ECLI:NL:RBMNE:2022:530

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
15 februari 2022
Zaaknummer
UTR - 22 _ 287
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake sluiting woning op grond van de Opiumwet met betrekking tot minderjarig kind

Op 15 februari 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, ouders van een minderjarig kind, een voorlopige voorziening hebben aangevraagd tegen de sluiting van hun woning door de burgemeester van de Gemeente Oudewater. De burgemeester had op 12 januari 2022 besloten om de woning te sluiten voor een periode van zes maanden, omdat er een handelshoeveelheid soft- en harddrugs was aangetroffen en er overlast was ervaren in de omgeving. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 8 februari 2022, waarbij verzoekers en hun gemachtigden aanwezig waren, heeft de voorzieningenrechter de zaak behandeld. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, maar dat er onvoldoende bewijs was dat verzoekers een relevant verwijt kon worden gemaakt. De aangetroffen drugs waren op verschillende plekken in de woning gevonden, maar het was niet duidelijk in welke hoeveelheden en op welke plaatsen. Dit maakte het moeilijk om te concluderen dat verzoekers op de hoogte waren van de aanwezigheid van de drugs.

Daarnaast speelde het belang van de minderjarige dochter van verzoekers een cruciale rol in de afweging. De voorzieningenrechter concludeerde dat de sluiting van de woning ook haar zou treffen en dat de burgemeester onvoldoende rekening had gehouden met de gevolgen voor haar. De voorzieningenrechter besloot daarom dat de belangen van verzoekers, en met name die van hun dochter, zwaarder wogen dan het belang van de burgemeester om de woning te sluiten. De voorzieningenrechter schorste het besluit van de burgemeester en bepaalde dat de woning niet gesloten mocht worden totdat op het bezwaar van verzoekers was beslist. Tevens werd de burgemeester veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan verzoekers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/287

uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 februari 2022 in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] , te [woonplaats] , verzoekers

(gemachtigde: mr. L.J.H. Kortz),
en

de burgemeester van Gemeente Oudewater, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Hogendoorn en mr. A. Arnold).

