Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
kantonrechter
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker, hierna ook te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. C.H.A. van de Wiel
[verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster, hierna ook te noemen: [verweerster] ,
gemachtigden: mr. C. Hofmans en mr. D.M. Veerman.
1.De procedure
2.Waar gaat de zaak over?
3.De beoordeling
Er is geen sprake van een arbeidsovereenkomst
- Tussen [verzoeker] en [verweerster] bestond sinds augustus 2020 een overeenkomst van opdracht, waarbij [verzoeker] als ZZP-er trainingen gaf aan een jeugdteam van [verweerster] ;
- [verzoeker] had vanaf het seizoen 2021 een duofunctie; hij gaf voetbaltrainingen en verrichtte werkzaamheden als [functie] voor [verweerster] ;
- [verzoeker] factureerde maandelijks middels zijn eenmanszaak aan [verweerster] . [verzoeker] bracht daarbij btw in rekening en droeg die btw ook af;
- [verweerster] heeft de betaling van de facturen steeds aan [onderneming] voldaan;
- [verzoeker] had een eigen website voor zijn eenmanszaak [onderneming] , waarmee hij als zelfstandige sportconsulent/coach naar buiten trad;
- [verzoeker] had naast zijn werkzaamheden voor [verweerster] nog twee andere werkgevers/opdrachtgevers;
- [verweerster] verstrekte geen loonstroken en droeg geen loonbelasting en werknemerspremies af;
- Door [verweerster] werd geen vakantietoeslag betaald en [verzoeker] had geen recht op (doorbetaalde) vakantiedagen;
- [verzoeker] moest voor het geven van trainingen op vastgestelde tijden aanwezig zijn en de richtlijnen van [verweerster] accepteren, maar had een grote vrijheid om de trainingen op eigen wijze in te richten;
- [verzoeker] zorgde zelf voor vervanging als hij verhinderd was om een training te geven;
- Met [verzoeker] werden geen jaarlijkse voortgangs/functioneringsgesprekken gehouden;
- Voor zijn werkzaamheden als [functie] had [verzoeker] een grote vrijheid om zijn tijd en werkzaamheden zelf in te delen;
- [verzoeker] was in de hoedanigheid van [functie] lid van de technische commissie;
- [verzoeker] kon zich niet laten vervangen voor zijn functie van [functie] .
[verweerster] heeft uitdrukkelijk betwist dat dat tussen partijen zou zijn gesproken over het aangaan van twee arbeidsovereenkomsten en dat zij aan [verzoeker] een dergelijke toezegging heeft gedaan. Volgens [verweerster] is juist de overeenkomst van opdracht ongewijzigd voortgezet, zij het dat [verzoeker] naast zijn werkzaamheden als trainer, tevens als [functie] werkzaamheden voor haar is gaan verrichten.
[verzoeker] bij een dergelijke toezegging te informeren bij het bestuur waar de arbeidsovereenkomsten bleven. Dat heeft [verzoeker] niet gedaan. Sterker nog: [verzoeker] is onverminderd zijn werkzaamheden blijven factureren aan [verweerster] . Door [verzoeker] is dan ook onvoldoende onderbouwd dat partijen zijn overeengekomen voor de duofunctie twee arbeidsovereenkomsten aan te gaan.
€ 20,64.
“in dienst van”het meest onderscheidende criterium.
“in dienst van”wordt in de rechtspraak gelijkgesteld met de aanwezigheid van een gezagsverhouding. Of sprake is van een gezagsverhouding is van doorslaggevend belang bij het onderscheid met de overeenkomst van opdracht (art. 7:400 BW) en dus beslissend voor de vraag of gewerkt wordt op basis van een arbeidsovereenkomst of overeenkomst van opdracht. Omdat uit de wet en de rechtspraak geen afgebakende definitie volgt van de gezagsverhouding, is het onderscheid tussen de arbeidsovereenkomst en de overeenkomst van opdracht vaak niet eenvoudig vast te stellen. In de praktijk is gebleken dat het onderscheid tussen gezagsverhouding en instructiebevoegdheid niet altijd een goed werkbaar criterium is, omdat ook een opdrachtgever instructies kan geven. Indien echter sprake is van een instructiebevoegdheid van de werkverschaffer die diepgaand ingrijpt op de inhoud van de werkzaamheden en de (on)vrijheid van de werkende om deze uit te voeren, kan dat een belangrijke aanwijzing zijn voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst.
