ECLI:NL:RBMNE:2022:5297
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Kennelijk niet-ontvankelijk beroep tegen besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
In deze zaak heeft eiseres op 8 maart 2022 beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genomen op 26 januari 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift niet voldoet aan de wettelijke eisen, waardoor zij de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. De rechtbank heeft eiseres op 12 juli 2022 een aangetekende brief gestuurd waarin zij werd verzocht om binnen vier weken de beroepsgronden aan te geven. Eiseres heeft echter niet gereageerd op deze oproep.
De rechtbank heeft in haar overwegingen aangegeven dat het ontbreken van beroepsgronden leidt tot niet-ontvankelijkheid van het beroep, zoals vastgelegd in artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen geldige redenen zijn voor het ontbreken van beroepsgronden en heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 8:54 Awb.
De beslissing is openbaar uitgesproken op 30 augustus 2022 door rechter R.C. Stijnen, in aanwezigheid van griffier K.F.K. Hoogbruin. Er is geen sprake van een vergoeding van proceskosten, en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.