ECLI:NL:RBMNE:2022:5274

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 december 2022
Publicatiedatum
12 december 2022
Zaaknummer
C/16/547219 / KL ZA 22-255
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen inzake inzage in financiële gegevens en boekhouding van vennootschap door aandeelhouder en bestuurder

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 12 december 2022 uitspraak gedaan in een kort geding waarin eisers, bestaande uit een besloten vennootschap en haar bestuurder, vorderingen hebben ingesteld tegen een andere besloten vennootschap en haar tijdelijk bestuurder. De eisers vorderden inzage in de boekhouding, financiële gegevens en verkoopdocumentatie van de gedaagde vennootschap, waarbij de eiser tevens schuldeiser en medeaandeelhouder is. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen afgewezen op basis van de grote verwevenheid van de feiten met het functioneren van de tijdelijk bestuurder en de door de Ondernemingskamer getroffen voorzieningen. De rechter oordeelde dat de vorderingen bij de Ondernemingskamer ingediend hadden moeten worden, en dat het aan de eisers ontbrak aan een voldoende rechtmatig belang zoals bedoeld in artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste rechtsgang in vennootschapsrechtelijke geschillen en de noodzaak voor aandeelhouders om hun vorderingen op de juiste wijze in te dienen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/547219 / KL ZA 22-255
Vonnis in kort geding van 12 december 2022
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser sub 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. M. Koelemeijer te Utrecht,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
mr. [gedaagde sub 2],
in zijn hoedanigheid van tijdelijk bestuurder van [gedaagde sub 1] B.V.,
kantoorhoudend te [vestigingsplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. J. van Bekkum te Amsterdam.
Eisers zullen hierna gezamenlijk [eisers c.s.] . worden genoemden. Waar nodig zullen zij afzonderlijk worden aangeduid als [eiser sub 2] en [eiser sub 1] B.V.
Gedaagden zullen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de op 16 november 2022 betekende dagvaarding met producties;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • de op 25 november 2022 ingekomen producties van de zijde van [eisers c.s.] .;
  • de mondelinge behandeling op 28 november 2022;
  • de pleitnota van [eisers c.s.] .;
  • de pleitnota van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser sub 2] is enig bestuurder en houdt alle aandelen in [eiser sub 1] B.V.
B.V. houdt 50% van de gewone aandelen in het geplaatste kapitaal van [gedaagde sub 1] . De andere 50% van de gewone aandelen worden gehouden door [bedrijf 1] Deze laatste vennootschap houdt daarnaast 10 cumulatief preferente aandelen in [gedaagde sub 1] . Enig bestuurder en aandeelhouder van [bedrijf 1] is [A] ( [A] .
en [eiser sub 2] zijn broers van elkaar.
2.2.
[gedaagde sub 1] is op 26 juni 2013 opgericht en dreef, via haar dochtervennootschap [bedrijf 2] B.V., een onderneming die zich bezig houdt met de productie en verkoop van fruitsappen.
[gedaagde sub 1] hield alle aandelen in het geplaatste kapitaal van [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 3] B.V. en was tevens enig bestuurder van die vennootschappen.
2.3.
Tussen [A] en [eiser sub 2] is in toenemende mate onenigheid ontstaan. Beide broers zijn er niet in geslaagd hun meningsverschillen bij te leggen of overeenstemming te bereiken over een ontvlechting van hun belangen in [gedaagde sub 1] . Uiteindelijk heeft dit in september 2019 ertoe geleid dat beide broers, ieder voor zich aan de Ondernemingskamer hebben verzocht om onderzoek te doen naar het beleid van en de gang van zaken bij [gedaagde sub 1] .
2.4.
In haar beschikking van 20 september 2019 heeft de Ondernemingskamer, hierna de OK, het verzochte onderzoek bevolen over de periode vanaf 1 januari 2018. Zij heeft verder, bij wijze van onmiddellijke voorziening en voor de duur van het geding, [bedrijf 1] en [eiser sub 1] B.V. als bestuurders van [gedaagde sub 1] geschorst. Kort nadien is mr. [B] , hierna: [B] , tot tijdelijk bestuurder benoemd en is [C] als beheerder van de aandelen in [gedaagde sub 1] aangesteld.
2.5.
