van 680,99 euro en 743,84 euro van rekening [rekeningnummer] ten name van [benadeelde 6] .
27 maart 2018 storting op de rekening van [medeverdachte 1] van 836,86 euro van rekening [rekeningnummer] ten name van [benadeelde 6] / [benadeelde 7] .
27 maart 2018 opname van 350,- euro bij een ING automaat aan het Stationsplein te [plaats] om 20:04 uur.
28 maart 2018 overboeking van 1400,00 euro naar rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [medeverdachte 2] .
28 maart 2018 opname van 250,00 euro bij een geldautomaat van de Rabobank Gooi en Vecht om 20:38 uur.
28 maart 2018 opname van 100,50 euro bij een geldautomaat van de MH Shop 2 te Hilversum om 20:33 uur.
28 maart 2018 overschrijving van 1400,- euro naar tegenrekening [rekeningnummer] ten name van [medeverdachte 2] .
Ik, verbalisant, heb op 5 juli 2018 een aanvraag vordering verstrekking historische financiële gegevens op het rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [medeverdachte 2] verstuurd naar de ING bank om via deze wijze de bij- en afschrijvingen inzichtelijk te krijgen tussen 7 maart 2018 en 29 maart 2018.
8 maart 2018 storting op de rekening van [medeverdachte 2] van 1450,00 euro van tegenrekening [rekeningnummer] ten name van [verdachte] .
8 maart 2018 opname van 1000,00 bij een geldautomaat aan de Oosterengweg te Hilversum.
23 maart 2018 storting op de rekening van [medeverdachte 2] van 1800,00 van tegenrekening [rekeningnummer] ten name van [medeverdachte 1] .
23 maart 2018 opname van 100,00 euro, 500,00 euro en 400,00 euro bij een geldautomaat aan de Kapittelweg te Hilversum.
23 maart 2018 opname van 750,00 euro bij een geldautomaat aan de Oosterengweg te Hilversum.
28 maart 2018 storting op de rekening van [medeverdachte 2] van 1400,00 van tegenrekening [rekeningnummer] ten name van [medeverdachte 1] .
Op donderdag 24 januari 2019 heb ik, verbalisant, een aanvraag vordering verstrekking historische financiële gegevens op het rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [medeverdachte 3] verstuurd naar de ING bank om via deze wijze de bij-en afschrijvingen inzichtelijk te krijgen tussen 21 maart 2018 en 4 april 2018.
Op 28 maart 2018 storting op de rekening van [medeverdachte 3] van 854,99 euro en 728,99 euro van tegenrekening [rekeningnummer] ten name van [benadeelde 7] . [11]
[medeverdachte 2]is als verdachte gehoord. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
V: Maar dan slaan we een stuk over, want wat is er dan gebeurd met jouw
rekeningnummer?
A: Nou [verdachte] , een goede vriend van een vriend van mij, vroeg aan mij of zijn salaris op mijn rekening gestort mocht worden. Hij had op dat moment namelijk geen bankpas en wilde zijn geld opnemen. Ik heb dat bedrag voor hem in drie keer gepind. Ik dacht dat het in totaal om ongeveer 2000,- euro ging.
V: Vond je het niet vreemd dat hij dat aan jou vroeg in plaats van een familielid?
A: Ik heb [medeverdachte 4] wel eens gevraagd waarom [verdachte] dat geld liet storten. [medeverdachte 4] gaf toen aan dat het inderdaad ook zijn salaris is maar ook dat hij geld had van een erfenis van zijn oma. Dus dat had hij nodig voor de inrichting van zijn huisje waar hij plannen voor had. [12]
[medeverdachte 1]is als verdachte gehoord. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
V: Ik heb de mutatie gelezen van de door jou gedane melding in april 2018, maar ik zou graag nogmaals van jou willen horen hoe het allemaal begonnen is dat jij geld op je rekening liet storten door een ander. Wanneer is het begonnen?
A: Toen ik bij [bedrijf 3] kwam werken. Daar werkte een oude vriend van mij. [verdachte] heet hij.
