ECLI:NL:RBMNE:2022:527

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 februari 2022
Publicatiedatum
15 februari 2022
Zaaknummer
16/178787-21; 16/079456-21 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en vernieling met verpleging van de TBS-maatregel

Op 16 februari 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 4 juli 2021 in Hilversum heeft geprobeerd een slachtoffer te doden door hem met een mes in de hals te snijden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van het slachtoffer, wat resulteerde in een poging tot doodslag. Daarnaast was de verdachte ook betrokken bij een vernieling van een deur van een organisatie op 26 november 2020. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft de TBS-maatregel met verpleging opgelegd, gezien de ernst van de feiten en de psychische stoornissen van de verdachte. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten, de omstandigheden en de persoon van de verdachte, waarbij ook rekening is gehouden met eerdere veroordelingen en de noodzaak van behandeling voor de psychische problemen van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummers: 16/178787-21; 16/079456-21 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 16 februari 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1960] ,
thans gedetineerd in de [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 februari 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. A.C.M. Beneken genaamd Kolmer, en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. H. de Kroon, advocaat te Hilversum, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
Parketnummer 16/178787-21
feit 1
primair
op 4 juli 2021 in Hilversum heeft geprobeerd [slachtoffer] te doden, door hem (van achteren) vast te pakken en/of achterover te trekken en/of een mes op de keel te zetten en/of met dat mes in/op/tegen de keel/hals te snijden;
subsidiair
op 4 juli 2021 in Hilversum [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, door hem (van achteren) vast te pakken en/of achterover te trekken en/of een mes op de keel te zetten en/of met dat mes in/op/tegen de keel/hals te snijden;
meer subsidiair
op 4 juli 2021 in Hilversum heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe brengen, door hem (van achteren) vast te pakken en/of achterover te trekken en/of een mes op de keel te zetten en/of met dat mes in/op/tegen de keel/hals te snijden;
meest subsidiair
op 4 juli 2021 in Hilversum [slachtoffer] heeft mishandeld door hem (van achteren) vast te pakken en/of achterover te trekken en/of een mes op de keel te zetten en/of met dat mes in/op/tegen de keel/hals te snijden;
feit 2
op 4 juli 2021 in Hilversum heeft geprobeerd [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van 10 euro door hem (van achteren) vast te pakken en/of achterover te trekken en/of een mes op de keel te zetten en/of met dat mes in/op/tegen de keel/hals te snijden.
Parketnummer 16/079456-21
op 26 november 2020 in [plaatsnaam] opzettelijk en wederrechtelijk een deur, toebehorende aan [organisatie 1] heeft vernield en/of beschadigd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het als feit 1 primair en feit 2 onder parketnummer 16/178787-21 tenlastegelegde en het onder parketnummer 16/079456-21 tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Volgens de officier van justitie bevindt zich in het dossier voldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte met een mes naar aangever is gegaan, aangevers hoofd heeft vastgepakt, een mes op zijn keel heeft gezet en een snijdende beweging heeft gemaakt. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van aangever en dat het voorgaande daarom kan worden gekwalificeerd als poging tot doodslag. Op grond van de aangifte en de verklaring van getuige [getuige] meent de officier van justitie dat verdachte kwam voor geld, dat dat er niet was en dat hij vervolgens voornoemde geweldshandelingen heeft gepleegd, hetgeen kan worden gekwalificeerd als poging tot afpersing.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het als feit 1 primair, subsidiair, meer subsidiair en als feit 2 onder parketnummer 16/178787-21 tenlastegelegde. Verdachte heeft niet het voornemen gehad aangever opzettelijk van het leven te beroven of opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Daarnaast heeft verdachte niet het oogmerk gehad gericht op wederrechtelijke bevoordeling, nu hij enkel voor zijn vrienden wilde opkomen en namens hen verhaal wilde gaan halen. Ten aanzien van de als feit 1 meest subsidiair onder parketnummer 16/178787-21 ten laste gelegde mishandeling en de onder parketnummer 16/079456-21 ten laste gelegde vernieling heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het als feit 2 onder parketnummer 16/178787-21 tenlastegelegde
De als feit 2 onder parketnummer 16/178787-21 ten laste gelegde poging tot afpersing houdt - kort gezegd - in dat verdachte door middel van geweldshandelingen zou hebben geprobeerd [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van 10 euro.