[B] heeft de OK verzocht haar te ontheffen van haar functie en een ander als tijdelijk bestuurder aan te wijzen. Bij beschikking van 12 november 2019 heeft de OK onder meer overwogen dat [B] aan haar verzoek tot ontheffing ten grondslag heeft gelegd dat [eiser sub 2] geen vertrouwen heeft in haar functioneren, dat enige objectieve rechtvaardiging daarvoor ontbreekt en dat [eiser sub 2] [B] heeft bejegend op een wijze die ontoelaatbaar is. De OK overweegt:
“De frequentie, inhoud en toon van de e-mails van [eiser sub 2] aan [B] overschrijden de grenzen van het betamelijke en hebben ertoe geleid dat [B] zich niet langer veilig voelt. [eiser sub 2] heeft [B] bovendien tegengewerkt door op of omstreeks 5 oktober 2019, zonder haar daarin te kennen, bij ING melding te maken van onder meer onjuistheden in de voorraadwaardering en te klagen over het beleid van [B] als bestuurder.”De OK heeft mr. [gedaagde sub 2] te [vestigingsplaats] aangewezen als bestuurder zoals bedoeld in de beschikking van 20 september 2019 en [B] als bestuurder ontheven. Daarnaast heeft zij [eiser sub 1] B.V. met onmiddellijke ingang geschorst als bestuurder van [gedaagde sub 1] en bepaald dat het [eiser sub 2] verboden is op het bedrijfsterrein van de onderneming aanwezig te zijn op straffe van een aan [gedaagde sub 1] te verbeuren dwangsom, indien en nadat hem schriftelijk de toegang is ontzegd door mr. [gedaagde sub 2] .
2.6.
Bij brief van 18 november 2019 heeft [gedaagde sub 2] aan [eiser sub 2] met onmiddellijke ingang de toegang tot het bedrijfsterrein ontzegd. Bij brief van 13 januari 2020 heeft [gedaagde sub 2] de managementovereenkomst met [eiser sub 1] met onmiddellijke ingang ontbonden.
2.7.
In een verzoekschrift van [eisers c.s.] ., bij de OK binnengekomen op 10 februari 2020, hebben zij de OK onder andere verzocht:
  • [gedaagde sub 2] te ontslaan als tijdelijk bestuurder;
  • [gedaagde sub 2] , dan wel de nieuwe tijdelijke bestuurder, te gebieden:
[eisers c.s.] . toe te laten tot het verkoopproces van [gedaagde sub 1] en [eisers c.s.] . alle informatie te verschaffen die zij redelijkerwijs nodig hebben in het kader van een overname;
[A] en [eiser sub 2] op gelijke wijze te informeren en beiden toe te staan om de OK-bestuurder te adviseren over de bedrijfsvoering;
aan derden te berichten dat [eisers c.s.] . niet is uitgesloten als bestuurder, aandeelhouder of overnemende partij;
in de (concept)jaarcijfers 2019 de correctie op de voorraad juist te verwerken;
de ontbinding van de managementovereenkomst met [eiser sub 1] B.V. ongedaan te maken en de management fee alsnog te voldoen;
het merk [merk] weer te voeren en in onderhandeling te treden met de houder van dit merk over een licentievergoeding;
de kosten van de OK-bestuurder en van andere adviseurs van [gedaagde sub 1] niet langer in de rekening-courant tussen [gedaagde sub 1] en [eisers c.s.] . te boeken.
2.8.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben daarop, bij wijze van tegenverzoek, aan de OK onder andere verzocht te bepalen dat:
  • [eiser sub 1] B.V. en [bedrijf 1] voor de duur van de procedure geen recht hebben op enige (management)vergoeding, tenzij de OK-bestuurder anders bepaalt;
  • [eisers c.s.] . zich dienen te onthouden van handelingen die de verkoop en overdracht van de activa van [gedaagde sub 1] en/of haar dochtervennootschappen kunnen frustreren;
  • [eisers c.s.] . moeten gehengen en gedogen dat zij zijn uitgesloten in het verkooptraject van de onderneming;
  • [eisers c.s.] . zich dienen te onthouden van elke uitlating of gedraging die moet worden aangemerkt als bedreigend of lasterlijk jegens mr. [gedaagde sub 2] of door hem ingeschakelde hulppersonen;
  • [eisers c.s.] . een dwangsom verbeuren bij overtreding.
2.9.