Op een gegeven moment was de vraag of het salaris van [verdachte] naar mij gestort mocht worden. Hij had namelijk geen pinpas meer. Ik zou daar ook geld voor krijgen. Op een gegeven moment kwam er geld op mijn rekening. Ik had het namelijk goedgekeurd en stuurde hem op zijn verzoek een foto van mijn bankpas. Op een gegeven moment kwam er geld op mijn rekening. Ik moest mijn dag limiet verhogen om het eraf te kunnen halen. Ik deed dat omdat hij het contant van mij terug wilde hebben. Later is hij het bij mij op komen halen. Ik deed dit bij de ING in [plaats] . [13] [verdachte] kwam het geld met [medeverdachte 2] ophalen. De twee bedragen van 875,25 euro en 980,75 euro die op bovengenoemd document onder nummer twee (2) staan weggeschreven moest ik overmaken naar [medeverdachte 2] . Dat heb ik ook gedaan.
V: Op jouw papier staat bij nummer drie dat je op 27 maart weer geldbedrag van 654,84 kreeg. Had [verdachte] dit aangegeven?
A: Nee dat niet maar dat was voor hem geen verassing. Hij wist altijd hoeveel erop kwam. Van dit bedrag heb ik 4,84 naar mijn spaarrekening overgemaakt en een afgerond bedrag van 650,- euro gepind en aan [verdachte] gegeven. Ik sprak toen met hem af tegenover de Alloysius school. [verdachte] kwam toen met [medeverdachte 4] . [14]
[medeverdachte 3]is als verdachte gehoord. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik kreeg een Facebook-berichtje via de Messenger van een vriend. In dit bericht vroeg hij mij of ik wat geld voor hem wilde pinnen aangezien hij zijn pinpas kwijt was. Ik heb hem vervolgens mijn bankgegevens gegeven, en vroeg hem hoeveel het was wat ik moest gaan pinnen. Ik zag via internetbankieren dat er 1580 euro gestort was. Ik zei tegen die vriend dat ik het een hoog bedrag vond en dat ik dat niet ging pinnen, dat kon ik ook niet in een keer opnemen. Die vriend drong er nog wel op aan dat ik het moest opnemen. Omdat ik de boot afhield en pas na 17.00 uur geld kon pinnen vroeg ik hem om een rekeningnummer waar ik het naar over kon maken. Ik wilde dat geld niet meer op mijn rekening. Hierop gaf hij mij een ander rekeningnummer waar ik het bedrag naar over moest maken. Dit was rekeningnummer [A] , [rekeningnummer] .
V: Die vriend heet [medeverdachte 4] ?
A: Ja [medeverdachte 4] . [15]
Bewijsoverweging feiten 1 en 2 subsidiair
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
De rechtbank overweegt allereerst dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat bij de oplichting van [benadeelde 2] het rekeningnummer van verdachte is gebruikt. Het is een feit van algemene bekendheid dat een bank bij het openen van een bankrekening onderzoek doet naar de identiteit van degene die de rekening wil openen. Daarnaast blijkt uit het proces-verbaal dat er sprake is van een afwijking van slechts één cijfer in de geboortedatum van de rekeninghouder en dat de overige gegevens overeenkomen met die van verdachte. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is uitgesloten dat iemand anders dan verdachte de bankrekening op naam van verdachte heeft geopend en daarover beschikte.
De rechtbank overweegt voorts dat het feit dat medeverdachte [medeverdachte 1] zich bij de rechter-commissaris op zijn verschoningsrecht heeft beroepen geen reden is om de verklaring die hij heeft afgelegd bij de politie niet te bezigen voor het bewijs. Bovendien vindt de verklaring van [medeverdachte 1] steun in andere bewijsmiddelen.
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen is naar het oordeel van de rechtbank gebleken dat verdachte daadwerkelijk een significante rol heeft gespeeld bij de tenlastegelegde oplichtingen. Het door aangever [benadeelde 2] overgemaakte bedrag is immers ontvangen op een bankrekening ten name van verdachte. Daarnaast blijkt dat de bedragen die door de andere aangevers is overgemaakt, op rekeningen zijn gestort van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Dat betekent dat degene(n) die de oplichting hebben gepleegd, over deze gegevens beschikte(n). Uit de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] blijkt dat verdachte over deze gegevens beschikte, en dat hij en zijn medeverdachte hen onder valse voorwendselen hebben gevraagd of hun bankrekeningen konden worden gebruikt om bedragen op te laten storten, soms in ruil voor een vergoeding. Uit deze getuigenverklaringen blijkt ook dat verdachte samen met zijn medeverdachte de bankrekeningnummers van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] kennelijk voor frauduleuze doeleinden wilde gebruiken. De rechtbank komt dan ook tot de slotsom dat de rol van verdachte dusdanig is geweest, en dat er sprake was van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking, waardoor verdachte als medepleger van de tenlastegelegde feiten moet worden beschouwd.