De rechtbank overweegt het volgende.
De term ‘dwingen’ veronderstelt een opzettelijke gedraging. Voor een bewezenverklaring dient vast komen te staan dat verdachte iemand wilde dwingen tot de afgifte van 10 euro door geweld (of bedreiging met geweld). Het openbaar ministerie heeft enkel de geweldshandelingen tenlastegelegd, maar niet een feitelijke handeling die gericht is op de afgifte van het geldbedrag. De rechtbank is van oordeel dat het oogmerk van verdachte, gericht op het afhandig maken van het geldbedrag, niet kan worden bewezen nu geen (begin van) een daarop gerichte feitelijke handeling is opgenomen in de tenlastelegging en dus evenmin bewezen kan worden verklaard.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de als feit 2 onder parketnummer 16/178787-21 ten laste gelegde poging tot afpersing.
Bewijsmiddelen
Bewijsmiddelen voor de als feit 1 primair onder parketnummer 16/178787-21 ten laste gelegde poging tot doodslag [1]
1. [slachtoffer] heeft op 5 juli 2021 aangifte gedaan en heeft, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifte, onder meer het volgende verklaard:
Op 4 juli 2021 was ik op bezoek bij [getuige] aan de [adres] te [plaatsnaam] . Ik zat nog geen 5 minuten binnen toen ik hoorde dat er werd aangeklopt. Toen kwam [verdachte] binnen.
Ik weet niet waar [verdachte] het mes vandaan haalde. Hij benaderde mij van achteren. Hij pakte mij met zijn rechterarm om mijn voorhoofd vast en trok mij achterover. Vervolgens voelde ik dat hij een mes op mijn keel zette. Ik voelde het mes door mijn huid glijden. Ik voelde dat [verdachte] een snijdende beweging maakte. Dit ging van rechts naar links. Ik had het gevoel dat [verdachte] mijn strot wilde doorsnijden. [verdachte] riep tijdens het maken van de snijdende beweging: "Ik snij je strot door." [2]
De wond in mijn nek is een snijwond van ongeveer 4 centimeter lang. Deze loopt horizontaal over mijn adamsappel. Direct na het incident zijn er door politieagenten foto’s gemaakt. [3]
2. Een
geschriftals bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een foto, als bijlage gehecht aan het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] ; [4]
3. Verbalisant [verbalisant 1] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 5 juli 2021 onder meer het volgende gerelateerd:
Op 4 juli 2021 kreeg ik van een medewerker van de centrale meldkamer de opdracht te gaan naar het adres [adres] te [plaatsnaam] . Alhier zou melder aangevallen zijn door een persoon met een mes.
Ik ben direct met mijn collega [C] ter plaatse gegaan. Het adres [adres] betreft een terrein alwaar allemaal woonunits gevestigd zijn. Op het terrein troffen wij [slachtoffer] en [getuige] .
Ik hoorde dat [slachtoffer] verklaarde dat hij zojuist was aangevallen door [verdachte] . Ik hoorde dat [slachtoffer] zei dat [verdachte] erg boos werd en dat hij een slagersmes had welke hij op de keel van [slachtoffer] zette. Ik zag dat er een snee in de keel van [slachtoffer] te zien was. Ik zag dat dit een snee was van ongeveer 3 a 4 centimeter lang. Ik zag dat deze snee wijkend was. Ik zag dat de snee ongeveer 1,5 cm wijkend was/open stond. Van deze snee is een foto gemaakt. [5]
4. Verbalisant [verbalisant 2] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 7 juli 2021 onder meer het volgende gerelateerd:
Naar aanleiding van het incident in de woning van [getuige] aan de [adres] te [plaatsnaam] , waarbij aangever [slachtoffer] is mishandeld door de aangehouden verdachte [verdachte] , is de afgelopen dagen getracht contact te leggen met de bewoner [getuige] voor een verklaring.
