ECLI:NL:RBMNE:2022:5333

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
13 december 2022
Zaaknummer
UTR 22/912
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de Anw-uitkering van een nabestaande met slokdarmkanker na herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft eiser, die ruim 18 jaar mantelzorg heeft verleend aan zijn overleden echtgenote, een beroep ingesteld tegen de beëindiging van zijn Anw-uitkering door de Sociale Verzekeringsbank. Eiser ontving de uitkering omdat hij arbeidsongeschikt was, maar na een herbeoordeling in 2021 concludeerden de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige van het UWV dat hij niet meer arbeidsongeschikt was. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het bestreden besluit bleef in stand. Tijdens de beroepsprocedure werd bij eiser slokdarmkanker vastgesteld, wat zijn situatie verergerde. De rechtbank heeft de rechtmatigheid van de beëindiging van de uitkering beoordeeld aan de hand van de regelgeving van de Anw en de medische rapporten van het UWV. De rechtbank concludeert dat de herbeoordeling zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen reden is om te twijfelen aan de medische en arbeidskundige beoordeling. Eiser heeft geen medische stukken kunnen overleggen die zijn klachten op of rond de datum van de herbeoordeling objectiveren. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en veroordeelt de verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.897,50, en draagt verweerder op het griffierecht van € 50,- te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/912

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 december 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. S.N. Ali)
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. O.F.M. Vonk).

Inleiding

Eiser heeft ruim 18 jaar intensief mantelzorg verleend aan zijn echtgenote, die in 2018 is overleden. Vanaf dat moment ontving hij als nabestaande een uitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (Anw), omdat hij arbeidsongeschikt was. Dit is door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld, waarbij is aangegeven dat de situatie van eiser na een jaar opnieuw bekeken zou worden. Na een herbeoordelingsverzoek van verweerder hebben een verzekeringsarts en arbeidsdeskundige in 2021 vastgesteld dat eiser niet meer arbeidsongeschikt is in de zin van de Anw. Verweerder heeft op basis hiervan eisers Anw-uitkering met ingang van 1 juni 2021 beëindigd met het besluit van 22 maart 2021.
Met het bestreden besluit van 29 december 2021 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven. Daartegen heeft eiser beroep ingesteld.
Tijdens de beroepsprocedure, in het voorjaar van 2022, is bij eiser de diagnose slokdarmkanker gesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 11 mei 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.
Op de zitting is afgesproken dat de behandeling van de zaak wordt geschorst, zodat verweerder de nieuwe medische stukken aan het UWV voor kon leggen over de huidige medische situatie van eiser. De verzekeringsarts van het UWV heeft een nieuw rapport gemaakt over die stukken en de arbeidsdeskundige van het UWV heeft ook een nieuw rapport gemaakt. Eiser heeft op deze rapporten gereageerd.
In juli 2022 is eiser geopereerd.
De rechtbank heeft de behandeling van het beroep voortgezet op de zitting van 9 december 2022 via een digitale beeldverbinding. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van het beëindigen van eisers Anw-uitkering. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
2. De rechtbank stelt daarbij voorop dat zij zich er zeer bewust van is dat eiser, kort gezegd, in een rotsituatie zit. Hij heeft na het beëindigen van de Anw-uitkering de diagnose slokdarmkanker gehad en heeft recent zware medische behandelingen ondergaan, terwijl de prognose voor de toekomst heel onzeker is. Eiser heeft erop gewezen dat hij geen bijstandsuitkering krijgt vanwege zijn koopwoning, en dat hij sinds de stop van de Anw-uitkering financieel afhankelijk is van familie en vrienden. De rechtbank wil deze situatie op geen enkele manier bagatelliseren, maar zoals op de tweede zitting is uitgelegd moet zij de zaak wel beoordelen aan de hand van de regelgeving uit de Anw. De belangrijkste consequentie daarvan is dat de rechtbank kijkt naar eisers situatie op 1 juni 2021, ruim voordat de diagnose slokdarmkanker werd gesteld.
3. De rechtbank komt in deze uitspraak tot de conclusie dat de herbeoordeling van eisers arbeidsongeschiktheid per 1 juni 2021 zorgvuldig is verlopen en dat er geen reden is om te twijfelen aan de medische en arbeidskundige beoordeling. Zij legt dat hierna uit.
B
ezwaaradvies UWV
4. Eiser voert aan dat verweerder in het bestreden besluit verwijst naar het UWV-bezwaaradvies van 18 november 2021, maar ten onrechte concludeert dat een kopie daarvan meegestuurd is met het bestreden besluit. Eiser heeft dit advies niet ontvangen en kon er dus ook niet op reageren.
