ECLI:NL:RBMNE:2022:5179

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
6 december 2022
Zaaknummer
9927766 UC EXPL 22-3977
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en vermindering huur door bewindvoerder in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, heeft de huurder, onder bewind gesteld, een verzoek ingediend tot vermindering van de huurprijs. De huurder, die sinds 6 oktober 2017 een kamer huurde van de Stichting Studenten Huisvesting (SSH), had te maken met een huurachterstand van € 1.632,60. Ondanks een betalingsregeling van € 50,00 per maand, die niet werd nagekomen, bleef de huurachterstand oplopen. De huurovereenkomst werd beëindigd op 30 september 2022.

De bewindvoerder heeft SSH in maart 2022 geïnformeerd over de financiële situatie van de huurder en een nieuwe betalingsregeling van € 25,00 per maand voorgesteld, maar deze regeling werd niet herzien. De huurder heeft de huurovereenkomst opgezegd en het gehuurde verlaten. SSH vorderde betaling van de huurachterstand, die op de zitting € 1.594,46 bedroeg, en voegde daar wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten aan toe.

De bewindvoerder betwistte de vordering, stellende dat de huurder geen huur zou moeten betalen voor de periode waarin hij zijn woning niet kon betreden vanwege een schorsing van de voorlopige hechtenis. De kantonrechter oordeelde dat de bewindvoerder geen recht had op vermindering van de huurprijs, omdat de omstandigheden voor rekening van de huurder kwamen. De kantonrechter veroordeelde de bewindvoerder tot betaling van de huurachterstand en de buitengerechtelijke kosten, en wees de vordering van SSH in zijn geheel toe, met inachtneming van de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9927766 UC EXPL 22-3977 LT/33864
Vonnis van 7 december 2022
inzake
de stichting
Stichting Studenten Huisvesting,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen
SSH,
eisende partij,
gemachtigde: T.S. Qadri van BRU Incasso en gerechtsdeurwaarders,
tegen:
de stichting
[gedaagde] , in haar hoedanigheid van de bewindvoerder over de (toekomstige) goederen van [onderbewindgestelde] , wonende te ( [postcode] ) [woonplaats],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen
bewindvoerder,
gedaagde partij.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 7 juni 2022 met aangehecht productie 1 tot en met 5,
  • het proces-verbaal van de civiele rolzitting van 15 juni 2022 met daarin het mondelinge antwoord van de bewindvoerder op de dagvaarding met daarbij één productie,
  • de akte vermindering van eis, ingekomen bij de griffie op 14 november 2022.
Op 23 november 2022 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daarbij zijn verschenen namens SSH mevrouw T.S. Qadri, voornoemd en mevrouw [A] namens [gedaagde] . Van het verhandelde is aantekening gehouden door de griffier.
SSH heeft ter zitting overgelegd een overzicht van de vordering, de bewindvoerder heeft ter zitting overgelegd een bevel van de rechter-commissaris van 17 juni 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar het in deze procedure om gaat

2.1.
[onderbewindgestelde] huurde vanaf 6 oktober 2017 een kamer van SSH aan de [straat] [nummer] te [plaats] . De huurprijs bedroeg laatstelijk € 424,12 inclusief servicekosten per maand en moest worden vooruitbetaald.
2.2.
Begin augustus 2018 was sprake van een huurachterstand van € 1.632,60 waarvoor SSH [onderbewindgestelde] heeft gesommeerd. Ondanks herhaalde sommatie is de huurachterstand verder opgelopen.
2.3.
SSH heeft in april 2019 ingestemd met een betalingsregeling van € 50,00 per maand voor het aflossen van de huurachterstand onder de voorwaarde dat de huurtermijnen vanaf dat moment stipt zouden worden voldaan. [onderbewindgestelde] is deze regeling niet nagekomen. Evenmin kwam hij zijn maandelijkse reguliere betalingsverplichting na.
2.4.
Bij beschikking van 4 augustus 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland de (toekomstige) goederen van [onderbewindgestelde] onder bewind gesteld met benoeming van [gedaagde] (hierna; de bewindvoerder) tot bewindvoerder. Mevrouw [A] (hierna: [A] ), werkzaam bij de bewindvoerder, behartigt de belangen van [onderbewindgestelde] .
2.5.
De bewindvoerder heeft SSH in maart 2022 op de hoogte gebracht van de inkomsten en de schuldenlast van [onderbewindgestelde] en een betalingsregeling van € 25,00 per maand voorgesteld om de betalingsachterstand in te lopen. Met deze regeling is SSH voor de duur van drie maanden akkoord gegaan – onder de voorwaarde dat de maandelijkse huur stipt zou worden betaald – waarna de betalingsregeling herzien moest worden. Omdat er geen herziening van de betalingsregeling heeft plaatsgevonden, heeft SSH de bewindvoerder in rechte betrokken.
2.6.
[onderbewindgestelde] heeft de huurovereenkomst opgezegd en het gehuurde verlaten. De huurovereenkomst is per 30 september 2022 beëindigd.

3.De vordering

3.1.
Na vermindering van eis vordert SSH betaling van de huurachterstand die op de datum van de zitting € 1.594,46 bedraagt. Aan deze vordering legt SSH ten grondslag dat [onderbewindgestelde] zijn betalingsverplichting, voortvloeiend uit de tussen partijen bestaande huurovereenkomst niet is nagekomen. Daarnaast maakt SSH aanspraak op de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten nu de bewindvoerder in verzuim is geraakt, respectievelijk SSH de vordering uit handen heeft moeten geven.
3.2.
De bewindvoerder erkent de betalingsachterstand, zij het dat zij het onterecht vindt dat [onderbewindgestelde] huur moet betalen voor een periode van drie maanden dat hij zijn huis niet in mocht omdat hij in het complex iemand zou hebben aangerand. Zij voert aan dat [onderbewindgestelde] vanwege financiële en andere persoonlijke omstandigheden niet in staat is de achterstallige huurpenningen te voldoen.