Procesverloop

In het besluit van 12 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder besloten om de woning aan de [adres] in Oudewater per 26 januari 2022 te sluiten voor zes maanden.
Verzoekers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 8 februari 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Verzoekers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Wat is de aanleiding van deze uitspraak?
1. Verzoekers wonen met hun minderjarige dochter (7 jaar) in de woning aan de [adres] in Oudewater. Zij huren de woning van de woningcorporatie de Woningraat.
Naar aanleiding van politie-informatie en anonieme meldingen, heeft de politie op 18 november 2021 de woning van verzoekers doorzocht. Er zijn toen de volgende verdovende middelen aangetroffen:
  • een zak hennep van 99,1 gram;
  • een oranje tablet van 0,48 gram MDMA;
  • 39,95 gram cocaïne;
  • 4,49 gram fenacetine;
  • 91,10 gram inositol;
  • 70,33 gram amfetamine; en
  • 17,41 gram MDMA.
Verder is in de schuur een vermeend vuurwapen aangetroffen, waarvan de slede ontbrak. Daarnaast is een losse patroonhouder aangetroffen en enkele scherpe patronen.
2. De politie heeft deze bevindingen met verweerder gedeeld. Naar aanleiding van deze politie-informatie heeft verweerder besloten om de woning te sluiten. Verweerder wacht de uitkomst van deze uitspraak af voordat hij overgaat tot het daadwerkelijk sluiten van de woning.
Waarom wil verweerder de woning sluiten?
3. Verweerder heeft aan de sluiting van de woning ten grondslag gelegd dat de woning is betrokken bij de handel in drugs. Er is een handelshoeveelheid soft- en harddrugs aangetroffen en een gedeeltelijk vuurwapen. Daarnaast is door de omgeving overlast ervaren vanwege de handel in drugs vanuit de woning. Verweerder is van mening dat sprake is van een ernstige situatie die de sluiting van de woning rechtvaardigt. Dit om (verdere) verstoring van de openbare orde te voorkomen en de woon- en leefomgeving te herstellen. Verweerder baseert zijn besluit op rapportages verkregen van de politie.
Is verweerder bevoegd om de woning te sluiten?
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder bevoegd is om de woning te sluiten. Hiertoe overweegt hij als volgt.
4.1.
Het is niet in geschil dat in de woning verdovende middelen zijn aangetroffen. De aangetroffen hoeveelheid is ook een forse overschrijding van de grenzen voor eigen gebruik; voor harddrugs 0,5 gram en voor softdrugs 5 gram. Er mag dan ook vanuit worden gegaan dat de aangetroffen hoeveelheid soft- en harddrugs in beginsel (mede) bestemd is voor de verkoop, aflevering of verstrekking. Dat betekent dat verweerder in beginsel bevoegd is om de woning te sluiten. Die bevoegdheid ontbreekt als aannemelijk wordt gemaakt dat, ondanks de gevonden hoeveelheid, de drugs toch voor eigen gebruik is en/of geen verband bestaat tussen de drugs en het pand waarin ze zijn aangetroffen. Naar voorlopig oordeel zijn verzoekers er niet in geslaagd om dit aannemelijk te maken.
4.2.
Verzoekers stellen dat er niet vanuit de woning in drugs is gehandeld. Volgens verzoekers zijn de aangetroffen drugs -afgezien van een deel van de amfetamine- van hun (stief)zoon die niet bij hen in huis woont. Met deze enkele stellingen hebben verzoeker niet aannemelijk gemaakt dat er geen verband is tussen de drugs en het pand waarin ze zijn aangetroffen. De (directe) handel vanuit het pand zelf is niet noodzakelijk voor een dergelijk verband. Ook als de drugs ergens anders werden verkocht en daartoe in de woning waren opgeslagen, mocht verweerder (mede gezien de grote hoeveelheid en verscheidenheid) een dergelijk verband aannemen. Daar komt bij dat uit de bestuurlijke rapportage blijkt dat de drugs op meerdere plekken in het huis zijn aangetroffen. Namelijk in de woonkamer, de trapkast, de slaapkamer en in de schuur. Ook in de auto van verzoeker zijn drugs aangetroffen. Reeds gezien het voorgaande is verweerder naar voorlopig oordeel bevoegd om de woning te sluiten.
Heeft verweerder in redelijkheid gebruik kunnen maken van zijn sluitingsbevoegdheid?
5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder op dit moment geen gebruik mag maken van zijn sluitingsbevoegdheid.
5.1.
De bestuurlijke rapportages maken duidelijk dat er een handelshoeveelheid hard- en softdrugs is aangetroffen op verschillende plekken in de woning. Wat onvoldoende uit de bestuurlijke rapportage blijkt, is welke hoeveelheid drugs waar in de woning precies is aangetroffen. Dit is relevant om te weten, omdat verweerder verzoekers een verwijt van de overtreding maakt. De ernst van een verwijt wordt mede bepaald door de mate waarin een (hoofd)bewoner op de hoogte was of redelijkerwijs moest zijn van de aanwezigheid van de aangetroffen drugs in zijn woning. Verzoekers stellen dat zij geen weet hadden van de drugs in hun woning (afgezien van een deel van de aangetroffen amfetamine) en dat dit van hun (stief)zoon is. Dit is niet zonder meer aannemelijk, alleen al omdat er ook in de slaapkamer MDMA is aangetroffen. Echter, nu niet duidelijk is welke drugs waar precies in de woning zijn aangetroffen en in welke hoeveelheden én dat