In de beschikking van 18 maart 2020 heeft de OK onder meer overwogen:
“ [eisers c.s.] bemoeilijken het werk van de achtereenvolgende OK-bestuurders door een wantrouwende en verwijtende opstelling. Zij werpen problemen op zonder het bieden van oplossingen, zodat discussies over ondergeschikte zaken onnodig veel tijd en aandacht vergen. Dit geldt voor de kwestie van de transportvergunning, de aanspraak van [D] op het merk [merk] , de afgifte van taxatierapporten en de ondertekening en retournering van de NDA. [eisers c.s.] onderhouden eigenmachtig contacten met partijen die mogelijk in een overname zijn geïnteresseerd, terwijl de Ondernemingskamer uitdrukkelijk heeft bepaald dat de OK-bestuurder bij uitsluiting de regie voert over verkoop van de onderneming. Volgens [eiser sub 2] staat het hem en [D] vrij om gespreken te voeren met partijen die zijn geïnteresseerd in een overname van de onderneming, terwijl dit evident in strijd is met het belang van [gedaagde sub 1][ [gedaagde sub 1] , vzr]
dat – zoals ook met partijen is besproken en ten grondslag ligt aan de beschikkingen van de Ondernemingskamer – vergt dat de OK-bestuurder bij uitsluiting de regie voert over het verkooptraject. [eisers c.s.] vallen bij herhaling ING (al dan niet via [D] als “adviseur”) lastig met berichten waarvan ING niet gediend is, die kennelijk het vertrouwen van ING in de OK-bestuurder beogen aan te tasten en die de bereidheid van ING om [gedaagde sub 1] de tijd te gunnen die nodig is voor verkoop van de onderneming slechts kunnen ondergraven. Het is begrijpelijk dat [gedaagde sub 2] daaraan zwaar heeft getild omdat (a) ING te kennen heeft gegeven van dergelijke berichten verschoond te willen blijven, (b) [gedaagde sub 1] voor succesvolle verkoop van de onderneming afhankelijk is van bereidheid van ING om haar vordering niet onmiddellijk op de eisen, (c) [eiser sub 2] op 8 november 2019 aan de Ondernemingskamer had toegezegd zich daarvan te zullen onthouden, (d) [gedaagde sub 2] hem bij herhaling aan die toezegging heeft herinnerd en (e) de Ondernemingskamer in haar beschikking van 12 november 2019 al had geconstateerd dat [eiser sub 2] de toenmalige OK-bestuurder had tegengewerkt, onder meer door achter har rug bij ING te klagen over het beleid van die bestuurder. Illustratief voor de hardnekkigheid van die schadelijke opstelling acht de Ondernemingskamer dat, zoals ter zitting van 4 maart 2020 bleek, [D] zich daags voordien opnieuw tot ING had gewend”.
In die beschikking van 18 maart 2020 heeft de OK bij wijze van onmiddellijke voorziening bepaald dat [eiser sub 1] B.V. en [eiser sub 2] , al dan niet handelend via [eiser sub 1] Holding en/of [D] :
a. zich dienen te onthouden van alle handelingen die de verkoop en overdracht van de onderneming van [gedaagde sub 1] op de wijze die [gedaagde sub 2] en [C] in het vennootschappelijk belang van [gedaagde sub 1] achten kunnen frustreren of bemoeilijken;
b. moeten gehengen en gedogen dat zij zijn uitgesloten van deelname in het verkooptraject;
c. zich dienen te onthouden van besprekingen met en het verstrekken van informatie aan derden (anders dan hun advocaat) in verband met de verkoop van de onderneming van [gedaagde sub 1] ;
d. zich dienen te onthouden van elke uitlating of gedraging die kan worden aangemerkt als bedreigend of lasterlijk jegens [gedaagde sub 2] ;
en bepaald dat [eisers c.s.] , na betekening van de beschikking, dwangsommen ten gunste van [gedaagde sub 1] zal verbeuren van € 25.000 per overtreding van deze bevelen, tot een maximum van € 1.000.000.
2.10.
[gedaagde sub 2] heeft, in een brief van 18 mei 2020, aan [eisers c.s.] . medegedeeld dat in totaal 16 dwangsommen van elk € 25.000 zijn verbeurd wegens overtreding van voornoemde verboden. Namens [gedaagde sub 1] maakt [gedaagde sub 2] aanspraak op betaling van in totaal € 400.000. In de brief wordt per overtreding een toelichting gegeven. De verbeurde dwangsommen hebben volgens [gedaagde sub 2] onder meer betrekking op:
- een door [eiser sub 2] aan [A] verstuurd WhatsApp-bericht van 12 april 2020;
- het bericht van [D] aan [E] , de door [gedaagde sub 2] ingeschakelde overnameadviseur, van 2 mei 2020;
- het bericht van [D] aan [gedaagde sub 2] van 4 mei 2020;
- de aankondiging van [eiser sub 2] van 9 mei 2020 om chemicaliën en asbestplaten op het terrein van [gedaagde sub 1] te deponeren;
- de ongemotiveerde tuchtklachten die [eisers c.s.] op 14 mei 2020 hebben ingediend tegen [gedaagde sub 2] en de door hem ingeschakelde adviseurs [B] en (betrokkenen bij) [naam] .
