ECLI:NL:RBMNE:2022:5299

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 september 2022
Publicatiedatum
13 december 2022
Zaaknummer
UTR 22/2499
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten na intrekking van beroep inzake handhaving

In deze zaak heeft verzoekster, gevestigd in Eemnes, een verzoek tot handhaving ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eemnes op 19 november 2021. Na een periode van inactiviteit heeft verzoekster op 26 januari 2022 verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar verzoek. Vervolgens heeft verzoekster op 30 mei 2022 een beroepschrift ingediend, omdat er geen tijdige beslissing was genomen. Op 29 juni 2022 heeft verweerder uiteindelijk beslist op het verzoek tot handhaving, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van haar proceskosten.

De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek te behandelen. De rechtbank overweegt dat, wanneer een beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener tegemoet is gekomen, de rechtbank kan bepalen dat verweerder de proceskosten moet vergoeden. Verweerder heeft geen bezwaar gemaakt tegen de vergoeding van de proceskosten van verzoekster. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 379,50, gebaseerd op de waarde per punt en de wegingsfactor, en heeft verweerder veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoekster. Tevens is verweerder verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht te vergoeden, zoals bepaald in de Algemene wet bestuursrecht.

De uitspraak is gedaan door rechter S.C.A. van Kuijeren en is openbaar uitgesproken op 5 september 2022. De griffier K.F.K. Hoogbruin was aanwezig bij de uitspraak. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen indien zij het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2499

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 september 2022 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [vestigingsplaats] , verzoekster,

(gemachtigde: S.R. van Uffelen),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eemnes, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft een verzoek tot handhaving d.d. 19 november 2021 ingediend bij verweerder inzake [A] Verzoekster heeft verweerder
26 januari 2022, ontvangen door verweerder op 27 januari 2022, in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar verzoek tot handhaving. Verzoekster heeft een beroepschrift d.d. 30 mei 2022 ingediend wegens het niet tijdig beslissen op haar verzoek.
Op 29 juni 2022 heeft verweerder beslist op het verzoek tot handhaving. Verzoekster heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten. Verweerder heeft op 12 augustus 2022 gereageerd op dit verzoek. In zijn reactie heeft verweerder meegedeeld dat hij er geen bezwaar tegen heeft om de proceskosten van verzoekster te vergoeden.

Overwegingen

1. Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoekster) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen
.Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoekster en heeft er geen bezwaar tegen om de proceskosten van verzoekster te betalen.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster die verweerder moet betalen vast op
€ 379,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van
€ 759,- en een wegingsfactor 0,5). Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een wegingsfactor van 0,5 toegepast.
5. Uit het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb volgt dat verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht te vergoeden. Dit volgt rechtstreeks uit de wet. Verzoekster zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 379,50 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
5 september 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.