ECLI:NL:RBMNE:2022:5168

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 oktober 2022
Publicatiedatum
6 december 2022
Zaaknummer
C/16/546079 / KG ZA 22-492
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming in krakerszaak afgewezen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 28 oktober 2022, heeft eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.W. Kox, een kort geding aangespannen tegen gedaagde sub 1, die als kraker in een woning verblijft. De woning, die onderdeel was van de nalatenschap van de oom van eiser, is sinds 2002 niet bewoond en in 2008 door een groep krakers in gebruik genomen. Eiser heeft op 19 augustus 2022 de krakers gesommeerd de woning te ontruimen, maar gedaagde sub 1 heeft geweigerd. Eiser vorderde ontruiming en vergoeding van proceskosten, terwijl gedaagde sub 1 de vordering afwees en eiser in de kosten wilde veroordelen.

De voorzieningenrechter, mr. A.A.T. van Rens, heeft na de mondelinge behandeling de vordering van eiser afgewezen. De rechter oordeelde dat er sprake was van onevenredigheid tussen de belangen van eiser en gedaagde sub 1, waarbij het woonrecht van gedaagde sub 1 zwaarder woog. Eiser had onvoldoende concrete en onderbouwde plannen voor de woning gepresenteerd, en het was onduidelijk of deze plannen binnen afzienbare termijn uitvoerbaar waren. De rechter concludeerde dat de vordering tot ontruiming niet kon worden gehonoreerd en dat eiser de proceskosten van gedaagde sub 1 moest vergoeden, die op € 1.330,00 werden begroot.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor eigenaren om concrete plannen te hebben voor hun onroerend goed, vooral wanneer er sprake is van langdurige bewoning door derden. De rechter heeft ook de rol van de gemeente in de afhandeling van dergelijke zaken onderstreept, aangezien medewerking van de gemeente essentieel kan zijn voor de uitvoering van plannen.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/546079 / KG ZA 22-492
Proces-verbaal van de zitting, gehouden op 28 oktober 2022, houdende mondeling vonnis
in de zaak van
[eiser],
wonend in [woonplaats 1] , gemeente [gemeente] ,
eiser,
advocaat mr. M.W. Kox in Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonend in [woonplaats 2] , gemeente [gemeente] ,
gedaagde,
advocaat mr. M.F. van Hulst in Utrecht,
2.
[gedaagde sub 2],
wonend in [woonplaats 2] , gemeente [gemeente] ,
gedaagde,
niet verschenen,
3.
de personen die verblijven in de onroerende zaak, of een gedeelte daarvan, gelegen te ( [postcode] ) [plaats] , gemeente [gemeente] , aan de [adres],
gedaagden,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde sub 1] genoemd worden.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met als bijlagen productie 1 tot en met 14;
  • de producties 1 tot en met 6 namens [gedaagde sub 1] ;
  • de producties 15 en 16 namens [eiser] .
1.2.
Op 28 oktober 2022 heeft mr. A.A.T. van Rens, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. F.G.T. Russcher-Jansen, griffier, een mondelinge behandeling gehouden in bovengenoemde zaak. [eiser] en [gedaagde sub 1] waren hierbij aanwezig met hun advocaten. Namens beide partijen zijn pleitaantekeningen overgelegd. Van de zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter met toepassing van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering mondeling uitspraak gedaan.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
Het gaat om de ontruiming door [gedaagde sub 1] van een woning met bijgebouwen op het perceel aan de [adres] in [plaats] (hierna: de woning). De woning was onderdeel van de nalatenschap van een oom van [eiser] die in 2002 is overleden. De afwikkeling van de nalatenschap is in 2017 afgerond en sindsdien is [eiser] enig eigenaar van de woning.
2.2.
De woning was sinds 2002 niet meer bewoond. In 2008 is de woning in gebruik genomen door een groep krakers, waartoe in ieder geval [gedaagde sub 1] behoorde. Op dit moment woont alleen [gedaagde sub 1] nog in de woning.
2.3.
[eiser] heeft op 19 augustus 2022 de krakers gesommeerd de woning te ontruimen, omdat hij de woning zelf wil gaan gebruiken. [gedaagde sub 1] heeft zich bekend gemaakt als kraker en heeft aan [eiser] laten weten op dit moment niet te willen ontruimen.
2.4.
[eiser] is het hier niet mee eens en vordert daarom in dit kort geding dat [gedaagde sub 1] en de verdere gedaagden de woning ontruimen en ter beschikking stellen aan [eiser] met veroordeling van [gedaagde sub 1] in de proces- en nakosten.
2.5.
[gedaagde sub 1] heeft gevraagd de vordering af te wijzen en [eiser] te veroordelen in de proces- en nakosten.

3.De beslissing

3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten van [gedaagde sub 1] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.330,00;
3.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
3.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.