2.11.
De brief van 18 mei 2020 van [gedaagde sub 2] is aan [eisers c.s.] betekend, met de sommatie het bedrag van € 400.000 binnen twee dagen te voldoen. Op 20 en 25 mei 2020 heeft [gedaagde sub 2] namens [gedaagde sub 1] ten laste van [eisers c.s.] beslag doen leggen op onder andere het woonhuis van [eiser sub 2] , de bankrekening(en) en op de aandelen die [eiser sub 1] B.V. houdt in [gedaagde sub 1] .
2.12.
[gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] hebben zich bij verzoekschrift van 19 mei 2020 tot de OK gewend en de OK onder meer verzocht te bepalen dat (zakelijk weergegeven):
- het verbod van onderdeel a. van de beschikking van 10 maart 2020 ook geldt voor het in enige vorm contact hebben, direct of indirect, met enige bij (dochtermaatschappijen van) [gedaagde sub 1] of in het overnameproces betrokken partij, waaronder [A] , zolang de overname niet is geëffectueerd, behoudens contact met [gedaagde sub 2] via schriftelijke informatie-uitwisseling;
- het verbod van onderdeel d. zich mede uitstrekt tot het doen van bedreigende of lasterlijke uitlatingen jegens door [gedaagde sub 2] ingeschakelde adviseurs, hulppersonen en bieders in het overnameproces, waaronder [A] .
[eisers c.s.] . hebben een tegenverzoek ingediend en daarin de OK onder meer verzocht vast te stellen dat er geen dwangsommen zijn verbeurd.
2.13.
In de beschikking van 29 mei 2020 heeft de OK onder meer overwogen dat meerdere dwangsommen zijn verbeurd vanwege het e-mailbericht van 12 april 2020 van [eiser sub 2] aan [A] , het WhatsApp-bericht van 2 mei 2020 van [D] aan [E] , het e-mailbericht van 4 mei 2020 van [D] aan [gedaagde sub 2] , het e-mailbericht van 9 mei 2020 van [eiser sub 2] aan [gedaagde sub 2] en de drie tuchtklachten. De OK heeft bij wijze van onmiddellijke voorziening en in aanvulling op de bij de beschikking van de Ondernemingskamer van 18 maart 2020, aan [eiser sub 1] B.V. en [eiser sub 1] , al dan niet handelend via [eiser sub 1] Holding en/of [D] opgelegde geboden, bepaald:
a. dat [eiser sub 1] B.V. en [eiser sub 1] , al dan niet handelend via [eiser sub 1] Holding en/of [D] zich dienen te onthouden van ieder contact direct of indirect, met enige bij (dochtermaatschappijen van) [gedaagde sub 1] B.V. of in het overnameproces betrokken partij, waaronder [bedrijf 1] , zolang de overname niet is geëffectueerd, behoudens contact met [gedaagde sub 2] via schriftelijke informatie-uitwisseling;
b. dat [eiser sub 1] B.V. en [eiser sub 1] , al dan niet handelend via [eiser sub 1] Holding en/of [D] zich dienen te onthouden van elke uitlating of gedraging die kan worden aangemerkt als bedreigend of lasterlijk jegens door [gedaagde sub 2] ingeschakelde adviseurs en hulppersonen alsmede jegens bieders in het overnameproces, onder wie [bedrijf 1] en aan hem gelieerde vennootschappen;
c. dat zij, na betekening van deze beschikking, dwangsommen ten gunste van [gedaagde sub 1] B.V. verbeuren van € 25.000 per overtreding van de onder a. en b. genoemde geboden en tot een maximum van € 1.000.000 voor de dwangsommen die worden verbeurd wegens overtreding van de in de beschikking van 18 maart 2020 opgelegde geboden en de in deze beschikking onder a. en b. genoemde geboden;
d. dat het [eiser sub 1] B.V. en [eiser sub 1] , al dan niet handelend via [eiser sub 1] Holding B.V. en/of [D] , verboden is asbestplaten, chemicaliën of andere zaken die in het bezit zijn van [eiser sub 1] B.V. en [eiser sub 1] over te brengen naar het terrein van [gedaagde sub 1] B.V. en daar achter te laten, behoudens voorafgaande schriftelijke toestemming door [gedaagde sub 2] en bepaalt dat zij, na betekening van deze beschikking, een dwangsom ten gunste van [gedaagde sub 1] B.V. verbeuren van € 250.000 bij overtreding van dit bevel. De verzoeken van [eiser sub 1] B.V. en [eiser sub 1] heeft de OK afgewezen.
