Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 9 februari 2022, p 1348
A: [verdachte] haalde mij op met een grijze Ford. En toen kwam hij daarmee. Ik wist al, hij had al wat via de telefoon gezegd, maar niet precies hoe en wat. Toen heeft hij gewoon alles verteld. [verdachte] was gewoon de hele tijd aan het zeggen van "ik weet zeker, ik weet zeker dat daar wat ligt". Ik had al vanaf begin een slecht gevoel over dat huis. Het was eng. Het was donker. Je zag niet of er iemand thuis was. Ik zei ook tegen hem van: "Hoe zeker weet jij dat daar wat ligt?" Zei hij: “Hij heeft geld. Hij haalt dingen op, dus hij krijgt cash geld". Toen zijn we gaan langs rijden met de auto, maar het was nog een beetje vroeg in de avond. Als er niemand thuis was, dan konden we, hè gewoon met z'n tweeën. Ik persoonlijk vond het huis best eng, dus ik zei tegen hem "beter met iemand erbij". Hij was daar ook mee eens.
V: Wat was dan het voordeel om er nog iemand bij te hebben?
A: Gewoon twee paar ogen extra.
V: Oké en wie hadden jullie op het oog om erbij te hebben?
A: Die jongen uit [woonplaats] .
V: En welke jongen is dat?
A: Dat is die [medeverdachte 2] .
V: En hoe heb je [medeverdachte 2] die avond, nacht benaderd.
A: Ik zei tegen hem "ik heb iets", dus, want hij had z'n auto ook verkocht. En hij had ook geen auto, want was in de ochtend 6 uur, toen ik hem had ge-sms't. Hij was wakker. De treinen reden nog niet. Dus ik weet niet hoe laat het was, 5 uur of 6 uur. Weet ik niet. Zei zo: "Ja, is goed. Kom maar met trein". Dus zijn we hem gaan ophalen bij Centraal Station van Utrecht. Weer effe alles uitleggen. Eerst ging [verdachte] met mij mee. Toen hebben we de deur wel open gekregen. Toen zijn we weer weg gegaan, om de koevoet in de auto te leggen. Toen zijn we weer terug gegaan. Toen zijn we binnen geweest, maar we wisten niet waar we moesten beginnen want er lag overal rommel, dus ik ben helemaal doorgelopen en hij ging naar rechts. En hij schreeuwde ineens van "er ligt iemand", dus toen zijn we gelijk weggerend, en eigenlijk niet meer terug gekomen die zelfde dag.
V: Ik wil heel even terug naar dat eerste moment. Jij hebt in het eerste gedeelte verklaard over de keren dat jullie bij het huis waren en dat jullie naar binnen zijn geweest. En dat jullie die man slapend hebben aangetroffen.
A: Ja.
V: Jullie waren met z'n drieën begreep ik uit het verhaal en als het anders is, hoor ik het wel. [verdachte] [medeverdachte 2] en jij.
A: Ik, en [medeverdachte 2] ja.
V: En wat hebben jullie toen gedaan, toen jullie daar binnen kwamen? Jullie zijn eerst naar binnen gegaan. Hoe hebben jullie dat gedaan?
A: Ik ben precies zo gegaan, ook rechtdoor weer, [verdachte] is naar rechts gegaan. [medeverdachte 2] zat hier in de gang gelijk bij de deur te zoeken. We hebben het nu over de eerste keer toch?
V: Ja.
A: En [verdachte] kwam terug rennen door al het rommel en hij zei: "Er slaapt iemand", dus we zijn gelijk weggerend.