Vandaag, 7 juli 2021, kreeg ik telefonisch contact met [getuige] . Ik heb met toestemming van [getuige] telefonisch een verklaring opgenomen.
[getuige] verklaarde het volgende:

Ik ben woonachtig op een wooncomplex aan de [adres] te [plaatsnaam] . Afgelopen zondagavond was ik thuis in mijn woning. Op dat moment was ook [slachtoffer] bij mij op bezoek. Er stond iemand aan de deur. Ik deed open en zag de mij bekende [verdachte] aan de deur staan. Ik heb hem binnen gelaten. Ik hoorde dat [verdachte] boos werd en begon te schreeuwen tegen [slachtoffer] . Het volgende moment zag ik dat [verdachte] om [slachtoffer] heen liep en hem van achteren met 1 arm om de keel vastpakte. Ik zag dat [verdachte] plotseling een mes in zijn andere hand had. Ik zag dat [verdachte] met het mes een snijdende beweging langs de keel van [slachtoffer] maakte. [6]
Later zag ik dat [slachtoffer] een snijwond op zijn keel had en dat die bloedde. [7]
Bewijsoverweging ten aanzien van de als feit 1 primair onder parketnummer 16/178787-21 ten laste gelegde poging tot doodslag
Voor zover de raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verklaringen van aangever en getuige [getuige] niet als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt en dat verdachte een ander scenario heeft geschetst, inhoudende dat in de worsteling tussen verdachte en aangever het mes van verdachte tegen de keel/hals van aangever moet zijn gekomen, overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de verklaringen van aangever en getuige [getuige] , nu de verklaringen elkaar op belangrijke onderdelen ondersteunen. Bovendien worden de verklaringen ondersteund door de bevindingen van twee verbalisanten, die kort na het incident hebben gerelateerd over een wond op de keel van aangever, waar zij vervolgens een foto van hebben gemaakt. Hiertegenover staat dat verdachte op verschillende momenten tegengestelde verklaringen heeft afgelegd, en tevens heeft aangegeven zich één en ander niet meer goed te kunnen herinneren. Nu de rechtbank uitgaat van de betrouwbaarheid van voormelde verklaringen van aangever en getuige [getuige] en deze aldus tot het bewijs bezigt, acht de rechtbank het door de verdediging geschetste scenario niet aannemelijk geworden. De rechtbank schuift het door de verdediging geschetste scenario dan ook als strijdig met de gebezigde bewijsmiddelen terzijde.
Uit de inhoud van de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen volgt derhalve dat verdachte op 4 juli 2021 in [plaatsnaam] aangever heeft vastgepakt en achterover heeft getrokken, een mes op de keel van aangever heeft gezet en met dat mes in de hals van aangever heeft gesneden.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte - al dan niet in voorwaardelijke vorm - opzet heeft gehad op de dood van aangever, waarmee sprake zou zijn van een poging tot doodslag. Naar het oordeel van de rechtbank is er in ieder geval sprake geweest van voorwaardelijk opzet aan de kant van verdachte.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier primair tenlastegelegd de dood van aangever - is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de feitelijke omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan een dergelijke kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard.
In het licht van bovenstaand kader overweegt de rechtbank het volgende.
Het met een koksmes snijden in de hals levert een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel bij het slachtoffer op. Het is een feit van algemene bekendheid dat de hals een zeer kwetsbaar onderdeel van het lichaam is. Dat de bij aangever geconstateerde verwonding slechts oppervlakkig van aard was, laat onverlet dat de dood had kunnen intreden indien de wond dieper was geweest en/of het mes een kwetsbare plek in de hals (zoals een slagader) van aangever had geraakt.