2.14.
[gedaagde sub 1] heeft op 31 augustus 2020 executoriaal beslag doen leggen onder de Staat der Nederlanden ten laste van [eiser sub 1] B.V.
2.15.
[eisers c.s.] . is in juli 2021 een procedure gestart bij deze rechtbank met als inzet de vraag of en zo ja, in hoeverre hij dwangsommen heeft verbeurd aan [gedaagde sub 1] .
2.16.
In de beschikking van 16 november 2022 heeft de OK, onder andere, het volgende beslist:
  • verstaat dat uit het verslag van het onderzoek in deze zaak blijkt van wanbeleid van [gedaagde sub 1] in de periode vanaf 1 januari 2018 tot 20 september 2019;
  • verstaat dat [eisers c.s.] . voor dit wanbeleid verantwoordelijk zijn;
  • veroordeelt [eisers c.s.] . hoofdelijk tot betaling aan [gedaagde sub 1] van de onderzoekskosten van € 48.400,-;
  • ontslaat [eiser sub 1] B.V. als bestuurder van [gedaagde sub 1] ;
  • spreekt de ontbinding uit van [gedaagde sub 1] ;
  • benoemt mr. [gedaagde sub 2] tot vereffenaar van [gedaagde sub 1] ;
  • bepaalt dat tot een jaar nadat de vereffenaar van [gedaagde sub 1] rekening en verantwoording heeft afgelegd, de gewone aandelen in het kapitaal van [gedaagde sub 1] ten titel van beheer blijven overgedragen aan de tijdelijk beheerder;
  • bepaalt dat [eisers c.s.] ., al dan niet handelend via [eiser sub 1] Holding B.V. en/of [D] , tot een jaar nadat de vereffenaar van [gedaagde sub 1] rekening en verantwoording heeft afgelegd, zal zijn verboden, direct of indirect, beledigende, smadelijke of lasterlijke uitlatingen te doen over of zich ongevraagd, anders dan door tussenkomst van een advocaat of ter gelegenheid van een aandeelhoudersvergadering, te wenden tot of contact op te nemen met een OK-functionaris, diens kantoor en/of medewerkers en/of door hem/hen ingeschakelde derden, een en ander op straffe van een dwangsom van € 25.000,- per overtreding met een maximum van € 1.000.000,-;

3.Het geschil

3.1.
[eiser sub 1] vordert:
1. Primair: tot openlegging van, althans inzage in de tot de volledige administratie van [gedaagde sub 1] behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, op zodanige wijze dat [eiser sub 1] hiervan kopieën kan maken, althans
Subsidiair: tot openlegging van, althans inzage in de tot de volledige administratie van [gedaagde sub 1] behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers vanaf 19 november 2019, op zodanige wijze dat [eiser sub 1] hiervan kopieën kan maken, althans
Meer subsidiair: tot openlegging van, althans inzage in de financiële administratie van [gedaagde sub 1] vanaf 19 november 2019 tot heden ter vastlegging van de rechten en verplichtingen van [gedaagde sub 1] niet beperkt tot een financiële staat van baten en lasten, balans en winst- en verliesrekening van [gedaagde sub 1] , inclusief de daaraan ten grondslag liggende financiële overzichten en onderbouwingen, en wel op zodanige wijze dat [eiser sub 1] hiervan kopieën kan maken, althans
Uiterst subsidiair: tot openlegging van (dan wel inzage in) de financiële administratie van [gedaagde sub 1] en alle e-mails en brieven vanaf 19 november 2019 tot heden ter vastlegging van de rechten en verplichtingen van [eiser sub 2] en [eiser sub 1] , waaronder- doch niet uitsluitend - de rekening-courant verhouding en de management fee, en wel op zodanige wijze dat [eiser sub 1] hiervan kopieën kan maken.
2. Primair: afschrift te verstrekken van, althans inzage in het volledige informatiememorandum, de koopovereenkomst inzake [bedrijf 2] , alle informatie uit de dataroom, betrekking hebbend op de totstandkoming van de verkoop van [bedrijf 2] aan [A] en alle e-mails en brieven die inzicht geven in het besluitvormingsproces om te komen tot verkoop van [bedrijf 2] aan [A] alsmede afschrift te verstrekken van bescheiden ten aanzien van de verkoop van de bedrijfswoning (te [woonplaats] ), stukken inzake afkoop overeenkomst opstalrechten [naam] en de gang van zaken rondom aanvraag wijziging bestemmingsplan c.q. omgevingsvergunning, althans
Subsidiair: afschrift te verstrekken van, althans inzage in het volledige informatiememorandum en de koopovereenkomst met bijlagen die betrekking hebben op de verkoop van [bedrijf 2] aan [A] , althans
Meer subsidiair: afschrift te verstrekken van, althans inzage in de koopovereenkomst met bijlagen die betrekking hebben op de verkoop van [bedrijf 2] aan [A] .
