ECLI:NL:RBMNE:2022:5176

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 december 2022
Publicatiedatum
6 december 2022
Zaaknummer
C/16/547246 / KG ZA 22-536
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen erfgenamen over ontruiming en verkoop van een woning uit een onverdeelde nalatenschap

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een kort geding dat is aangespannen door een groep erfgenamen, aangeduid als familie [achternaam 1], tegen gedaagden moeder [achternaam 2] en zoon [achternaam 2]. De erfgenamen zijn voor een deel eigenaar van een woning die deel uitmaakt van de onverdeelde nalatenschap van de overleden grootouders. De moeder, die de laatste echtgenote van de heer [A] was, heeft enige tijd in de woning gewoond, maar verblijft daar inmiddels niet meer. Haar zoon woont zonder toestemming van de erfgenamen in de woning en betaalt geen huur. De eisende partij vordert ontruiming van de woning en medewerking aan de verkoop van de woning. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de familie [achternaam 1] grotendeels toegewezen, met uitzondering van enkele geldvorderingen en een vordering tot het vervangen van sloten. De zoon [achternaam 2] is veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen 14 dagen en de moeder [achternaam 2] is verplicht om mee te werken aan de verkoop van de woning. De proceskosten zijn toegewezen aan de eisende partij, die ook recht heeft op wettelijke rente over deze kosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/547246 / KG ZA 22-536
Vonnis in kort geding van 2 december 2022
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonend in [woonplaats 1] ,
2.
[eiseres sub 2],
wonend in [woonplaats 1] ,
3.
[eiseres sub 3],
wonend in [woonplaats 2] , gemeente district [district] , Suriname,
4.
[eiseres sub 4],
wonend in [woonplaats 3] ,
5.
[eiseres sub 5],
wonend in [woonplaats 4] ,
6.
[eiser sub 6],
wonend in [woonplaats 5] ,
7.
[eiser sub 7],
wonend n [woonplaats 1] ,
8.
[eiseres sub 8],
wonende te [woonplaats 6] , gemeente [gemeente 1] ,
9.
[eiser sub 9],
wonend in [woonplaats 7] ,
10.
[eiseres sub 10],
wonend in [woonplaats 8] , gemeente [gemeente 2] ,
11.
[eiser sub 11],
wonend in [woonplaats 1] ,
eisers,
advocaat mr. C.P. Mesker in Utrecht,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonend in [woonplaats 1] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonend in [woonplaats 1] ,
gedaagden,
niet verschenen.
De eisende partijen zullen hierna familie [achternaam 1] genoemd worden. Gedaagde 1 zal moeder [achternaam 2] en gedaagde 2 zal zoon [achternaam 2] genoemd worden.

1. De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met als bijlagen productie 1 tot en met 13;
  • de mondelinge behandeling op 25 november 2022;
  • het tijdens de behandeling tegen gedaagden verleende verstek.
1.2.
Daarna volgt dit vonnis.