De rechtbank overweegt ten slotte dat ten aanzien van aangever [benadeelde 2] niet kan worden vastgesteld dat verdachte heeft gehandeld in nauwe en bewuste samenwerking met een of meer anderen. De rechtbank zal verdachte dan ook partieel vrijspreken van het medeplegen van het tenlastegelegde voor zover dat betrekking heeft op het oplichten van aangever [benadeelde 2] .
Bewijsmiddelen feit 3 primair [16]
[benadeelde 1]heeft aangifte gedaan. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Plaats delict: [plaats] .
Op 3 september 2017 kreeg ik een berichtje van mijn “zwager”. Hierin stond: Hi [benadeelde 1] met [naam] , dit is mijn nieuwe nummer, je kan deze opslaan. Na enige berichtjes over en weer kwam 4 september de mededeling: Ik moet [17] een rekening morgen betalen, alleen mijn internetbankieren is op een of andere manier geblokkeerd en heb de bank gebeld en ze zeggen dat het 3/4 dagen kan duren tot ik er weer in kan. Ik schaam me een beetje om te vragen maar zou je deze misschien voor mij voor kunnen schieten, dan stort ik het gelijk terug als ik er weer in kan. Op 4 september heb ik gevraagd om hoeveel het gaat en dat ik het met mijn vrouw moest overleggen. Hierop zegt hij dat het ongeveer om 1500 euro gaat. Hij zou me de gegevens sturen van de bank. Op 4 september heb ik de volgende gegevens ontvangen: Naam: [verdachte] IBAN: [rekeningnummer] T.N.V. [naam] Omschrijving betalingsachterstand bedrag 1.491.80. Op 4 september 2017 heb ik het bedrag overgemaakt en op verzoek van mijn “zwager” een foto gestuurd van de betaling. Om 11.19 uur kwam er een berichtje van mijn “zwager” hierin staat: ik heb er nog een die morgen betaald moet worden, zou je die ook gelijk willen doen. Dit bedrag was 1221,20 euro. Met dezelfde betalingsgegevens van naam en rekeningnummer. Omstreeks 11.53 uur heb ik het bedrag overgemaakt en een foto gestuurd van de betaling van 1221,20 euro. Op 13.12 uur kwam de volgende vraag: Ik heb er nog een binnen gekregen van 841,30 euro, zou je deze ook aub willen doen.
Weer stonden dezelfde betalingsgegevens met naam en rekeningnummer. Om 13.13 uur kwam er nog een berichtje: Maak ik woensdagochtend 3600 euro voor de moeite. Omstreeks 15.04 uur heb ik het bedrag overgemaakt en een foto gestuurd van de betaling van 841,30 euro. [18]
Verbalisant [verbalisant 3]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
Uit onderzoek, verricht door de ABN Amro bank bleek dat het genoemde rekeningnummer, [rekeningnummer] op naam was gesteld van:
[verdachte]
geboren: [1993 ] te [plaats] [19]
Verbalisant [verbalisant 4]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
Op 4 november 2020 zijn de gevorderde gegevens van de ABN AMRO Bank NV, betreffende de bij de bank bekende gegevens van rekeninghouder [verdachte] ontvangen. Ik zag dat dit de volgende rekening betrof: [rekeningnummer] .
- 4 september 2017, 10:30:59 uur. Telefonische Spoedoverboeking van [rekeningnummer] - [verdachte] naar [rekeningnummer] - [naam] EO. Bedrag: 1491,80 euro.
- 4 september 2017, 10:53:51 uur. Geldautomaat opname van [rekeningnummer] - [verdachte] .
Locatie: Egelantierstraat 42 N1 H. Bedrag: 1480,00 euro.
- 4 september 2017, 11:51:28 uur. Telefonische Spoedoverboeking van
[rekeningnummer] - [verdachte] naar [rekeningnummer] - [naam] EO. Bedrag: 1221,20 euro.
- 4 september 2017, 12:14:21 uur. Geldautomaat opname van [rekeningnummer] - [verdachte] . Locatie: Gravelandseweg 9 Hilversum. Bedrag: 1220,00 euro.