Voornoemde geweldshandelingen zijn naar haar uiterlijke verschijningsvorm aan te merken als zozeer gericht op het toebrengen van dodelijk letsel dat hieruit de bewuste aanvaarding van verdachte van die aanmerkelijke kans volgt.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot doodslag, zoals hierna onder 5 omschreven.
Bewijsmiddelen voor de onder parketnummer 16/079456-21 ten laste gelegde vernieling [8]
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor het feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 25 januari 2022;
  • het proces-verbaal van aangifte door [B] namens [organisatie 2] van 11 december 2021.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Parketnummer 16/178787-21
feit 1 primair
op 4 juli 2021 te [plaatsnaam] ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] van achteren bij het hoofd heeft vastgepakt en achterover heeft getrokken en vervolgens een mes op de keel van die [slachtoffer] heeft gezet en met dat mes in de hals van die [slachtoffer] heeft gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer 16/079456-21
op 26 november 2020 te [plaatsnaam] , opzettelijk en wederrechtelijk een deur, die aan [organisatie 1] toebehoorde, heeft vernield.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Parketnummer 16/178787-21
feit 1 primair
poging tot doodslag.
Parketnummer 16/079456-21
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren met aftrek van het voorarrest en hem daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging (
hierna ook: TBS-maatregel) op te leggen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht het bevel voorlopige hechtenis op te heffen. Verdachte heeft tot en met de terechtzitting 213 dagen in hechtenis verbleven, wat gelet op de door de raadsvrouw bepleite bewezenverklaring meer dan voldoende is. De raadsvrouw heeft daarnaast aangevoerd dat een TBS-maatregel thans niet aan de orde kan zijn, nu de TBS-maatregel een
ultimum remediumis, en er nog andere hulpverleningstrajecten kunnen worden ingezet. Verdachte staat onder meer open voor een klinische behandeling in een afkickkliniek.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Straf
Bij het bepalen van de aan verdachte op te leggen straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door het slachtoffer [slachtoffer] een mes op de keel te zetten en daarin te snijden. Dat het met het slachtoffer relatief goed is afgelopen is meer geluk dan wijsheid en de rechtbank ziet geen aanwijzingen dat zulks op enigerlei wijze aan verdachte te danken is. Verdachte heeft veel angst veroorzaakt bij het slachtoffer en de getuige [getuige] , wat onder meer blijkt uit de aangifte en de getuigenverklaring. De ervaring leert dat slachtoffers en omstanders van een ernstig delict als het onderhavige nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden. De rechtbank heeft eveneens rekening gehouden met het gewelddadige karakter van het bewezenverklaarde. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan vernieling door een gat in een deur te slaan. Ook dit is een daad van agressie en kan – zeker gelet op de omstandigheden waaronder die is begaan - tot gevoelens van angst en onveiligheid bij omstanders leiden, hetgeen ook blijkt uit de verklaring van aangeefster [B] .
De rechtbank heeft bij de straftoemeting ten nadele van verdachte meegewogen dat hij, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 oktober 2021, voorafgaand aan het plegen van de bewezen verklaarde feiten meerdere malen onherroepelijk is veroordeeld ter zake van (ook soortgelijke) strafbare feiten.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische rapportage van 14 januari 2022 en de psychologische rapportage van 19 januari 2022, beide opgemaakt naar aanleiding van het onder parketnummer 16/178787-21 tenlastegelegde.