niet duidelijk is omschreven hoe de zichtbaarheid en toegankelijkheid ervan was, kan op dit moment niet worden geconcludeerd dat verzoekers (of een van hen) een relevant verwijt kan worden gemaakt. Behalve voor de zak hennep, zijn de genoemde witte poeders en de vindplaatsen ervan niet gekoppeld aan de hoeveelheden drugs die wel expliciet zijn genoemd. Of relevante hoeveelheden drugs op voor verzoekers duidelijke plekken lagen, blijft vooralsnog in het midden. Hierbij speelt mee dat niet betwist is dat bij de politie al bekend was dat verzoeker verslaafd is aan speed en dat daarom aannemelijk is dat hij een hoeveelheid voor eigen gebruik in huis had. Dit betekent dat op dit moment onvoldoende is onderbouwd en gemotiveerd wat de mate van verwijt is dat verzoekers (of een van hen) kan worden gemaakt van de relevante hoeveelheid drugs in de woning.
5.2.
Verder speelt het belang van de minderjarige dochter van verzoekers een belangrijke rol. De sluiting treft ook haar. Verweerder heeft in het besluit uitgelegd waarom de sluiting juist ook in het belang van de dochter is. Verder garandeert verweerder -wat hij op de zitting heeft herhaald- dat de dochter van verzoekers niet op straat terecht komt en dat er voor haar zonder meer opvang zal zijn. Hiermee is nog niet duidelijk dat het belang van de minderjarige dochter van verzoekers voldoende in de afweging is betrokken. Het gaat immers niet alleen om onderdak, maar ook om het belang om bij haar ouders te blijven. Zoals op de zitting is gebleken, kan de dochter van verzoekers tijdelijk bij een tante verblijven. Verzoekers kunnen her en der verblijven en slapen desnoods in hun auto. Het gevolg van het besluit is dus in feite dat de minderjarige dochter wordt gescheiden van haar ouders. Daarbij komt dat de tijdelijkheid ervan nog niet duidelijk is geworden. Verweerder heeft van Woningraat begrepen dat zij hun eigen beslissingen nemen en procedures volgen. Verweerder gaat ervan uit dat er sprake is van een tweede kans beleid, maar heeft hier geen concrete informatie over. De mogelijkheid is daarom nu nog open dat de woningcorporatie de huurovereenkomst ontbindt en dat verzoekers bijvoorbeeld voorlopig niet voor een huurwoning in aanmerking komen. Hoe begrijpelijk de stelling van verweerder ook is dat de aangetroffen drugs in verzoekers’ woning in strijd kan komen met de veiligheid en ontwikkelingsbelangen van de dochter, moet in de afweging ook concreet worden betrokken wat de kansen op een andere woning zijn, waar verzoekers met hun dochter kunnen wonen, als deze woning wordt gesloten. Met dit grote gevolg -en belang van de minderjarige dochter- heeft verweerder onvoldoende concreet rekening gehouden. Het standpunt van verweerder dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die maken dat de sluiting gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met de sluiting te dienen doelen, is dan ook tot nu toe onvoldoende gemotiveerd.
Daarbij speelt op dit moment mee dat de (stief)zoon niet in de woning kan komen omdat hij gedetineerd is. Hoewel verzoeker ook nog verdachte is, is gezien de overige omstandigheden aannemelijk dat de afwezigheid van deze persoon de rust in de omgeving ten goede komt. De voorzieningenrechter weegt dat op dit moment in het voordeel van verzoekers mee.
6. Gelet op bovengenoemde omstandigheden moeten de belangen van verzoekers, en met name dat van hun dochter, zwaarder wegen dan het belang van verweerder om de woning nu te sluiten. De geboden mogelijkheid om de sluiting tot 3 maanden te beperken als verzoekers meewerken aan hulpverlening en de rust is hersteld, laat zien dat verweerder wel meedenkt met de belangen van verzoekers en de minderjarige dochter, maar biedt op dit moment onvoldoende soelaas. Daarom ziet de voorzieningenrechter aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
Wat is de conclusie van deze uitspraak?
7. De conclusie van deze uitspraak is dat verweerder op dit moment geen gebruik mag maken van zijn bevoegdheid om de woning aan de [adres] in Oudewater te sluiten. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe. Bepaald wordt dat verweerder de woning niet mag sluiten totdat op het bezwaar van verzoekers is beslist en die beslissing is bekendgemaakt.
8. De voorzieningenrechter merkt nog op dat zijn oordeel een voorlopig karakter heeft en de rechtbank niet bindt in een (eventueel) bodemgeding.
Moet verweerder de door verzoekers gemaakte kosten voor deze procedure vergoeden?
9. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
10. Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgen verzoekers een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting). Die punten hebben een waarde van € 759,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.518,00.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het bestreden besluit tot na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan verzoekers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 1.518,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.S. Westerhof, griffier. De beslissing is uitgesproken op 15 februari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.