- 4 september 2017, 15:04:57 uur. Telefonische Spoedoverboeking van
[rekeningnummer] - [verdachte] naar [rekeningnummer] - [naam] EO. Bedrag: 841,30 euro.
- 4 september 2017, 15:56:59 uur. Betaalautomaat, van [rekeningnummer] - [verdachte] .
Locatie: MH shop 2 Hilversum. Bedrag: 300,50 euro.
- 4 september 2017, 15:59:52 uur. Betaalautomaat, van [rekeningnummer] - [verdachte] .
Locatie: Hoogvliet 690 06 Hilversum. Bedrag: 200,00 euro.
- 4 september 2017, 16:23:45 uur. Betaalautomaat, van [rekeningnummer] - [verdachte] .
Locatie: GWK Hilversum. Bedrag: 301,19 euro.
- 4 september 2017, 17:22:55 uur. Geldautomaat opname van [rekeningnummer] - [verdachte] .
Locatie: Gravelandseweg 9 Hilversum. Bedrag: 50,00 euro. [20]
Bewijsoverweging feit 3 primair
In het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 4] wordt gerelateerd dat er spoedoverboekingen hebben plaatsgevonden van de rekening van verdachte naar de rekening van aangever. Uit de in de bijlage bij dat proces-verbaal bevindende uitdraai van de gegevens van de bank waarop de bevindingen van de verbalisant zijn gebaseerd blijkt dat er sprake is van een kennelijke verschrijving. De rechtbank leest de bevindingen in het proces-verbaal dan ook zo dat de spoedoverboekingen hebben plaatsgevonden vanaf de rekening van aangever naar de rekening van verdachte.
Nu het om de eigen rekening van verdachte gaat, waarover hij geacht wordt te kunnen beschikken, slaagt het verweer dat mogelijk een huisgenoot zijn pasje heeft gebruikt, niet. De rechtbank leidt voorts de wetenschap dat de bedragen van misdrijf afkomstig waren – en dus het opzet – af uit het feit dat de bedragen steeds zeer kort na storting werden opgenomen.
Er kan niet worden vastgesteld dat verdachte ten aanzien van deze bedragen in nauwe en bewuste samenwerking heeft gehandeld met anderen. Dit maakt dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het tenlastegelegde medeplegen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
feit 1
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 2 september 2017 tot en met 29 maart 2018 te Noord-Sleen (gemeente Coevorden), Barsingerhorn (gemeente Hollands Kroon), Hillegom, Beesd (gemeente Geldermalsen) en Hilversum, meermalen, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, na te noemen persoon heeft bewogen tot de afgifte van na te noemen geldbedrag,
te weten:
- [benadeelde 2] tot afgifte van in totaal 2.294,97 euro,
en tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, na te noemen personen heeft bewogen tot de afgifte van na te noemen geldbedragen, te weten:
- [benadeelde 3] tot afgifte van in totaal 1.875,10 euro
- [benadeelde 4] tot afgifte van in totaal 1.855 euro
- [benadeelde 5] tot afgifte van in totaal 654,84 euro
- [benadeelde 6] en [benadeelde 7] tot afgifte van in totaal 3.845,67 euro,
hebbende verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte(n) telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- informatie omtrent het privéleven en/of de sociale contacten van genoemde persoon/personen verzameld, en
- die persoon/personen telefonisch benaderd via WhatsApp-berichten,
- zich gepresenteerd onder een valse naam, en
- zich voorgedaan als familielid van die persoon/personen, en
- daarbij een foto gebruikt, en
- aangegeven dat dat familielid een spoedeisend financieel probleem had of een probleem met/storing bij het tele- of internetbankieren en vervolgens die persoon/personen om financiële hulp verzocht en verzocht om per omgaande een of meer rekeningen te betalen, en
- die persoon/personen een of meer bankrekeningnummer(s) doorgegeven waarop geld zou kunnen worden gestort en/of (nadere) instructies gegeven om geld over te maken naar een of meer door verdachte opgegeven bankrekeningnummer(s), en
- aldus via WhatsApp-berichten die persoon/personen benaderd en
zich voorgedaan als bona fide bekende van die persoon/personen en die persoon/personen misleid omtrent zogenaamd per omgaand ten behoeve van die bekende te verrichten financiële hulp en/of betaling(en),
waardoor die persoon/personen telkens werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
feit 2 subsidiair
hij in de periode van 2 september 2017 tot en met 29 maart 2018, te Hilversum, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens voorwerpen, te weten geldbedragen, namelijk
- 2.294,97 euro
- 1.875,10 euro,
- 1.855 euro,
- 654,84 euro, en
- 2.261,69 euro
zijnde in totaal 8.941,60 euro,
heeft verworven en voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte, telkens wist dat die voorwerpen onmiddellijk afkomstig waren uit enig eigen misdrijf;
feit 3 primair
in de periode 3 september 2017 tot en met 4 september 2017, te Oud-Beijerland, althans in Nederland telkens een voorwerp, te weten geldbedragen van in totaal € 3.554,30,
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad
terwijl hij, verdachte, wist dat dat voorwerp en/of die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2 subsidiair en 3 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1
oplichting en medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
feit 2 subsidiair
medeplegen van eenvoudig witwassen, meermalen gepleegd;
feit 3 primair
witwassen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een taakstraf van 140 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 70 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om bij strafoplegging rekening te houden met de aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en te volstaan met een voorwaardelijke taakstraf van kortere duur dan door de officier van justitie is geëist.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft in een periode van zeven maanden zeven mensen opgelicht middels zogenoemde vriend-in-nood-fraude en meerdere geldbedragen witgewassen. Samen met anderen heeft verdachte de slachtoffers opgelicht en bewogen tot afgifte van geld door zich via WhatsApp voor te doen als een familielid in geldnood. Verdachte heeft bankrekeningen geregeld waar dit geld op gestort kon worden, waarna het geld vervolgens snel werd opgenomen bij pinautomaten of doorgesluisd naar andere rekeningen. Hierdoor is het geld niet meer (goed) te traceren. Door het opnemen of doorsluizen van het geld is er tevens sprake van witwassen.
Het handelen van verdachte heeft financiële schade veroorzaakt voor de slachtoffers en hun vertrouwen geschaad. Verdachte heeft bovendien niet alleen schade veroorzaakt voor de slachtoffers, maar ook misbruik gemaakt van de personen die hun rekeningnummer aan hem beschikbaar stelden. Verdachte heeft zich kennelijk enkel laten leiden door eigen financieel gewin en heeft zich niet bekommerd om de gevolgen van zijn gedrag voor de slachtoffers en de samenleving. De rechtbank rekent dit alles verdachte aan.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 12 mei 2022 waaruit volgt dat verdachte eerder op 10 januari 2022 is veroordeeld voor een soortgelijk feit als de onderhavige.
Conclusie
Met betrekking tot de overschrijding van de redelijke termijn overweegt de rechtbank dat verdachte ten aanzien van feit 3 op 19 november 2017 in verzekering is gesteld. Ten aanzien van de feiten 1 en 2 is verdachte op 18 mei 2019 door de politie gehoord. De rechtbank zal op 13 december 2022 uitspraak doen. Dit betekent dat de redelijke termijn ten aanzien van feit 3 met ruim 3 jaar is overschreden en de redelijke termijn ten aanzien van de feiten 1 en 2 met bijna 7 maanden is overschreden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding matiging van de op te leggen straf tot gevolg moet hebben.
De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf er rekening mee dat verdachte na het plegen van het bewezenverklaarde op 10 januari 2022 is veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van 100 uren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie.

9.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde 6]heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.261,69, bestaande uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
[benadeelde 7]heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.261,69, bestaande uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
[benadeelde 5]heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 654,84, bestaande uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
[benadeelde 3]heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.000,--. Dit bedrag bestaat uit € 1.875,10 materiële schade en € 124,90 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
[benadeelde 1]heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3.554,30 bestaande uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
[benadeelde 6]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele en hoofdelijke toewijzing van de vordering van [benadeelde 6] , vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[benadeelde 7]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering omdat de afgegeven bedragen afkomstig zijn van het rekeningnummer op naam van [benadeelde 6] .
[benadeelde 5]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele en hoofdelijke toewijzing van de vordering van [benadeelde 5] , vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[benadeelde 3]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele en hoofdelijke toewijzing van de vordering van [benadeelde 3] , vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[benadeelde 1]De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele en hoofdelijke toewijzing van de vordering van [benadeelde 3] , vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
[benadeelde 6]
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vordering van [benadeelde 6] gerefereerd aan de conclusie van de officier van justitie.
