Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.a
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 september 2022 in de zaak tussen
[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door K. Loef, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) inzake een WIA-uitkering voor een (ex-)werknemer. Eiseres had op 18 oktober 2021 bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder, maar verweerder heeft niet tijdig op dit bezwaar beslist. Eiseres heeft verweerder op 10 mei 2022 in gebreke gesteld, waarna zij op 30 juni 2022 beroep heeft ingesteld wegens het uitblijven van een beslissing.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder uiterlijk op 9 mei 2022 had moeten beslissen, maar dit niet heeft gedaan. De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiseres kennelijk gegrond is, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank wijst erop dat als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, het bestuursorgaan een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is, tot een maximum van 42 dagen. De hoogte van de dwangsom is door verweerder vastgesteld op € 1.442,-.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens is bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft recht op vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 379,50. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd en verweerder veroordeeld tot betaling van het griffierecht aan eiseres.