2.De vordering

2.1.
Deze zaak gaat over de woning aan de [adres] in [plaats] (hierna: de woning). De woning is onderdeel van de onverdeelde nalatenschap van de overleden heer [A] en overleden mevrouw [B] . Zij zijn de (groot)ouders van de familie [achternaam 1] . Moeder [achternaam 2] is de laatste echtgenote van de heer [A] geweest. Familie [achternaam 1] is door de erfenis van haar (groot)moeder [B] voor de helft eigenaar van de woning. De andere helft van de woning was van de heer [A] en na zijn overlijden is een deel van deze helft van de woning naar moeder [achternaam 2] gegaan en deels ook naar familie [achternaam 1] . Met moeder [achternaam 2] is afgesproken dat zij in de woning mocht blijven wonen en dat zij voor het onderhoud zou zorgen. Inmiddels woont moeder [achternaam 2] al enkele jaren niet meer in de woning. Haar zoon verblijft nu in de woning zonder toestemming van familie [achternaam 1] . Hij betaalt geen huur of verblijfskosten. Familie [achternaam 1] wil deze situatie beëindigen en de woning verkopen.
2.2.
Familie [achternaam 1] vordert daarom in dit kort geding:
Vordering 1: ontruiming
zoon [achternaam 2] te veroordelen tot ontruiming van de woning op straffe van een dwangsom van € 2.000,-;
zoon [achternaam 2] te veroordelen tot het verlenen van medewerking aan de voorbereiding van de verkoop van de woning en het (laten) verrichten van werkzaamheden aan de woning op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag met een maximum van € 15.000,-;
familie [achternaam 1] te machtigen om in het geval zoon [achternaam 2] de woning niet ontruimt, dit zelf te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm van politie en justitie;
zoon [achternaam 2] te veroordelen in de ontruimingskosten als hij niet zelf de woning ontruimt;
familie [achternaam 1] te machtigen om na de ontruiming de spullen van zoon [achternaam 2] die in de woning zijn achtergelaten af te voeren en om de sloten van de woning te vervangen;
Vordering 2: voorschot schadevergoeding
zoon [achternaam 2] te veroordelen tot betaling van € 7.500,- als voorschot op
schadevergoeding;
Vordering 3: medewerking verkoop
moeder [achternaam 2] te veroordelen mee te werken aan de verdeling van de nalatenschap van [B] en [A] ;
moeder [achternaam 2] te veroordelen om de overeenkomst van opdracht aan de makelaar te ondertekenen en dat anders dit vonnis in de plaats treedt van haar instemming, medewerking en/of handtekening;
I. moeder [achternaam 2] te veroordelen medewerking te verlenen aan de opdracht tot verkoop van de woning aan de genoemde makelaar;
moeder [achternaam 2] te veroordelen medewerking te verlenen aan de totstandkoming van de koopovereenkomst en dat anders dit vonnis in de plaats treedt van haar instemming, medewerking en/of handtekening;
moeder [achternaam 2] te veroordelen mee te werken aan het notarieel transport van de woning en dat anders dit vonnis in de plaats treedt van haar wilsverklaring, medewerking en/of handtekening in de notariële transportakte;
Vordering 4: voorschot schadevergoeding
moeder [achternaam 2] te veroordelen tot betaling van € 7.500,- als voorschot op schadevergoeding wegens niet nakomen van de beheersregeling;
Vordering 5: verdeling verkoopopbrengst en betaling schulden nalatenschap erflater
te bepalen dat de opbrengsten van de verkoop in depot worden gebracht bij notariskantoor [notariskantoor] ;
te bepalen dat uit de verkoopopbrengsten in depot worden afgelost:
a) de gezamenlijke schulden van partijen van de verkoop (makelaarskosten en overige verkoopkosten) en
b) 50% van het resterende bedrag aan de erfgenamen van [B] wordt betaald;
te bepalen dat het resterende bedrag in depot blijft totdat partijen overeenstemming bereiken over de verdeling van het in depot staande bedrag of totdat er een onherroepelijke uitspraak is over de manier waarop het geld moet worden verdeeld;
Vordering 6: Proceskosten
moeder en zoon [achternaam 2] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Toegewezen vorderingen
2.3.