[benadeelde 7]
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vordering van [benadeelde 7] gerefereerd aan de conclusie van de officier van justitie.
[benadeelde 5]
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vordering van [benadeelde 5] gerefereerd aan de conclusie van de officier van justitie.
[benadeelde 3]
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering van [benadeelde 3] gedeeltelijk toe te wijzen tot een bedrag van € 1.875,10 en de vordering voor het overige af te wijzen.
[benadeelde 1]De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vordering van [benadeelde 1] gerefereerd aan de conclusie van de officier van justitie.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
[benadeelde 6]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De materiële schade, bestaande uit een bedrag van
€ 2.261,69 is niet betwist en deugdelijk onderbouwd. De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 29 maart 2018 tot de dag van volledige betaling. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[benadeelde 7]
De rechtbank zal de benadeelde partij [benadeelde 7] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu niet, althans onvoldoende is gebleken van een direct verband tussen de gestelde schade en het onder 1 bewezen verklaarde feit. Het daadwerkelijk weggenomen en niet teruggestorte bedrag, waarvoor de schadevergoeding is gevorderd, is immers afkomstig van het rekeningnummer op naam van [benadeelde 6] . De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[benadeelde 5]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De materiële schade, bestaande uit een bedrag van
€ 654,84 is niet betwist en deugdelijk onderbouwd. De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 29 maart 2018 tot de dag van volledige betaling. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[benadeelde 3]
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadepost materiële schade ter hoogte van in totaal € 1.875,10 komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering tot dat bedrag hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 29 maart 2018 tot de dag van volledige betaling. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De vordering is voor het overige onvoldoende onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om de vordering voor dat deel nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
[benadeelde 1]Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De materiële schade, bestaande uit een bedrag van
€ 3.554,30 is niet betwist en deugdelijk onderbouwd. De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 4 september 2017 tot de dag van volledige betaling. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 47, 57, 63, 326, 420bis, 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 primair en tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 subsidiair en 3 primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 2 subsidiair en 3 primair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2 subsidiair en 3 primair bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
100 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 50 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
Benadeelde partij [benadeelde 6]
- wijst de vordering van [benadeelde 6] toe tot een bedrag van € 2.261,69;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 6] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 maart 2018 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 6] aan de Staat € 2.261,69 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 maart 2018 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 32 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 7]
- verklaart [benadeelde 7] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [benadeelde 5]
- wijst de vordering van [benadeelde 5] toe tot een bedrag van € 654,84;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 5] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 maart 2018 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 5] aan de Staat € 654,84 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 maart 2018 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 13 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 3]
- wijst de vordering van [benadeelde 3] toe tot een bedrag van € 1.875,10;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 maart 2018 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [benadeelde 3] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 3] aan de Staat € 1.875,10 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 maart 2018 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 28 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 1]
- wijst de vordering van [benadeelde 1] toe tot een bedrag van € 3.554,30;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 september 2017 tot de dag van de algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1] aan de Staat € 3.554,30 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 september 2017 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 45 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Hebly, voorzitter, mrs. H. den Haan en J. Wiersma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.S.A. Nahumury, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 december 2022.
Mr. Wiersma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/123276-20:
1
hij (op verschillende tijdstippen) in of omstreeks de periode van 2 september 2017 tot en met 29 maart 2018
te Noord-Sleen (gemeente Coevorden), Barsingerhorn (gemeente Hollands Kroon), Hillegom, Beesd (gemeente Geldermalsen) en/of Hilversum, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal
(telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
na te noemen persoon/personen heeft bewogen tot de afgifte(n) van na te noemen geldbedragen,
te weten:
- [benadeelde 2] tot afgifte van (in totaal) 2.294,97 euro
- [benadeelde 3] tot afgifte van (in totaal) 1.875,10 euro
- [benadeelde 4] tot afgifte van (in totaal) 1.855 euro
- [benadeelde 5] tot afgifte van (in totaal) 654,84 euro
- [benadeelde 6] en/of [benadeelde 7] tot afgifte van (in totaal) 3.845,67 euro, althans 2.261,69 euro
hebbende verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte(n), althans alleen, (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (telkens)
- informatie omtrent het privéleven en/of de sociale contacten van genoemde persoon/personen verzameld, en/of
- die persoon/personen (telefonisch) benaderd via WhatsApp-berichten, althans door middel van electronisch berichtenverkeer, en/of jegens die persoon/personen
- zich gepresenteerd onder een valse naam, en/of
- zich voorgedaan als familielid of vriend(in) of bekende van die persoon/personen, en/of
- daarbij een foto gebruikt/meegestuurd van die bekende, en/of
- aangegeven dat die bekende een (spoedeisend) financieel probleem had of een probleem met/storing bij het tele- of internetbankieren en/of (vervolgens) die persoon/personen om (financiële) hulp verzocht en/of verzocht om (per omgaande) een of meer rekeningen te betalen, en/of
- ( tevens) daarbij aangegeven dat die persoon/personen dat geld contant kon(den) krijgen en/of na het voorschieten/betalen direct terugbetaald zou(den) worden, en/of
- die persoon/personen een of meer bankrekeningnummer(s) doorgegeven waarop geld zou kunnen worden gestort en/of (nadere) instructies gegeven om geld over te maken naar een of meer door verdachte opgegeven bankrekeningnummer(s), en/of
- ( aldus) via WhatsApp-berichten/electronisch berichtenverkeer die persoon/personen benaderd/verrast en/of
zich voorgedaan als bona fide bekende van die persoon/personen en/of die persoon/personen misleid omtrent (zogenaamd) per omgaand ten behoeve van die bekende te verrichten financiële hulp en/of betaling(en),
waardoor die persoon/personen (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
2
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 september 2017 tot en met 29 maart 2018, Noord-Sleen (gemeente Coevorden), Barsingerhorn (gemeente Hollands Kroon), Hillegom, Beesd (gemeente Geldermalsen) en/of Hilversum, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal
(telkens) (van) (een) voorwerp(en), te weten enig(e) geldbedrag(en), namelijk (ongeveer)
- 2.294,97 euro
- 1.875,10 euro,
- 1.855 euro,
- 654,84 euro, en/of
- 2.261,69 euro
zijnde in totaal (ongeveer) 8.941,60 euro, in elk geval (telkens) enig(e) geldbedrag(en),
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den)
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, (telkens) wist dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
lid 1
- en hij, verdachte, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 september 2017 tot en met 29 maart 2018, Noord-Sleen (gemeente Coevorden), Barsingerhorn (gemeente Hollands Kroon), Hillegom, Beesd (gemeente Geldermalsen) en/of Hilversum, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal
(telkens) (van) (een) voorwerp(en), te weten enig(e) geldbedrag(en), namelijk (ongeveer)
- 2.294,97 euro
- 1.875,10 euro,
- 1.855 euro,
- 654,84 euro, en/of
- 2.261,69 euro
zijnde in totaal (ongeveer) 8.941,60 euro, in elk geval (telkens) enig(e) geldbedrag(en),
heeft verborgen en/of verhuld en/of verworven en/of voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte, (telkens) wist dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig eigen misdrijf;
10/272052-20:
hij in of omstreeks de periode 3 september 2017 tot en met 4 september 2017, te Oud-Beijerland, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen meermalen, althans eenmaal,
(telkens) van (een) voorwerp(en), te weten (een) geldbedrag(en) van in totaal € 3.554,30, althans enig geldbedrag
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den)
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode 3 september 2017 tot en met 4 september 2017, te Oud-Beijerland, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
(telkens) van (een) voorwerp, te weten (een) geldbedrag(en) van in totaal € 3.554,30, althans enig geldbedrag,
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den)
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl die onbekend gebleven personen wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode 3 september 2017 tot en met 4 september 2017 te Oud-Beijerland, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door aan die onbekend gebleven perso(o)n(en) zijn, verdachtes, bankpas en/of pincode en/of bankrekening(nummer) (mee) te geven en/of ter beschikking te stellen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 22 juli 2019, genummerd PL0900-2019218640, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 170. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 1.
3.Pagina 2.
4.Pagina 13.
5.Pagina 23.
6.Pagina 32.
7.Pagina 41.
8.Pagina 42.
9.Pagina 11.
10.Pagina 77.
11.Pagina 78.
12.Pagina 82.
13.Pagina 96.
14.Pagina 97.
15.Pagina 106.
16.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 11 januari 2021, genummerd PL1700-2017290901, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 38. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
17.Pagina 3.
18.Pagina 4.
19.Pagina 9.
20.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 november 2022, genummerd PL1700-2017290901-23, los bijgevoegd.