Uit voornoemde psychiatrische rapportage volgt dat bij verdachte sprake is van een psychische stoornis in de vorm van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische en borderline trekken, alsmede ernstige verslavingsproblematiek (van harddrugs, alcohol en medicatie). Deze psychische stoornis was ook ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde aanwezig en beïnvloedde zijn gedragskeuzes en gedragingen. Vanuit de vastgestelde stoornissen wordt een verband gezien met het tenlastegelegde. De factoren vanuit de persoonlijkheid betreffen voornamelijk de gevoeligheid voor krenking, de emotieregulatieproblemen (intense woede), beperkte impulscontrole, agressieregulatieproblemen en zijn gevoel van vermeende bijzonderheid (als redder in nood). Het middelengebruik heeft een ontremmend karakter gehad waarbij verdachte geen zelfcontrole meer had over zijn agressieve impulsen. Geadviseerd wordt om verdachte het tenlastegelegde verminderd toe te rekenen, aldus psychiater M.M. Sprock.
GZ-psycholoog J. Yntema heeft in de psychologische rapportage van 19 januari 2022 geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis, met antisociale, narcistische en borderline trekken. Daarnaast is sprake van een stoornis in het gebruik van opioïden, cocaïne en alcohol, in vroege remissie in gereguleerde omgeving. Dit was ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde ook aan de orde en beïnvloedde deels de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde. Alles overziend en wegend, is er vermoedelijk sprake (geweest) van enige doorwerking van de persoonlijkheidsstoornis en verslavingsproblematiek in het tenlastegelegde. Geadviseerd wordt om verdachte het tenlastegelegde in een verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank neemt deze conclusies over en volgt deze adviezen.
De rechtbank zal verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwen ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten.
Naar het oordeel van de rechtbank kan gelet op het voorgaande, en vanuit een oogpunt van normbevestiging, vergelding en generale preventie, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van hierna te vermelden duur met zich brengt.
Maatregel
Ten aanzien van de op te leggen maatregel overweegt de rechtbank hierna of de TBS-maatregel noodzakelijk is om nieuwe slachtoffers te voorkomen en verdachte te behandelen.
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende, verdachte betreffende gedragskundige rapportages:
  • een Pro Justitia-rapportage van 14 januari 2022, opgemaakt door M.M. Sprock, psychiater
  • een Pro Justitia-rapportage van 19 januari 2022, opgemaakt door drs. J. Yntema, GZ-psycholoog;
  • een reclasseringsadvies van 24 januari 2022, opgemaakt door [A] , reclasseringswerker bij [organisatie 3] .
De bevindingen van psychiater Sprock houden onder meer het volgende in (p. 29):
Concluderend is er na gebruik van risicotaxatie-instrumenten en klinisch oordeel sprake van weinig bescherming bij een ingeschat hoog risico op recidive.
Er is een indicatie voor een langdurige klinische behandeling in een forensische setting met een ambulant vervolg gericht op de persoonlijkheids- en verslavingsproblematiek. Abstinentie van middelen met urinecontroles is noodzakelijk.
Er rest niets anders dan het advies een terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen om het hoge recidiverisico te verlagen.
GZ-psycholoog Yntema heeft onder meer het volgende gerapporteerd (p. 30-32):
Bij een afweging van risico en beschermende factoren wordt het risico op geweld bij een onbehandelde terugkeer in de maatschappij als hoog geduid.
Gezien de hardnekkigheid van de problematiek (persoonlijkheidsstoornis en verslaving) en de doorwerking hiervan in de hem ten laste gelegde feiten in combinatie met het hoge recidiverisico wordt een intensieve behandeling van belang geacht. Ondanks zijn hulpverleningsgeschiedenis in verschillende kaders is betrokkene er onvoldoende in geslaagd hiervan te profiteren. Het beperkte inzicht van betrokkene in zijn eigen gedrag en problemen, zijn inadequate copingstrategieën, zijn basale gevoel van wantrouwen jegens anderen in combinatie met de verslavingsproblematiek die zijn waarneming kleuren zorgen ervoor dat betrokkene onvoldoende profiteert van reeds ingezette hulpverlening. Derhalve wordt ingeschat dat de behandelingsprognose een langdurig traject behoeft, waarbij stapsgewijs en met veel ondersteuning behandeling vormgegeven dient te worden.
