Op 5 september 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer UTR 22/1614, waarin eiseres op 6 april 2022 beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze specifieke zaak niet nodig is. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift niet voldoet aan de wettelijke eisen, waardoor een inhoudelijke behandeling van de zaak niet mogelijk is. Volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient iemand die in beroep gaat een kopie van het besluit in te dienen waartegen zij bezwaar maakt. Eiseres heeft verzuimd om dit besluit te overleggen, ondanks een aangetekende brief van de rechtbank op 5 juli 2022 waarin zij werd verzocht om dit binnen vier weken te doen.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, zoals vermeld in artikel 8:54 Awb. Dit betekent dat de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. De rechtbank heeft ook bepaald dat er geen sprake is van een vergoeding van de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, en is openbaar uitgesproken op 5 september 2022. Eiseres is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met deze uitspraak, binnen een termijn van zes weken na verzending van de uitspraak.