4.De beoordeling

4.1.
Over de hoogte van de betalingsachterstand op de dag van de mondelinge behandeling (23 november 2022) zijn partijen het eens; die bedraagt – overeenkomstig het door SSH ter zitting overgelegde overzicht - € 1.594,46. Tot dat bedrag is gekomen door de verschuldigde huur tot en met het einde van de huurovereenkomst (30 september 2022) € 3.016,82 te verminderen met alle, door de bewindvoerder verrichtte, betalingen als vermeld op het bij mondeling antwoord overgelegde overzicht.
4.2.
Ten tijde van de dagvaarding bedroeg de kale huurachterstand nog € 1.721,72. De gevorderde wettelijke rente zal over dat bedrag worden toegewezen, rekening houdend met de tussentijdse betalingen.
4.3.
[A] heeft ter zitting nog het volgende aangevoerd. [onderbewindgestelde] is in juni 2022 voorlopig gehecht wegens beschuldiging van aanranding in het wooncomplex. Op 17 juni 2022 heeft de rechter-commissaris de voorlopige hechtenis op voorwaarden geschorst. Een daarvan was dat [onderbewindgestelde] zich niet mag bevinden in het complex aan de [straat] te [plaats] oftewel zijn woonadres. Als gevolg van de voorlopige hechtenis en deze voorwaarde heeft [onderbewindgestelde] tot het einde van de huurovereenkomst, zijnde een periode van drie maanden, geen gebruik kunnen maken van zijn woning. De bewindvoerder verzoekt drie maanden huur in mindering te brengen op de vordering van SSH.
4.4.
SSH heeft hierop afwijzend gereageerd. Zij stelt zich op het standpunt dat de reden waardoor [onderbewindgestelde] zijn woning niet kon betreden voor zijn eigen rekening en risico komt. SSH ziet geen grond om haar vordering hierom te verminderen.
4.5.
De kantonrechter overweegt op dit punt als volgt. Dat [onderbewindgestelde] geen gebruik kon maken van zijn woning kwam niet door een gebrek aan het gehuurde, maar door een omstandigheid die voor zijn eigen rekening en risico komt. Bovendien heeft SSH niet bepaald dat hij zijn woning niet in mocht, maar de rechter-commissaris. De bewindvoerder komt daarom geen geslaagd beroept toe op vermindering van de huurprijs op grond van artikel 7:207 BW. De bewindvoerder zal daarom worden veroordeeld de huurachterstand van € 1.594,46 te betalen, alsmede de wettelijke rente daarover. Een betalingsregeling kan de kantonrechter niet opleggen, maar die zullen partijen in overleg moeten treffen. De bewindvoerder heeft ter zitting aangegeven dat de mogelijkheden beperkt zijn en dat de gemeente niet met haar in gesprek wil over een schuldsaneringstraject, vanwege de strafzaak tegen [onderbewindgestelde] . De kantonrechter vermag niet in te zien waarom die zaak aan het schuldhulpverleningstraject in de weg staat en hoopt dat daaraan alsnog ten spoedigste invulling kan worden gegeven in het belang van zowel [onderbewindgestelde] als de schuldeisers.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.6.
SSH vordert in totaal € 650,63 aan buitengerechtelijke incassokosten. Zij komt tot dit bedrag door de buitengerechtelijke kosten eerst te berekenen over de huurachterstand tot en met 31 augustus 2018 en daarna apart over de huurachterstand van 1 september 2018 t/m 28 februari 2019. Deze berekening van de buitengerechtelijke incassokosten is in strijd met het Besluit buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit).
4.7.
SSH heeft meer dan één vordering op de bewindvoerder. Voor die vorderingen volstaat één aanmaning. Conform het bepaalde in artikel 6:96 lid 7 BW dienen de hoofdsommen van de vorderingen voor de vaststelling van de hoogte van het tarief bij elkaar te worden opgeteld. Daarnaast is het gevorderde totaalbedrag aan buitengerechtelijke incassokosten hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief. Dit betekent dat een bedrag zal worden toegewezen van € 585,00 inclusief BTW. De wettelijke rente hierover zal worden toegewezen met ingang van de datum van dagvaarding.
Proceskosten
4.8.
De bewindvoerder moet de proceskosten van SSH betalen, omdat zij ongelijk heeft gekregen. Deze kosten worden aan de zijde van SSH tot op heden begroot op:
- dagvaarding € 129,74
- griffierecht € 365,00
- salaris gemachtigde € 374,00 (2 punten x € 187,00)
-------------
Totaal € 868,74

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de bewindvoerder tot betaling aan SSH van € 2.179,46 (zijnde € 1.594,46 huurachterstand en € 585,00 buitengerechtelijke incassokosten) te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.306,72 (zijnde € 1.721,72 aan hoofdsom en € 585,00 aan buitengerechtelijke incassokosten) vanaf 7 juni 2022 tot de dag waarop alles is betaald rekening houdend met de na 7 juni 2022 gedane betalingen;
5.2.
veroordeelt de bewindvoerder tot betaling van de proceskosten aan de zijde van SSH ten bedrage van € 868,74, waarvan € 374,00 aan salaris gemachtigde;
5.3.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af wat er meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G.F. van der Kraats, kantonrechter, en uitgesproken door mr. D.C.P.M. Straver, kantonrechter, op de openbare terechtzitting van 7 december 2022, in aanwezigheid van de griffier.