Het gevorderde onder A (met uitzondering van de gevorderde dwangsom, zie hierna onder 2.4.), H, I, J, K, M, N en O komt de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal worden toegewezen zoals beschreven in onderdeel 3 van dit vonnis.
Vordering A – dwangsom
2.4.
Familie [achternaam 1] heeft de mogelijkheid om de ontruiming af te dwingen. De deurwaarder is immers op grond van de wet bevoegd tot de daadwerkelijke uitvoering van de veroordeling tot ontruiming, in het geval zoon [achternaam 2] niet vrijwillig aan het vonnis voldoet (zie hiervoor onder 2.6.). Om deze reden had de familie [achternaam 1] moeten stellen waarom het volgens haar in dit geval toch nodig is dat aan de veroordeling tot ontruiming een dwangsom wordt verbonden. Omdat zij daarover niets heeft gesteld, wordt dit deel van de vordering, bij gebrek aan belang, afgewezen.
Vordering B
2.5.
Deze vordering zal worden afgewezen, omdat de ontruiming onder A wordt toegewezen. Familie [achternaam 1] heeft daarom geen belang meer bij deze vordering aangezien vanaf het moment dat de woning is ontruimd zij voorbereidingen en werkzaamheden kunnen treffen voor de verkoop van de woning. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de ontruimingstermijn is bepaald op veertien dagen en de familie [achternaam 1] dus binnen afzienbare termijn de beschikking krijgt over de woning.
Vorderingen C en D
2.6.
De gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm van justitie zal worden afgewezen. Op grond van de artikelen 556 lid 1 en 557 Rv is de deurwaarder, zonder rechterlijke tussenkomst, bevoegd de hulp van de sterke arm van politie in te roepen, waarbij de kosten van de ontruiming ingevolge het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders voor rekening van zoon [achternaam 2] komen. Dat betekent dat naast de vordering onder C ook de vordering onder D zal worden afgewezen.
Vordering E
2.7.
De bevoegdheid om de na de ontruiming door zoon [achternaam 2] achtergelaten spullen in de woning af te voeren ligt al besloten in de toegewezen vordering tot ontruiming onder A. De vordering tot het vervangen van de sloten heeft familie [achternaam 1] niet onderbouwd en zal worden afgewezen.
Vorderingen F en L
2.8.
Dit zijn geldvorderingen. De voorzieningenrechter moet drie vragen beantwoorden om te kunnen beoordelen of de gevraagde voorziening (het betalen van een geldsom) moet worden toegewezen. De eerste vraag is of het voldoende aannemelijk is dat de eiser inderdaad een vordering heeft op de gedaagde. De tweede vraag is of de zaak dermate spoedeisend is dat een onmiddellijke voorziening noodzakelijk is. De derde vraag is of de belangen van de eiser om de geldsom te ontvangen opwegen tegen die van de gedaagde om deze niet te betalen. Daarbij moet de voorzieningenrechter ook het risico meewegen dat de eiser de geldsom niet kan terugbetalen als de bodemrechter later beslist dat de gevorderde geldsom ten onrechte is toegewezen. De voorzieningenrechter zal de gevraagde voorziening
meestal weigeren als dat risico reëel is.
2.8.1.
Voor vordering F geldt dat onvoldoende duidelijk is waar de vordering precies op ziet. Familie [achternaam 1] lijkt zich zowel te beroepen op gederfde huurinkomsten als op advocaatkosten die zijn gemaakt voor de ontruiming. De advocaatkosten komen niet zonder meer voor vergoeding in aanmerking, omdat de proceskostenveroordeling daar al een vergoeding voor pleegt in te houden. Dat de familie [achternaam 1] huurinkomsten heeft gederfd, heeft zij onvoldoende onderbouwd. Daarbij is van belang dat zij niet heeft uitgelegd of zij, wanneer zoon [achternaam 2] niet in de woning zou verblijven, de woning inderdaad zou hebben verhuurd (of bijvoorbeeld gelijk zou hebben verkocht). Dat betekent dat vordering F zal worden afgewezen. Bovendien is door familie [achternaam 1] onvoldoende aannemelijk gemaakt wat het spoedeisend belang is om het voorschot nu al te ontvangen.
2.8.2.