5. Verweerder stelt dat de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 20 oktober 2021 en van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 11 november 2021 in ieder geval met het bestreden besluit zijn meegestuurd.
6. De rechtbank overweegt dat het niet relevant is wat er wel of niet is meegestuurd met het bestreden besluit, omdat dat iets is van ná de datum van het besluit en daarom niet aan de rechtmatigheid ervan kan raken. Waar het om gaat is dat aan het besluit de genoemde rapporten ten grondslag liggen en dat eiser daarvan kennis heeft genomen: hij heeft er immers inhoudelijke standpunten over ingenomen. Het arbeidskundig rapport is overigens vervangen door een nieuw rapport, waarover hierna meer. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Medisch onderzoek
7. Eiser voert aan dat er geen sprake is van een zorgvuldig medisch onderzoek, omdat het alleen telefonisch heeft plaatsgevonden. Daarnaast heeft eiser geheugenproblemen, waardoor hij de vragen en zijn antwoorden daarop zich niet meer herinneren. Hij heeft een verzoek gedaan voor een persoonlijk medisch onderzoek, maar dat is niet door verweerder toegewezen. Eiser is daardoor ten onrechte zowel in de primaire fase als in bezwaar niet door een arts gezien of onderzocht. Bovendien heeft verweerder ten onrechte niet gecontroleerd of het UWV advies zorgvuldig tot stand is gekomen. Dit kon worden gedaan door medische informatie bij bijvoorbeeld de behandelende sector/huisarts op te vragen. Eiser heeft de rechtbank verzocht om een onafhankelijke deskundige in te schakelen om een objectief beeld te krijgen van de medische situatie.
8. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Het is aan een eiser aan te voeren en, zo nodig, aannemelijk te maken dat de rapporten hier niet aan voldoen. Om aannemelijk te maken dat de medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een (andere) arts of medisch behandelaar noodzakelijk. Hoe eiser zelf zijn klachten ervaart is daarom over het algemeen geen goede reden om het rapport van de verzekeringsarts te betwisten.
9. De rechtbank overweegt dat eiser inderdaad alleen telefonisch heeft gesproken met de primaire verzekeringsarts, maar dat hij wel ‘fysiek’ contact heeft gehad met de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Aansluitend aan de hoorzitting heeft er in de bezwaarfase namelijk een medisch onderzoek plaatsgevonden Dat eiser niet is gezien door de verzekeringsarts mist dus feitelijke grondslag. Dat er geen lichamelijk onderzoek is geweest is naar het oordeel van de rechtbank geen reden om het onderzoek onzorgvuldig te achten. Het behoort namelijk tot de expertise van een verzekeringsarts (bezwaar en beroep) om de in een gegeven onderzoekssituatie juiste en noodzakelijke onderzoeksinstrumenten te kiezen en de onderzoeksresultaten te beoordelen en te vertalen in beperkingen van de betrokkene. De verzekeringsarts heeft daarbij een eigen verantwoordelijkheid en mag in beginsel op zijn eigen oordeel afgaan. Eiser heeft gesproken met de verzekeringsarts bezwaar en beroep, en in het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zijn de door eiser naar voren gebrachte klachten meegenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geen aanleiding hoeven zien om ook nader lichamelijk onderzoek te verrichten.
10. Uit het rapport van 20 oktober 2021 blijkt ook dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep alle eerdere medische onderzoeksverslagen en eisers bezwaargronden in de beoordeling heeft betrokken. Daarnaast is de tijdens de bezwaarprocedure overgelegde medische informatie (journaal van de huisarts vanaf 2016 tot april 2021) beoordeeld. In het rapport is ook ingegaan op de gestelde geheugenproblemen van eiser. De rechtbank oordeelt dat de rapporten waar verweerder zijn besluit op heeft gebaseerd voldoende zorgvuldig tot stand zijn gekomen.
Recente medische problemen
11. Slokdarmkanker is een ernstige aandoening die niet van de ene op de andere dag ontstaat. Daarom is het volgens eiser aannemelijk dat de klachten die hij op de datum in geding had hierdoor werden veroorzaakt. Om die reden hadden er door verweerder meer beperkingen moeten worden aangenomen.
12. De verzekeringsarts bezwaar en beroep schrijft in zijn laatste rapport dat de nader ingebrachte medische informatie geen reden geeft tot het wijzigen van de in het bestreden besluit vastgestelde beperkingen en de belastbaarheid van eiser. De diagnose slokdarmkanker is van ruim na de datum in geding en bovendien blijkt uit de medische stukken van eiser dat hij meerdere maanden na de datum in geding minimale ziekteverschijnselen zonder klachten.