4.De beoordeling

Verstek gedaagden sub 2 en sub 3

4.1.
Gedaagden sub 2 en sub 3 zijn niet in de procedure verschenen. Bij het uitbrengen van de dagvaarding zijn de voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat tegen deze gedaagden verstek is verleend.
Toetsingskader
4.2.
Het kraken van een woning is een inbreuk op het eigendomsrecht van de eigenaar van de woning. Daarmee handelt de kraker onrechtmatig ten opzichte van de eigenaar. Het eigendomsrecht van artikel 5:1 BW is het meest omvattende recht van een persoon op een zaak. Een eigenaar kan een zaak waarvan hij eigenaar is, opeisen van iedereen die de zaak heeft zonder daar een recht op te hebben (artikel 5:2 BW). Dat betekent dat een verzoek van de eigenaar tot opeising in beginsel moet worden toegewezen. Er is (onder meer) reden om zo’n verzoek toch af te wijzen als de eigenaar de bevoegdheid tot opeising van de zaak naar redelijkheid niet kan uitoefenen, gezien de onevenredigheid tussen zijn belang en het belang dat met die opeising wordt geschaad (artikel 3:13 BW). Het gaat hier dus om een onevenredigheidsmaatstaf waarbij het eigendomsrecht in beginsel het zwaarst moet wegen. Bij de toepassing van deze maatstaf kunnen alle omstandigheden een rol spelen. Meer specifiek is in dit geval de vraag of de plannen die [eiser] heeft met de woning voldoende concreet en onderbouwd zijn en ook binnen afzienbare termijn uitvoerbaar.
Toepassing artikel 3:13 BW
4.3.
In deze zaak is sprake van onevenredigheid tussen het belang van [eiser] en het belang van [gedaagde sub 1] in de zin van artikel 3:13 BW. Dat betekent dat in het midden kan blijven of artikel 8 EVRM, waar [gedaagde sub 1] ook een beroep op doet, van toepassing is.
Motivering
4.4.
[eiser] heeft als eigenaar een groot belang bij ontruiming van de woning. Zijn plannen met de woning zijn echter onvoldoende concreet en onderbouwd. Ook is onvoldoende duidelijk dat zijn plannen binnen afzienbare termijn uitvoerbaar zijn. Het woonrecht van [gedaagde sub 1] , die al veertien jaar in de woning verblijft, weegt op dit moment zwaarder. Daarbij zijn de volgende omstandigheden van belang.
4.4.1.
De woning stond leeg vanaf 2002 tot 2008. In 2008 was er al sprake van achterstallig onderhoud en werd de woning gebruikt door de plaatselijke jeugd. [gedaagde sub 1] heeft foto’s overgelegd uit 2008. Hierop is het achterstallig onderhoud te zien. Ook heeft [gedaagde sub 1] een artikel uit een plaatselijke krant overgelegd waarin staat dat jeugd er een spookboerderij van had gemaakt.
4.4.2.
In 2017 is [eiser] alleen eigenaar geworden en heeft hij de woning overgenomen uit de nalatenschap van zijn oom. Vanaf dat moment tot de zomer in 2022 heeft [eiser] geen actie ondernomen. Ook op dit moment is het onvoldoende duidelijk wat [eiser] met de woning gaat doen, hoe hij het herstel gaat bekostigen of dat hij iets anders gaat doen met de woning en het perceel daaromheen dan herstel van de woning en de bijgebouwen.
4.4.3.
Voor het herstel van de woning of een andere plan is medewerking van de gemeente [gemeente] noodzakelijk. Die medewerking is nog niet gerealiseerd. Er zijn eerste contacten gelegd. Weliswaar is de gemeente blij dat er wat met de woning gaat gebeuren, maar dat maakt niet dat sprake is van concrete stappen van [eiser] en concrete medewerking van de gemeente.
4.4.4.
[eiser] heeft nog aangevoerd dat hij pas concrete plannen kan maken als [gedaagde sub 1] weg is. Dat argument wordt verworpen. [gedaagde sub 1] heeft toegezegd medewerking te zullen verlenen aan onderzoek van de woning. Hij heeft ook de door [eiser] ingeschakelde deskundige toegang verleend. Kortom voor het concreter maken van de plannen door [eiser] is het vertrek van [gedaagde sub 1] niet nodig.
4.4.5.
Uit het voorgaande volgt dat dus onvoldoende is gebleken dat de plannen van [eiser] om in de woning te gaan wonen binnen afzienbare termijn uitvoerbaar zijn.
4.4.6.
Het argument dat de woning op dit moment ernstig onderhoud nodig heeft, is niet zodanig doorslaggevend dat dat zou moeten leiden tot ontruiming door [gedaagde sub 1] . De feitelijke situatie dat onderhoud nodig is om verval van de woning tegen te gaan, is al jaren aan de gang. Dit was voor [eiser] vanaf 2017 tot half 2022 geen reden om in actie te komen. Verder is onvoldoende gebleken dat de staat van de woning zelf (los van het bijgebouw) zodanig is dat het gevaar oplevert voor instorting of iets dergelijks.
4.4.7.
Ten slotte heeft [gedaagde sub 1] op de zitting aangegeven mee te zullen werken aan onderhoudswerkzaamheden op het terrein en aan het bijgebouw, waarvan het dak gedeeltelijk is ingestort. [gedaagde sub 1] heeft het bijgebouw niet in gebruik. Daar kan [eiser] na afspraak met [gedaagde sub 1] zo nodig mee aan de slag om verder verval te voorkomen.
Conclusie
4.5.
Op grond van het voorgaande heeft [eiser] onvoldoende concrete plannen en ook geen spoedeisend belang. De vordering tot ontruiming kan niet worden gehonoreerd en wordt dus afgewezen.
Proceskosten
4.6.
Omdat [eiser] ongelijk heeft gekregen moet hij de proceskosten van [gedaagde sub 1] vergoeden. De kosten van [gedaagde sub 1] worden begroot op:
- griffierecht € 314,00
- salaris advocaat €
1.016,00
Totaal € 1.330,00
Op zitting is uitgegaan van een te hoog griffierecht van [gedaagde sub 1] , namelijk het griffierecht voor niet-natuurlijke personen. Dat is gecorrigeerd in dit proces-verbaal.
De nakosten worden ook toegewezen.
Deze mondelinge uitspraak is gedaan door mr. A.A.T. van Rens, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in de aanwezigheid van de griffier, mr. F.G.T. Russcher-Jansen, waarvan dit proces-verbaal is opgemaakt.