In deze zaak heeft verzoekster, gevestigd in Eemnes, een verzoek tot handhaving ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eemnes op 19 november 2021. Na een periode van inactiviteit heeft verzoekster op 26 januari 2022 verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar verzoek. Vervolgens heeft verzoekster op 30 mei 2022 een beroepschrift ingediend, omdat er geen tijdige beslissing was genomen. Op 29 juni 2022 heeft verweerder uiteindelijk beslist op het verzoek tot handhaving, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van haar proceskosten.
De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek te behandelen. De rechtbank overweegt dat, wanneer een beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener tegemoet is gekomen, de rechtbank kan bepalen dat verweerder de proceskosten moet vergoeden. Verweerder heeft geen bezwaar gemaakt tegen de vergoeding van de proceskosten van verzoekster. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 379,50, gebaseerd op de waarde per punt en de wegingsfactor, en heeft verweerder veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoekster. Tevens is verweerder verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht te vergoeden, zoals bepaald in de Algemene wet bestuursrecht.
De uitspraak is gedaan door rechter S.C.A. van Kuijeren en is openbaar uitgesproken op 5 september 2022. De griffier K.F.K. Hoogbruin was aanwezig bij de uitspraak. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen indien zij het niet eens zijn met de uitspraak.