Gelet op de noodzaak om een langdurig en strak gedwongen kader te bieden voor de behandeling van betrokkenes problematiek, met het oog op de hoge recidivekans en gelet op de ernst van het tenlastegelegde en in combinatie met zijn gebrek aan behandelmotivatie, wordt geadviseerd om betrokkene de maatregel TBS op te leggen. Een TBS in een voorwaardelijk kader wordt door onderzoeker als niet haalbaar geacht omdat betrokkene zich niet zal committeren aan voorwaarden. Mede omdat betrokkene zelf geen inzicht heeft in de behandelnoodzaak, zijn basale wantrouwen jegens hulpverleners en anderen en eerdere hulpverlenings- en reclasseringstrajecten niet van de grond zijn gekomen. Om bovenstaande redenen rest onderzoeker niets anders dan een TBS met dwangverpleging te adviseren.
De bevindingen van [A] , reclasseringswerker bij [organisatie 3] , houden onder meer het volgende in (p. 3):
Op basis van het uitgebreide delictverleden van betrokkene en het ontbreken van inzicht in de eigen problematiek - waardoor interventies tot nu toe niet aangeslagen zijn - worden de recidiverisico's op vermogens- en geweldsdelicten ingeschat als hoog.
De reclassering concludeert na onderzoek geen mogelijkheden te zien om met interventies of toezicht, binnen een kader van een tbs-maatregel met voorwaarden, de risico's te beperken of het gedrag te veranderen.
De rechtbank onderschrijft voornoemde conclusies en adviezen en legt deze ten grondslag aan haar beslissing.
De rechtbank stelt vast dat de TBS-maatregel kan worden opgelegd indien is voldaan aan de in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden. Eén van die voorwaarden houdt in dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Daarnaast dient het door de verdachte begane feit een misdrijf te zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en dient de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel te eisen. Indien het hiervoor bedoelde gevaar voor recidive van ernstige aard is kan tevens worden bevolen dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd (artikel 37b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht). Voor oplegging van de TBS-maatregel is voorts vereist dat de rechter beschikt over een advies van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, onder wie een psychiater, die de verdachte hebben onderzocht. Aan deze voorwaarden is voldaan.
Het als feit 1 primair onder parketnummer 16/178787-21 bewezenverklaarde is bedreigd met een maximumgevangenisstraf van meer dan vier jaar. De rechtbank is voorts van oordeel dat vanwege de ernst van het gepleegde feit, de bij verdachte geconstateerde stoornis, de noodzaak van een intensieve en langdurige klinische behandeling en het gevaar dat van verdachte uitgaat, de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen ook daadwerkelijk de TBS-maatregel met verpleging eist. De rechtbank heeft er geen vertrouwen in dat verdachte zal meewerken aan een langdurige en intensieve klinische behandeling in een ander kader. Het kader van verpleging van overheidswege biedt naar het oordeel van de rechtbank op dit moment de enige adequate mogelijkheid van risicobeperking, welke noodzakelijk is gelet op het gevaar dat van verdachte uitgaat.
Gelet op de bewezen verklaarde feiten wordt de TBS-maatregel opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat de duur van de TBS-maatregel niet op voorhand gemaximeerd is.
Conclusie
Alle omstandigheden afwegende zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden met aftrek van voorarrest. Voor zover de bestraffing mede ter beveiliging dient, overweegt de rechtbank dat dat doel toereikend wordt nagestreefd met de aan verdachte op te leggen TBS-maatregel. Gelet op de waarschijnlijk langdurige behandeling die verdachte in dat kader in het vooruitzicht heeft en de wenselijkheid om daarmee binnen afzienbare tijd een aanvang te maken, komt de rechtbank tot een gevangenisstraf van een kortere duur dan door de officier van justitie is geëist. Het verzoek van de raadsvrouw tot het opheffen van het bevel voorlopige hechtenis wordt gelet op het voorgaande afgewezen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[B] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 885,00. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16/079456-21 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, nu onduidelijk is of zij daadwerkelijk kosten heeft moeten maken en zo ja, wat de hoogte daarvan is.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is nader onderzoek vereist naar de juistheid en omvang van de vordering van de benadeelde partij, nu de vordering onvoldoende is onderbouwd en de benadeelde partij evenmin ter terechtzitting is verschenen om nadere uitleg te geven.
