ECLI:NL:RBMNE:2022:5248

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 november 2022
Publicatiedatum
9 december 2022
Zaaknummer
546761 / HA RK 22-222
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond verklaard wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure

In deze wrakingszaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, hebben verzoekers een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. A.M. Crouwel, de behandelend rechter in hun civiele zaken. Het verzoek is gebaseerd op de stelling dat de rechter dwingend en agressief optrad tijdens de zitting van 19 oktober 2022, en dat er geen hoor en wederhoor zou zijn geweest. Verzoekers voerden aan dat de rechter beledigende opmerkingen had gemaakt over hun familieleden en dat de zittingsaantekeningen onjuist en onvolledig waren. De wrakingskamer heeft het verzoek op 22 november 2022 behandeld en geoordeeld dat verzoekers ontvankelijk zijn in hun wrakingsverzoek, omdat de uitspraak van de rechter op 19 oktober niet als een einduitspraak kan worden aangemerkt. De wrakingskamer heeft echter geconcludeerd dat er geen sprake is van persoonlijke vooringenomenheid van de rechter. De aantekeningen van de zitting werden als juist beschouwd en de wrakingskamer vond dat er wel degelijk sprake was van hoor en wederhoor. De opmerkingen van de rechter werden in de context van de zaak geplaatst en leidden niet tot de conclusie dat de rechter vooringenomen was. Uiteindelijk werd het wrakingsverzoek ongegrond verklaard, en de procedures van verzoekers moeten worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden voor het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 546761 / HA RK 22-222
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 22 november 2022
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoeker 1] en [verzoeker 2] ,
wonend in [woonplaats] ,
verder te noemen verzoekers.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de e-mail van verzoekers van 23 oktober 2022 met daarin het wrakingsverzoek gericht tegen mr. A.M. Crouwel;
  • de schriftelijke reactie van mr. Crouwel van 27 oktober 2022.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 8 november 2022 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
Verzoekster mevrouw [verzoeker 2] heeft de zitting bijgewoond via een telefonische verbinding. Mr. Crouwel is met bericht van verhindering niet verschenen.
1.3.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. A.M. Crouwel als behandelend rechter (hierna te noemen: de rechter), in de zaken met de zaaknummers 10017610 MT, 10017614 MT, 10065044 MT en 10065058 MT. Deze zaken gaan over klachten tegen de bewindvoerder van verzoekers en het verzoek tot wijziging van de bewindvoerder. De zaken zijn behandeld op de zitting van 19 oktober 2022.
2.2.
Verzoekers hebben het volgende ten grondslag gelegd aan het wrakingsverzoek. De rechter was op de zitting dwingend en vrij agressief. Er werd niet geluisterd naar de standpunten van verzoekers. Op die manier was er geen hoor en wederhoor. Verder heeft de rechter kwalijke beledigende uitspraken gedaan over familieleden van verzoekers. Ook hebben verzoekers nog aangevoerd dat er in de door de rechter ondertekende zittingsaantekeningen gedeeltes onjuist zijn en dat er ook gedeeltes zijn weggelaten. Uit deze omstandigheden volgt volgens verzoekers dat de rechter bevooroordeeld was.
2.3.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In haar schriftelijke reactie stelt zij zich op het standpunt dat verzoekers niet-ontvankelijk zijn in het wrakingsverzoek, omdat zij op de zitting al uitspraak heeft gedaan, inhoudende dat de te nemen beslissingen op de verzoeken van verzoekers worden aangehouden tot 1 januari 2023. Voor het overige is de rechter van mening dat zij niet bevooroordeeld is geweest op de zitting. Uit de zittingsaantekeningen blijkt dat er hoor en wederhoor is toegepast. Verzoekers hebben niet onderbouwd wat er onjuist is aan de zittingsaantekeningen, of wat er zou zijn weggelaten. De rechter heeft in het kader van haar toezichthoudende taak als kantonrechter in de beschermingsbewindzaak op de zitting als taak om alle financiële aspecten te bespreken. In dat kader kwam ook aan de orde dat er familieleden in het huis van verzoekers wonen die niet bijdragen aan de kosten van de huishouding waardoor verzoekers financieel niet uitkomen.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
Ontvankelijkheid verzoekers
3.2.