Ook voor vordering L geldt dat dit in kort geding niet kan worden toegewezen. Familie [achternaam 1] stelt zich op het standpunt dat moeder [achternaam 2] zich niet aan de beheersregeling heeft gehouden en dat de woning niet is onderhouden. Dit hebben zij in dit kort geding niet onderbouwd en daarmee onvoldoende aannemelijk gemaakt. Ook voor deze vordering geldt dat familie [achternaam 1] niet heeft onderbouwd welk spoedeisend belang er is om het voorschot van de schade nu al te ontvangen. Dit geldt temeer nu de vordering om de verkoopopbrengst in depot te houden, zal worden toegewezen.
Vordering G
2.9.
De vordering om moeder [achternaam 2] te veroordelen mee te werken aan de verdeling van de nalatenschap van [B] en [A] wordt afgewezen. Deze vordering is te onbepaald, omdat niet duidelijk is wat er precies moet worden verdeeld. Bovendien geldt ook voor deze vordering dat familie [achternaam 1] geen spoedeisend belang heeft gesteld.
Vordering P
2.10.
Omdat moeder en zoon [achternaam 2] voor het grootste gedeelte ongelijk krijgen, worden zij hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de proceskosten van familie [achternaam 1] . Dat betekent dat als de één heeft betaald, de ander niet meer hoeft te betalen. De kosten van familie [achternaam 1] worden begroot op:
- dagvaarding € 129,83
- griffierecht € 314,00
- salaris advocaat €
656,00
Totaal € 1.099,83
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt ook toegewezen.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
ten aanzien van zoon [achternaam 2]
3.1.
veroordeelt zoon [achternaam 2] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de woning met de daarin vanwege hem aanwezige personen en zaken te verlaten en te ontruimen en de woning ter vrije en algehele beschikking van familie [achternaam 1] te stellen onder afgifte van de sleutels;
ten aanzien van moeder [achternaam 2]
3.2.
veroordeelt moeder [achternaam 2] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de overeenkomst van opdracht met een door familie [achternaam 1] aan te dragen makelaar te ondertekenen en bepaalt dat als zij dit niet doet, dit vonnis in de plaats treedt van haar instemmende wilsverklaring, medewerking en handtekening;
3.3.
veroordeelt moeder [achternaam 2] om medewerking te verlenen aan de opdracht tot verkoop van de woning aan de in 3.2. genoemde makelaar, waarbij de makelaar de verkoopprijs bepaalt;
3.4.
veroordeelt moeder [achternaam 2] om na betekening van dit vonnis en zodra er een kandidaat-koper is gevonden op basis van de verkoopadviesprijs van de makelaar, haar medewerking te verlenen aan de totstandkoming van de koopovereenkomst en bepaalt dat als zij dit niet doet, dit vonnis in de plaats treedt van haar instemmende wilsverklaring, medewerking en handtekening;
3.5.
veroordeelt moeder [achternaam 2] om na betekening van dit vonnis mee te werken aan het notarieel transport en bepaalt dat als zij niet meewerkt aan de levering van de woning aan de koper dit vonnis in de plaats treedt van haar wilsverklaring, medewerking en handtekening in de notariële transportakte;
3.6.
bepaalt dat de opbrengsten van de verkoop van de woning in depot worden gebracht bij het notariskantoor [notariskantoor] ;
3.7.
bepaalt dat uit de verkoopopbrengsten in depot worden afgelost:
  • de gezamenlijke schulden van de familie [achternaam 1] en moeder [achternaam 2] ter zake van de verkoop, te weten de makelaarskosten en de overige verkoopkosten, door de makelaar vast te stellen na verkoop en levering van de woning;
  • de vordering van de familie [achternaam 1] , bestaande uit 50% van het resterende bedrag;
3.8.
te bepalen dat het resterende bedrag, dat overblijft na aflossing zoals bepaald in 3.7., in depot blijft totdat er tussen familie [achternaam 1] en moeder [achternaam 2] overeenstemming is bereikt over de verdeling van dit bedrag of totdat er een onherroepelijke uitspraak is over de manier waarop het geld moet worden verdeeld;
ten aanzien van moeder en zoon [achternaam 2]
3.9.
veroordeelt moeder en zoon [achternaam 2] hoofdelijk tot betaling van de proceskosten van familie [achternaam 1] , tot de uitspraak begroot op € 1.099,83, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
3.10.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.11.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. V. van Dam en in het openbaar uitgesproken op 2 december 2022. [1]

Voetnoten

1.type: