Beoordeling door de rechtbank
1. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van het beëindigen van eisers Anw-uitkering. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
2. De rechtbank stelt daarbij voorop dat zij zich er zeer bewust van is dat eiser, kort gezegd, in een rotsituatie zit. Hij heeft na het beëindigen van de Anw-uitkering de diagnose slokdarmkanker gehad en heeft recent zware medische behandelingen ondergaan, terwijl de prognose voor de toekomst heel onzeker is. Eiser heeft erop gewezen dat hij geen bijstandsuitkering krijgt vanwege zijn koopwoning, en dat hij sinds de stop van de Anw-uitkering financieel afhankelijk is van familie en vrienden. De rechtbank wil deze situatie op geen enkele manier bagatelliseren, maar zoals op de tweede zitting is uitgelegd moet zij de zaak wel beoordelen aan de hand van de regelgeving uit de Anw. De belangrijkste consequentie daarvan is dat de rechtbank kijkt naar eisers situatie op 1 juni 2021, ruim voordat de diagnose slokdarmkanker werd gesteld.
3. De rechtbank komt in deze uitspraak tot de conclusie dat de herbeoordeling van eisers arbeidsongeschiktheid per 1 juni 2021 zorgvuldig is verlopen en dat er geen reden is om te twijfelen aan de medische en arbeidskundige beoordeling. Zij legt dat hierna uit.
4. Eiser voert aan dat verweerder in het bestreden besluit verwijst naar het UWV-bezwaaradvies van 18 november 2021, maar ten onrechte concludeert dat een kopie daarvan meegestuurd is met het bestreden besluit. Eiser heeft dit advies niet ontvangen en kon er dus ook niet op reageren.
5. Verweerder stelt dat de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 20 oktober 2021 en van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 11 november 2021 in ieder geval met het bestreden besluit zijn meegestuurd.
6. De rechtbank overweegt dat het niet relevant is wat er wel of niet is meegestuurd met het bestreden besluit, omdat dat iets is van ná de datum van het besluit en daarom niet aan de rechtmatigheid ervan kan raken. Waar het om gaat is dat aan het besluit de genoemde rapporten ten grondslag liggen en dat eiser daarvan kennis heeft genomen: hij heeft er immers inhoudelijke standpunten over ingenomen. Het arbeidskundig rapport is overigens vervangen door een nieuw rapport, waarover hierna meer. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Medisch onderzoek
7. Eiser voert aan dat er geen sprake is van een zorgvuldig medisch onderzoek, omdat het alleen telefonisch heeft plaatsgevonden. Daarnaast heeft eiser geheugenproblemen, waardoor hij de vragen en zijn antwoorden daarop zich niet meer herinneren. Hij heeft een verzoek gedaan voor een persoonlijk medisch onderzoek, maar dat is niet door verweerder toegewezen. Eiser is daardoor ten onrechte zowel in de primaire fase als in bezwaar niet door een arts gezien of onderzocht. Bovendien heeft verweerder ten onrechte niet gecontroleerd of het UWV advies zorgvuldig tot stand is gekomen. Dit kon worden gedaan door medische informatie bij bijvoorbeeld de behandelende sector/huisarts op te vragen. Eiser heeft de rechtbank verzocht om een onafhankelijke deskundige in te schakelen om een objectief beeld te krijgen van de medische situatie.
8. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Het is aan een eiser aan te voeren en, zo nodig, aannemelijk te maken dat de rapporten hier niet aan voldoen. Om aannemelijk te maken dat de medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een (andere) arts of medisch behandelaar noodzakelijk. Hoe eiser zelf zijn klachten ervaart is daarom over het algemeen geen goede reden om het rapport van de verzekeringsarts te betwisten.
9. De rechtbank overweegt dat eiser inderdaad alleen telefonisch heeft gesproken met de primaire verzekeringsarts, maar dat hij wel ‘fysiek’ contact heeft gehad met de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Aansluitend aan de hoorzitting heeft er in de bezwaarfase namelijk een medisch onderzoek plaatsgevonden Dat eiser niet is gezien door de verzekeringsarts mist dus feitelijke grondslag. Dat er geen lichamelijk onderzoek is geweest is naar het oordeel van de rechtbank geen reden om het onderzoek onzorgvuldig te achten. Het behoort namelijk tot de expertise van een verzekeringsarts (bezwaar en beroep) om de in een gegeven onderzoekssituatie juiste en noodzakelijke onderzoeksinstrumenten te kiezen en de onderzoeksresultaten te beoordelen en te vertalen in beperkingen van de betrokkene. De verzekeringsarts heeft daarbij een eigen verantwoordelijkheid en mag in beginsel op zijn eigen oordeel afgaan. Eiser heeft gesproken met de verzekeringsarts bezwaar en beroep, en in het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zijn de door eiser naar voren gebrachte klachten meegenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geen aanleiding hoeven zien om ook nader lichamelijk onderzoek te verrichten.
10. Uit het rapport van 20 oktober 2021 blijkt ook dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep alle eerdere medische onderzoeksverslagen en eisers bezwaargronden in de beoordeling heeft betrokken. Daarnaast is de tijdens de bezwaarprocedure overgelegde medische informatie (journaal van de huisarts vanaf 2016 tot april 2021) beoordeeld. In het rapport is ook ingegaan op de gestelde geheugenproblemen van eiser. De rechtbank oordeelt dat de rapporten waar verweerder zijn besluit op heeft gebaseerd voldoende zorgvuldig tot stand zijn gekomen.
Recente medische problemen
11. Slokdarmkanker is een ernstige aandoening die niet van de ene op de andere dag ontstaat. Daarom is het volgens eiser aannemelijk dat de klachten die hij op de datum in geding had hierdoor werden veroorzaakt. Om die reden hadden er door verweerder meer beperkingen moeten worden aangenomen.
12. De verzekeringsarts bezwaar en beroep schrijft in zijn laatste rapport dat de nader ingebrachte medische informatie geen reden geeft tot het wijzigen van de in het bestreden besluit vastgestelde beperkingen en de belastbaarheid van eiser. De diagnose slokdarmkanker is van ruim na de datum in geding en bovendien blijkt uit de medische stukken van eiser dat hij meerdere maanden na de datum in geding minimale ziekteverschijnselen zonder klachten.
13. De rechtbank oordeelt dat verweerder de medische beoordeling van de verzekeringsartsen van het UWV aan het bestreden besluit ten grondslag heeft kunnen leggen. De door eiser overgelegde stukken zeggen inderdaad alleen iets over zijn huidige medische situatie van na de datum van geding. Daarnaast merkt verweerder terecht op dat uit de medische informatie niet is gebleken dat eiser ten tijde van de datum van geding meer beperkingen, klachten of ziekteverschijnselen had als gevolg van de later gestelde diagnose. Er blijkt juist uit dat hij rond de datum in geding minimale ziekteverschijnselen zonder klachten had. Eiser heeft geen medische stukken laten zien die de klachten die hij al langere tijd ervaren heeft kunnen objectiveren op of rondom 1 juni 2021. De beroepsgrond slaagt niet.
14. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank geen twijfel over de medische conclusie van verweerder. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om een onafhankelijke deskundige te benoemen. Dit is naar het oordeel van de rechtbank niet in strijd met het beginsel van equality of arms, omdat eiser wel degelijk medische stukken heeft ingediend en dus in staat is geweest om informatie van zijn behandelende medische specialist(en) in te brengen.
Arbeidskundige beoordeling
15. Op 11 november 2021 is er op verzoek van verweerder een aanvullend rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep opgesteld. Hierin concludeert de arbeidsdeskundige dat er in de heroverweging in bezwaar functies zijn gebruikt voor de schatting, die niet in het verlengde liggen van de functieselectie van de primaire beoordeling. Het CBBS is daarom opnieuw geraadpleegd en de functies die niet in het verlengde liggen van de primaire schatting zijn verwijderd. Er zijn aanvullende functies geduid.
16. De rechtbank overweegt dat verweerder met het aanvullende rapport erkent dat de arbeidskundige grondslag aanvankelijk niet goed is gemotiveerd. Omdat verweerder zelf aanleiding heeft gezien om met een nieuw rapport te komen mag eiser daarop reageren. De rechtbank beoordeelt het rapport in het licht van wat eiser daarover aanvoert.
17. Eiser verzoekt de rechtbank om verweerder op te dragen nader te motiveren op grond van welke wettelijke bepaling het arbeidsongeschiktheidspercentage van 0,27% is vastgesteld. Ook stelt eiser dat het onduidelijk blijft waarom het maatmaninkomen is vastgesteld op een bedrag van € 11,01 per uur. Tot slot voert eiser aan dat verweerder niet heeft gemotiveerd waarom de eerder aangeduide functies zijn komen te vervallen en op basis van welke wettelijke bepalingen de nieuwe aangeduide functies passend worden geacht.
18. De rechtbank stelt vast dat er sprake is van een motiveringsgebrek, dat verweerder zelf ook heeft erkend. De rechtbank ziet echter aanleiding om dit motiveringsgebrek te passeren, omdat het aanvullende arbeidsdeskundige rapport het bestreden besluit kan dragen. Het arbeidsongeschiktheidspercentage en de functieaanduidingen zijn met toepassing van het CBBS en daarmee volgens de geldende regels vastgesteld. Uit het dossier blijkt bovendien dat eiser langer dan twee jaar werkloos is. De maatman van eiser is daarom de langdurig werkloze die is aangewezen op (voltijdse) arbeid tegen het wettelijke minimumloon. Verweerder is dus met het bedrag van € 11,01 terecht van het minimumloon uitgegaan. Uitgaande van de juistheid van de medische beoordeling heeft de rechtbank verder geen reden om te twijfelen aan de daarvan afgeleide arbeidskundige beoordeling. De beroepsgrond slaagt niet.
19. Eiser verzoekt tot slot om de bezwaargronden als herhaald en ingelast te beschouwen. De rechtbank wijst dit verzoek echter af, omdat eiser niet heeft gespecifieerd op welke gronden van bezwaar verweerder onvoldoende is ingegaan en op welke manier.
20. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het besluit van verweerder om de Anw-uitkering van eiser te beëindigen in stand blijft.
21. De rechtbank ziet, vanwege de aanvankelijk gebrekkige arbeidskundige beoordeling, wel aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.897,50 (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting en 0,5 punt voor het verschijnen op de nadere zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1) als kosten voor verleende rechtsbijstand. De rechtbank ziet ook aanleiding om te bepalen dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht moet vergoeden.