Het middel van wraking is toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter die tegenover een partij een vooringenomenheid koestert, althans aan een partij die daarover vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Een wrakingsverzoek kan daarom worden ingediend in elke stand van het geding, maar alleen vóór de einduitspraak. De rechter heeft in deze zaak aangevoerd dat zij op de zitting van 19 oktober 2022 uitspraak heeft gedaan en dat wraking daarom niet meer mogelijk is. De wrakingskamer is van oordeel dat de uitspraak van de rechter niet is aan te merken als een einduitspraak. De beslissing van de rechter betrof een procesbeslissing, namelijk om de beslissingen op de verzoeken van verzoekers aan te houden tot 1 januari 2023. Verzoekers zijn daarom ontvankelijk in hun wrakingsverzoek.
Inhoudelijke beoordeling wrakingsverzoek
3.3.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang, maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
Geen persoonlijke vooringenomenheid
3.3.1.
Persoonlijke vooringenomenheid bij de rechter tegenover verzoekers is niet gesteld of gebleken. Onderzocht moet daarom worden of uit het optreden van de rechter blijkt dat zij vooringenomen is of dat zij die schijn heeft gewekt. Naar het oordeel van de wrakingskamer is dat niet het geval.
Ondertekende zittingsaantekeningen onjuist / onvolledig
3.3.2.
Verzoekers baseren hun wrakingsverzoek deels op de inhoud van de door de rechter ondertekende zittingsaantekeningen van 19 oktober 2022. De wrakingskamer gaat bij de beoordeling van het verzoek uit van de juistheid van deze aantekeningen. De aantekeningen moeten worden gezien als kenbron van hetgeen op de zitting is voorgevallen. Verzoekers hebben in hun wrakingsverzoek aangevoerd dat de aantekeningen niet volledig zijn en onjuistheden bevatten. Hieruit volgt volgens hen dat de rechter vooringenomen is. De wrakingskamer volgt verzoekers hierin niet. Zij hebben niet uitgelegd welke onderdelen niet juist zijn en welke onderdelen ontbreken. Als er al sprake van zou zijn dat de ondertekende zittingsaantekeningen onjuistheden bevatten of onvolledig zijn, dan rechtvaardigt dat nog niet de conclusie dat de rechter vooringenomen is of de schijn van vooringenomenheid wekt.
Geen hoor en wederhoor
3.3.3.
Verzoekers hebben aangevoerd dat de rechter niet naar hen heeft geluisterd op de zitting en dat er geen sprake was van hoor en wederhoor. Uit de ondertekende zittingsaantekeningen komt dit door verzoekers geschetste beeld niet naar voren. Hieruit blijkt namelijk dat de rechter in gesprek is gegaan met mevrouw [verzoeker 2] en dat daarbij hoor en wederhoor is toegepast. Dat de uitkomst van de zitting, namelijk het aanhouden van de beslissingen op de verzoeken van verzoekers, niet naar de wens van verzoekers is, betekent nog niet dat de rechter daarom vooringenomen is of de schijn van vooringenomenheid heeft gewekt.
Bejegening
3.3.4.
Tot slot hebben verzoekers naar voren gebracht dat de rechter mevrouw [verzoeker 2] op de zitting agressief en beledigend heeft bejegend. Dit zou volgens haar onder andere blijken uit de zinsnede dat de bij verzoekers inwonende familieleden maar ‘zelf hun broek moeten ophouden’ en/of ‘de broekriem moeten aanhalen’. Deze opmerkingen van de rechter moeten worden geplaatst in de context van deze zaak. De rechter heeft als toezichthoudend kantonrechter in het bewind van verzoekers de financiële situatie van verzoekers besproken. Daar hoort bij dat kritische vragen worden gesteld en opmerkingen worden gemaakt. De uitlatingen van de rechter, zoals deze blijken uit de zittingsaantekeningen kunnen als kritisch worden aangemerkt, maar maken naar het oordeel van de wrakingskamer niet dat de rechter vooringenomen is of de schijn van vooringenomenheid heeft gewekt.
Conclusie
3.4.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaren.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoekers, de rechter waartegen het wrakingsverzoek is gericht, andere betrokken partijen, en aan de betrokken teamvoorzitter van het team Toezicht, waarin de rechter werkzaam is, en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedures van verzoekers met de zaaknummers 10017610 MT, 10017614 MT, 10065044 MT en 10065058 MT moeten worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.C. Stijnen, voorzitter, en mr. E.W.A. Vonk en mr. H.B.W. Beekman als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. F.G.T. Russcher-Jansen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 november 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.