3. Openlegging van, althans inzage in de cijfers [bedrijf 2] van 19 november 2019 tot 3 juli 2020 (zijnde dag van verkoop van [bedrijf 2] ) en wel op zodanige wijze dat [eiser sub 1] hiervan kopieën kan maken.
4. Inzage te verlenen in, althans het verstrekken van afschriften van alle achterliggende stukken en onderbouwing van het verloop en de stand van de rekening courant verhouding van [gedaagde sub 1] en [eiser sub 1] vanaf 1 januari 2019 tot datum van het te wijzen vonnis.
5. Inzage te verlenen in althans afschrift te verstrekken van de productiegegevens inkoop en verkoopfacturen van [bedrijf 2] van het vierde kwartaal van 2019.
6. Inzage te verlenen in althans afschrift te verstrekken van declaraties van [gedaagde sub 2] en door hem ingeschakelde personen met daarbij behorende gespecificeerde stukken ter onderbouwing daarvan die gericht zijn aan de [gedaagde sub 1] vanaf het moment van aanstelling van [gedaagde sub 2] tot datum te wijzen vonnis.
7. Ten aanzien van vorderingen I en/of Il en/of 111 en/of IV en/of V en/of VI zowel primair als subsidiair als meer subsidiair en uiterst subsidiair [gedaagde sub 2] te bevelen mee te werken aan het verstrekken van digitale inlogcode en passwords en andere relevante informatie indien dat noodzakelijk is om de administratie en/of specifieke documenten toegankelijk te maken voor [eiser sub 1] .
8. Ten aanzien van vorderingen I en/of Il en/of 111 en/of IV en/of V en/of VI en/of VII zowel primair als subsidiair als meer subsidiair en uiterst subsidiair [gedaagde sub 2] te bevelen uitvoering te geven aan de veroordelingen op straffe van verbeurte van een dwangsom van EUR 25.000 per dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde sub 2] niet of niet geheel aan (één van de) veroordelingen van dit vonnis gehoor heeft gegeven, althans op straffe van verbeurte van een in goede justitie te bepalen dwangsom.
9. [gedaagde sub 2] te veroordelen in de proceskosten.
10. Alle voorzieningen te treffen die in goede justitie geraden worden geacht.
3.2.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voeren verweer. Zij concluderen:
Primair: dat de voorzieningenrechter onbevoegd is van de vorderingen kennis te nemen en de zaak doorverwezen moet worden naar de Ondernemingskamer.
Subsidiair: de vorderingen af te wijzen, althans [eisers c.s.] . niet-ontvankelijk te verklaren.
Zowel primair als subsidiair:
[eisers c.s.] . hoofdelijk te veroordelen in de werkelijk gemaakte proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is in geschil of [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] gehouden zijn de door [eisers c.s.] . gevorderde informatie te geven.
4.2.
Eerst zal het primaire verweer van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] worden beoordeeld, te weten dat de voorzieningenrechter onbevoegd zou zijn. Anders dan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] menen, is de voorzieningenrechter bevoegd van de vorderingen van [eisers c.s.] . kennis te nemen. De voorzieningenrechter is bevoegd in burgerlijke zaken met een spoedeisend karakter. De bevoegdheid moet steeds worden beoordeeld naar de vordering zoals die door eiser is ingesteld. Als dat een burgerlijk recht is, dan is de voorzieningenrechter als burgerlijke rechter in beginsel steeds bevoegd. De grondslag van de ingestelde vorderingen is, zoals hierna zal blijken, civielrechtelijk van aard. Het enkele feit dat deze vorderingen ook bij de OK hadden kunnen worden ingesteld, doet op zichzelf niet af aan de bevoegdheid van de voorzieningenrechter om, in kort geding, een voorlopige voorziening te treffen.
4.3.
[eisers c.s.] . meent om twee redenen recht te hebben op de door hem gewenste informatie. In de eerste plaats meent hij dat zijn posities als aandeelhouder, bestuurder en schuldeiser hem recht geven op deze informatie. In de tweede plaats is [eisers c.s.] . van mening dat hij op basis van artikel 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) recht heeft op deze informatie omdat hij deze nodig heeft om a) zich te kunnen verdedigen in een (volgens hem aangekondigde) toekomstige procedure over zijn bestuurdersaansprakelijkheid en b) om zijn financiële positie te kunnen bepalen bij de rekening en verantwoording naar aanleiding van de vereffening van [gedaagde sub 1] .
