In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, heeft de huurder, onder bewind gesteld, een verzoek ingediend tot vermindering van de huurprijs. De huurder, die sinds 6 oktober 2017 een kamer huurde van de Stichting Studenten Huisvesting (SSH), had te maken met een huurachterstand van € 1.632,60. Ondanks een betalingsregeling van € 50,00 per maand, die niet werd nagekomen, bleef de huurachterstand oplopen. De huurovereenkomst werd beëindigd op 30 september 2022.
De bewindvoerder heeft SSH in maart 2022 geïnformeerd over de financiële situatie van de huurder en een nieuwe betalingsregeling van € 25,00 per maand voorgesteld, maar deze regeling werd niet herzien. De huurder heeft de huurovereenkomst opgezegd en het gehuurde verlaten. SSH vorderde betaling van de huurachterstand, die op de zitting € 1.594,46 bedroeg, en voegde daar wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten aan toe.
De bewindvoerder betwistte de vordering, stellende dat de huurder geen huur zou moeten betalen voor de periode waarin hij zijn woning niet kon betreden vanwege een schorsing van de voorlopige hechtenis. De kantonrechter oordeelde dat de bewindvoerder geen recht had op vermindering van de huurprijs, omdat de omstandigheden voor rekening van de huurder kwamen. De kantonrechter veroordeelde de bewindvoerder tot betaling van de huurachterstand en de buitengerechtelijke kosten, en wees de vordering van SSH in zijn geheel toe, met inachtneming van de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding.