ECLI:NL:RBMNE:2022:5275
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verrekening van proceskostenvergoeding en terugvordering WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door E. van Sark, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door mr. D. Spiering-Kalay. Eiseres ontving een WIA-uitkering en had bezwaar gemaakt tegen vier besluiten van het Uwv, waaronder de terugvordering van een te veel ontvangen voorschot en de verlaging van haar toeslag. Het Uwv had het bezwaar van eiseres gedeeltelijk gegrond verklaard, maar de rechtbank oordeelde dat het Uwv ten onrechte het bezwaar tegen de invordering niet-ontvankelijk had verklaard. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit voor zover het niet was beslist op het bezwaar tegen het invorderingsbesluit en verklaarde dit bezwaar gegrond. Eiseres had recht op een aanvullende proceskostenvergoeding van € 541,-, waardoor de totale proceskosten in bezwaar op € 2.164,- kwamen. De rechtbank oordeelde verder dat de mededeling van het Uwv over de verrekening van de proceskostenvergoeding niet als een besluit in de zin van de Awb kon worden aangemerkt, waardoor de rechtbank onbevoegd was om hierover te oordelen. Eiseres had ook bezwaar gemaakt tegen de berekening van de toeslag, maar de rechtbank volgde het Uwv hierin, omdat het Uwv had aangetoond dat de berekening correct was. De rechtbank besloot dat het Uwv het griffierecht en de proceskosten in beroep moest vergoeden aan eiseres.