De vorderingen die zijn gebaseerd op de positie van [eisers c.s.] . als aandeelhouder en bestuurder van [gedaagde sub 1]
4.4.
Voor de beoordeling van deze vorderingen is relevant dat uit de dagvaarding blijkt dat het [eisers c.s.] . (vooral) te doen is om informatie vanaf 20 september 2019, de datum met ingang waarvan [eisers c.s.] . is geschorst als bestuurder van [gedaagde sub 1] en zijn aandelen (op één na) ten titel van beheer zijn overgedragen. Vanaf 20 september 2019 staan de tijdelijk bestuurder van [gedaagde sub 1] en de beheerder van de aandelen in [gedaagde sub 1] onder toezicht van de OK. Blijkens de vele beschikkingen van de OK is de verhouding tussen de [gedaagde sub 2] als tijdelijk bestuurder en [eisers c.s.] . als aandeelhouder en bestuurder veelvuldig onderwerp van geschil geweest. Die geschillen betroffen onder andere de informatievoorziening aan [eisers c.s.] ., de betrokkenheid van [eisers c.s.] . bij de feitelijke bedrijfsvoering in de onderneming, de betrokkenheid van [eisers c.s.] . bij het verkoopproces, het verschil tussen de informatie aan [eisers c.s.] en [A] als bestuurders en aandeelhouders, de waardering van de voorraad, de ontbinding van de managementovereenkomst en de boeking door de tijdelijk bestuurder van zijn honorarium in de rekeningen courant. Dit zijn grotendeels dezelfde onderwerpen en verwijten die door [eisers c.s.] . feitelijk aan zijn vorderingen in dit geding ten grondslag zijn gelegd. Reeds hier uit blijkt van een grote mate van verwevenheid van de onderhavige vorderingen met:
- de vorderingen waarover en geschillen waarin de OK reeds heeft beslist; en
- de rechtsverhouding tussen [eisers c.s.] . als bestuurder en aandeelhouder jegens [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] als tijdelijk bestuurder.
4.5.
Die grote verwevenheid brengt met zich dat [eisers c.s.] . zich met zijn vorderingen tot de OK had moeten wenden. Dit is temeer het geval omdat de kern van de verwijten die [eisers c.s.] . aan zijn vorderingen ten grondslag heeft gelegd betrekking heeft op de verkoop van de activa van [gedaagde sub 1] en de informatieverschaffing door [gedaagde sub 2] daarover. Die verkoop was een van de kerntaken van [gedaagde sub 2] , op de uitvoering waarvan de OK heeft toegezien. In dat kader heeft [eisers c.s.] . jegens de OK heeft moeten verklaren dat hij de tijdelijk bestuurder voor de uitoefening van die taak niet aansprakelijk zal stellen. Bij zijn kritiek op het honorarium van de tijdelijk bestuurder en de boeking van de declaraties in de rekeningen courant lijkt [eisers c.s.] . bovendien uit het oog te verliezen dat de vaststelling van de bezoldiging van de tijdelijk bestuurder aan de OK is voorbehouden en dat de OK die boeking in overeenstemming heeft geacht met de toezegging van onder andere [eisers c.s.] . dat hij die bezoldiging zal financieren. Dit alles maakt dat de voorzieningenrechter zich niet aan de indruk kan onttrekken dat [eisers c.s.] . met de onderhavige vorderingen beoogt (in volle omvang) het functioneren van [gedaagde sub 2] en de daarop betrekking hebbende beslissingen van de OK, onderwerp van onderzoek en beoordeling te maken. Dat acht de voorzieningenrechter geen rechtens te respecteren belang voor de in dit kort geding bij deze voorzieningenrechter ingestelde vorderingen.
De vorderingen zijn ook niet toewijsbaar op grond van artikel 843a Rv
4.6.
De (bijzondere) exhibitieplicht van art. 843a Rv strekt ertoe inzage in bepaalde bescheiden te verlenen die een andere partij tot zijn beschikking heeft. Voor toewijzing van de vordering, moet aan drie cumulatieve eisen worden voldaan. Het moet gaan om 1)
bepaaldebescheiden, de partij die inzage of afschrift vordert, dient daarbij 2) rechtmatig belang te hebben en de bescheiden moeten betrekking hebben op 3) een rechtsverhouding waarbij eiser partij is.
4.7.