13. De rechtbank oordeelt dat verweerder de medische beoordeling van de verzekeringsartsen van het UWV aan het bestreden besluit ten grondslag heeft kunnen leggen. De door eiser overgelegde stukken zeggen inderdaad alleen iets over zijn huidige medische situatie van na de datum van geding. Daarnaast merkt verweerder terecht op dat uit de medische informatie niet is gebleken dat eiser ten tijde van de datum van geding meer beperkingen, klachten of ziekteverschijnselen had als gevolg van de later gestelde diagnose. Er blijkt juist uit dat hij rond de datum in geding minimale ziekteverschijnselen zonder klachten had. Eiser heeft geen medische stukken laten zien die de klachten die hij al langere tijd ervaren heeft kunnen objectiveren op of rondom 1 juni 2021. De beroepsgrond slaagt niet.
Deskundige
14. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank geen twijfel over de medische conclusie van verweerder. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om een onafhankelijke deskundige te benoemen. Dit is naar het oordeel van de rechtbank niet in strijd met het beginsel van equality of arms, omdat eiser wel degelijk medische stukken heeft ingediend en dus in staat is geweest om informatie van zijn behandelende medische specialist(en) in te brengen.
Arbeidskundige beoordeling
15. Op 11 november 2021 is er op verzoek van verweerder een aanvullend rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep opgesteld. Hierin concludeert de arbeidsdeskundige dat er in de heroverweging in bezwaar functies zijn gebruikt voor de schatting, die niet in het verlengde liggen van de functieselectie van de primaire beoordeling. Het CBBS is daarom opnieuw geraadpleegd en de functies die niet in het verlengde liggen van de primaire schatting zijn verwijderd. Er zijn aanvullende functies geduid.
16. De rechtbank overweegt dat verweerder met het aanvullende rapport erkent dat de arbeidskundige grondslag aanvankelijk niet goed is gemotiveerd. Omdat verweerder zelf aanleiding heeft gezien om met een nieuw rapport te komen mag eiser daarop reageren. De rechtbank beoordeelt het rapport in het licht van wat eiser daarover aanvoert.
17. Eiser verzoekt de rechtbank om verweerder op te dragen nader te motiveren op grond van welke wettelijke bepaling het arbeidsongeschiktheidspercentage van 0,27% is vastgesteld. Ook stelt eiser dat het onduidelijk blijft waarom het maatmaninkomen is vastgesteld op een bedrag van € 11,01 per uur. Tot slot voert eiser aan dat verweerder niet heeft gemotiveerd waarom de eerder aangeduide functies zijn komen te vervallen en op basis van welke wettelijke bepalingen de nieuwe aangeduide functies passend worden geacht.
18. De rechtbank stelt vast dat er sprake is van een motiveringsgebrek, dat verweerder zelf ook heeft erkend. De rechtbank ziet echter aanleiding om dit motiveringsgebrek te passeren, omdat het aanvullende arbeidsdeskundige rapport het bestreden besluit kan dragen. Het arbeidsongeschiktheidspercentage en de functieaanduidingen zijn met toepassing van het CBBS en daarmee volgens de geldende regels vastgesteld. Uit het dossier blijkt bovendien dat eiser langer dan twee jaar werkloos is. De maatman van eiser is daarom de langdurig werkloze die is aangewezen op (voltijdse) arbeid tegen het wettelijke minimumloon. Verweerder is dus met het bedrag van € 11,01 terecht van het minimumloon uitgegaan. Uitgaande van de juistheid van de medische beoordeling heeft de rechtbank verder geen reden om te twijfelen aan de daarvan afgeleide arbeidskundige beoordeling. De beroepsgrond slaagt niet.
Gronden bezwaar
19. Eiser verzoekt tot slot om de bezwaargronden als herhaald en ingelast te beschouwen. De rechtbank wijst dit verzoek echter af, omdat eiser niet heeft gespecifieerd op welke gronden van bezwaar verweerder onvoldoende is ingegaan en op welke manier.
Conclusie en gevolgen
20. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het besluit van verweerder om de Anw-uitkering van eiser te beëindigen in stand blijft.
21. De rechtbank ziet, vanwege de aanvankelijk gebrekkige arbeidskundige beoordeling, wel aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.897,50 (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting en 0,5 punt voor het verschijnen op de nadere zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1) als kosten voor verleende rechtsbijstand. De rechtbank ziet ook aanleiding om te bepalen dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht moet vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.897,50;
- draagt verweerder op het door eiser betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Bazaz, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 december 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.