Niet gezegd kan worden dat de werkzaamheden van [verzoeker] ingebed waren binnen de organisatie van [verweerster] . Duidelijk is dat de kennis die [verzoeker] meebracht voor de vereniging nieuw was. Die kennis hadden zij niet in huis. De vrijheid die [verzoeker] had om vorm te geven aan de functie van [functie] en trainer en de wijze waarop hij daaraan invulling heeft gegeven, sluit naar het oordeel van de kantonrechter veel meer aan bij het karakter van een overeenkomst van opdracht dan bij een arbeidsovereenkomst (waarbij wordt verwezen naar het hiervoor overwogene onder 3.14). [verzoeker] had en heeft daarnaast een eigen onderneming en trad daarmee ook naar buiten als sportconsultant/coach, zoals blijkt uit zijn website. Overigens blijkt ook niet – anders dan [verzoeker] heeft gesteld – dat hij zich met zijn eenmanszaak vooral richtte op het organiseren van zomerkampen. Uit de website van [onderneming] komt juist naar voren dat [verzoeker] als ervaren trainer door onder meer verenigingen kan worden ingehuurd als sportconsultant voor advies op maat voor spelers, coaches en de vereniging zelf. Dat sluit naar het oordeel van de kantonrechter nou juist aan bij de werkzaamheden die [verzoeker] als [functie] voor [verweerster] heeft uitgevoerd. Feitelijk werkte [verzoeker] tijdens zijn werk voor [verweerster] ook bij andere verenigingen. Eveneens geeft de wijze waarop tussen [verzoeker] en het bestuur werd gecommuniceerd over het organiseren van een zomerkamp blijk van de vrijheid waarin [verzoeker] opereerde. In die e-mail deelt [verzoeker] namelijk mee dat hij gelet op de reactie van het bestuur afziet van het organiseren van een zomerkamp en dat wel elders gaat doen. Die wijze van communicatie geeft ook de vrijheid en zelfstandigheid weer die [verzoeker] had richting [verweerster] . De stelling van [verzoeker] dat dit te verklaren is doordat hij de zomerkampen wilde organiseren vanuit zijn eigen onderneming en dus niet als werknemer, kan naar het oordeel van de kantonrechter niet los worden gezien van de relatie tussen [verzoeker] als [functie] en [verweerster] .
Verder is gebleken dat [verzoeker] in vergelijking met de trainers die op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam zijn bij [verweerster] ook anders werd behandeld, onder meer waar het gaat om het regelen van vervanging bij afwezigheid. Met [verzoeker] vonden ook geen evaluatiegesprekken plaats en [verzoeker] was zelf ook lid van de technische commissie die deze gesprekken jaarlijks hield met de overige trainers. Ook daaruit volgt dat geen gezagsverhouding bestond tussen [verzoeker] en die technische commissie/het bestuur.
Daarnaast is typerend voor de overeenkomst tussen partijen dat [verzoeker] zijn werkzaamheden steeds gefactureerd heeft op basis van een uurtarief middels zijn eenmanszaak aan [verweerster] en hij daarbij btw in rekening bracht. Dat is een afwijkende wijze van de manier waarop beloning plaatsvindt binnen een arbeidsovereenkomst. [verzoeker] ontving ook geen vakantietoeslag en had geen recht op doorbetaalde vakantiedagen. Aan het element loon is dan ook niet voldaan.
Weliswaar kon [verzoeker] zich niet laten vervangen in de functie van [functie] en deelde [verzoeker] niet in de ondernemersrisico’s, maar dat is hier gelet op alle voorgaande besproken elementen van ondergeschikt belang.