De rechtbank meent dat een dergelijk nader onderzoek een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren en zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan deze slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de benadeelde partij tevens veroordelen in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 37a, 37b, 45, 57, 287, 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het als feit 2 onder parketnummer 16/178787-21 ten laste gelegde feit niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
  • verklaart het als feit 1 primair onder parketnummer 16/178787-21 tenlastegelegde en het onder parketnummer 16/079456-21 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het als feit 1 primair onder parketnummer 16/178787-21 bewezenverklaarde en het onder parketnummer 16/079456-21 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • gelast dat verdachte
  • wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij
  • verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Ludwig, voorzitter, mrs. H.B.W. Beekman en
D. Lunenburg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V.A. Batelaan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 februari 2022.
Mr. Lunenburg is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
Parketnummer 16/178787-21
1.
hij op of omstreeks 4 juli 2021 te Hilversum ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] (van achteren) bij het hoofd en/of het lichaam heeft vastgepakt en/of achterover heeft getrokken en/of (vervolgens) een mes op de keel van die [slachtoffer] heeft gezet en/of met dat mes in/op/tegen de keel/hals van die [slachtoffer] heeft gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 juli 2021 te Hilversum aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een snee in de keel, heeft toegebracht door die [slachtoffer] (van achteren) bij het hoofd en/of het lichaam vast te pakken en/of achterover te trekken en/of (vervolgens) een mes op de keel van die [slachtoffer] te zetten en/of met dat mes in/op/tegen de keel/hals van die [slachtoffer] te snijden;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 juli 2021 te Hilversum ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer] (van achteren) bij het hoofd en/of het lichaam heeft vastgepakt en/of achterover heeft getrokken en/of (vervolgens) een mes op de keel van die [slachtoffer] heeft gezet en/of met dat mes in/op/tegen de keel/hals van die [slachtoffer] heeft gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 juli 2021 te Hilversum, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] (van achteren) bij het hoofd en/of het lichaam vast te pakken en/of achterover te trekken en/of (vervolgens) een mes op de keel van die [slachtoffer] te zetten en/of met dat mes in/op/tegen de keel/hals van die [slachtoffer] te snijden;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 4 juli 2021 te Hilversum, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (van 10 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan die [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde(n), die [slachtoffer] (van achteren) bij het hoofd en/of het lichaam heeft vastgepakt en/of achterover heeft getrokken en/of (vervolgens) een mes op de keel van die [slachtoffer] heeft gezet en/of met dat mes in/op/tegen de keel/hals van die [slachtoffer] heeft gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
(art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Parketnummer 16/079456-21
hij op of omstreeks 26 november 2020 te Hilversum, opzettelijk en wederrechtelijk een deur, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [organisatie 1] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
(art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt processen-verbaal. Die processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 7 juli 2021, doorgenummerde dossierpagina’s 1-36, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, District Gooi en Vechtstreek, Basisteam Gooi en Vechtstreek-Zuid, registratienummer PL0900-2021216502. Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
2.Pagina 1.
3.Pagina 2.
4.Pagina 4.
5.Pagina 5.
6.Pagina 29.
7.Pagina 30.
8.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van een op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal. Dit proces-verbaal is als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 26 februari 2021, doorgenummerde dossierpagina’s 1-17, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, District Gooi en Vechtstreek, Basisteam Gooi en Vechtstreek-Zuid, registratienummer PL0900-2020401989. Het te noemen proces-verbaal is in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde verbalisant.
9.Pagina’s 1-4.