Ter onderbouwing van voornoemd rechtmatig belang heeft [eisers c.s.] . gesteld dat hij een spoedeisend belang heeft bij het verkrijgen van inzicht in zijn financiële positie als bestuurder, aandeelhouder en houder van een rekening courant met [gedaagde sub 1] . Dat belang is volgens hem vooral gelegen in een tweetal te verwachten procedures, te weten die betreffende een aansprakelijkheidsstelling van [eisers c.s.] . wegens bestuurdersaansprakelijkheid en de vereffening van [gedaagde sub 1] .
4.8.
De vorderingen van [eisers c.s.] . hebben vooral betrekking op de periode nadat [eiser sub 1] B.V. geschorst was als bestuurder. Het is zonder uitleg moeilijk voorstelbaar dat een eventuele vordering jegens [eiser sub 1] B.V uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid zal zien op gedragingen van [eisers c.s.] . in een periode waarin hij geen bestuurstaken kon en mocht verrichten. Voor zover zijn vorderingen zien op de voorliggende periode, zijn die prematuur omdat een procedure waarin [eisers c.s.] . op grond van bestuurdersaansprakelijkheid wordt aangesproken, op dit moment niet aan de orde, en volgens [gedaagde sub 2] ook niet in voorbereiding, is. Als in de toekomst een dergelijke procedure al zal worden gestart, dan zijn er voor [eisers c.s.] . op dat moment voldoende mogelijkheden om inzage in of afschriften van informatie te vorderen die noodzakelijk is voor het voeren van verweer. Dan kan ook gerichter, en meer bepaald, informatie worden gevraagd omdat het dan bekend zal zijn welke verwijten aan [eisers c.s.] . worden gemaakt en waartegen hij zich zal dienen te verweren. Daarvan is nu in het geheel nog geen sprake.
4.9.
Het premature karakter van de vorderingen geldt deels ook voor de informatie die [eisers c.s.] . stelt nodig te hebben om zijn financiële positie te kunnen bepalen in verband met de vereffening van [gedaagde sub 1] . De vereffenaar zal over die vereffening rekening en verantwoording af moeten leggen. Die procedure kent een eigen regime voor de informatie die daarbij gedeeld moet worden. Tegen de rekening en verantwoording door de vereffenaar kan [eisers c.s.] . te zijner tijd in verzet komen. Op het moment dat rekening en verantwoording is afgelegd, kan [eisers c.s.] . beoordelen waartegen hij in verzet kan komen en wat hij daarvoor nodig heeft. Ook aldus bezien zijn zijn vorderingen prematuur.
4.10.
Tenslotte heeft [eisers c.s.] . aan zijn belang ten grondslag gelegd dat hij een rekening courantverhouding heeft met [gedaagde sub 1] . Het bestaan van deze rechtsverhouding impliceert op zichzelf nog niet zijn belang bij het verkrijgen van informatie over het verloop van de rekening courant. Voor de beoordeling van dat belang is relevant dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] gemotiveerd, en met stukken en feiten onderbouwd, hebben gesteld dat [eisers c.s.] . (voor zover - vanwege de kwestie van de dwangsommen – al mogelijk) volledig is geïnformeerd over het verloop van de rekening courant en de daarin aangebrachte mutaties. [eisers c.s.] . hebben betoogd dat zij vanwege onduidelijkheid van diverse boekingen belang hebben bij de onderliggende stukken. Ook dat belang overtuigt niet omdat uit de brief van de tijdelijk bestuurder van 11 november 2022 aan mr. Koelemeijer blijkt dat haar (gedigitaliseerd via We Transfer) alle onderliggende stukken zijn toegestuurd. [eisers c.s.] . heeft niet aangegeven in welk opzicht die bestanden onvolledig zouden zijn.
4.11.
Dit alles brengt met zich dat aan de door [eisers c.s.] . ingestelde vorderingen het vereiste rechtmatige belang ontbreekt. Onder deze omstandigheden moeten de vorderingen van [eisers c.s.] . beschouwd worden als een fishing expedition waarvoor is artikel 843a Rv uitdrukkelijk niet bedoeld.
4.12.
Op basis van het bovenstaande zullen alle vorderingen van [eisers c.s.] . worden afgewezen. Het verwijt van [gedaagde sub 1] en de tijdelijk bestuurder dat [eisers c.s.] . met het instellen van zijn vorderingen misbruik heeft gemaakt van procesrecht en/of onrechtmatig heeft gehandeld, is niet terecht.
4.13.
[eisers c.s.] . zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] worden begroot op:
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.692,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eisers c.s.] . hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tot op heden begroot op € 1.692,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2022. [1]

Voetnoten

1.type: KD (4403)