ECLI:NL:RBMNE:2022:5144

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
6 december 2022
Zaaknummer
16.067456.22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplichtigheid aan afpersing met geweld en bedreiging

Op 6 december 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een man van 21 jaar veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden voor zijn rol als medeplichtige bij de afpersing van een slachtoffer. De rechtbank legde ook een voorwaardelijke geldboete van € 200,- op, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De verdachte had het slachtoffer een Tikkie van € 750,- gestuurd, nadat hij door anderen in een benarde situatie was gebracht. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 20 maanden geëist, maar de rechtbank wijkt hiervan af, omdat zij de rol van de verdachte anders interpreteert en hem vrijspreekt van het primair ten laste gelegde medeplegen van afpersing. Twee medeverdachten zijn ook vrijgesproken, omdat niet bewezen kon worden dat zij betrokken waren bij de strafbare handelingen. De rechtbank concludeert dat de verdachte medeplichtig is aan de afpersing, maar dat er onvoldoende bewijs is voor medeplegen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.067456.22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 6 december 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2001] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats]
hierna: verdachte

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 28 juni 2022 (pro forma), 13 september 2022 (pro forma) en 22 november 2022 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. E. Wiersma en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S. Snelder, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de standpunten die mw. [A] van slachtofferhulp Nederland namens de benadeelde partij naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair
in de periode van 16 januari 2022 tot en met 17 januari 2022 te Vinkeveen en/of te Utrecht samen met anderen [slachtoffer] heeft afgeperst door hem met geweld en/of bedreiging met geweld te dwingen een geldbedrag van in totaal € 1.350,- aan hen af te geven;
subsidiair
medeplichtig is geweest aan die afpersing
.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat er geen formele belemmeringen zijn om deze strafzaak inhoudelijk te behandelen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair integrale vrijspraak bepleit, omdat geen sprake is van dubbel opzet op de ten laste gelegde strafbare feiten. Verdachte heeft weliswaar bekend dat hij een peilbaken onder een auto heeft geplaatst, maar hij wist niet wat de reden hiervan was of van wie die auto was. Hij had de opdracht hiertoe gekregen zonder nadere toelichting en voelde zich onder druk gezet om dit te doen. Ook heeft hij bekend dat hij Tikkies van € 750,- respectievelijk € 600,- heeft verstuurd, maar hierbij dacht hij dat dit hem was gevraagd door zijn neef, van wie hij dacht dat die hem paniekerig opbelde. Bij beide handelingen heeft verdachte dan ook geen opzet gehad op het delict.
Subsidiair heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit van het onder primair ten laste gelegde medeplegen. Geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met mededaders. Verdachte was niet aanwezig bij het incident waarbij aangever is klemgereden, mishandeld en bedreigd. Dat betekent dat hij niet betrokken is geweest bij de uitvoering van het ten laste gelegde. Ook kan niet worden vastgesteld dat de materiële of intellectuele bijdrage van verdachte van voldoende gewicht is geweest om van medeplegen te kunnen spreken. De taak van verdachte, die heeft bestaan uit het plaatsen van het baken en het versturen van de Tikkies, is marginaal ten opzichte van de taken van de andere betrokkenen.
Ten slotte kan niet worden bewezen dat aangever het tweede Tikkie van € 600,- heeft betaald, zodat voor dat onderdeel van de tenlastelegging sowieso vrijspraak moet volgen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Conclusie
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder subsidiair aan hem ten laste gelegde, voor zover de tenlastelegging - kort gezegd - inhoudt dat verdachte medeplichtig is aan het afpersen van aangever.
Voor het onder primair aan verdachte ten laste gelegde medeplegen van afpersing ziet de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig. Van dat onderdeel van de tenlastelegging zal de rechtbank verdachte vrijspreken.
De rechtbank zal hierna uiteenzetten hoe zij tot deze conclusie is gekomen.
Bewijsmiddelen
De rechtbank heeft de volgende wettige bewijsmiddelen [1] gebruikt:
Aangever [slachtoffer] heeft - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:
Ik stond gisteren (de rechtbank begrijpt: 16 januari 2022) bij de Shell en toen kwam er opeens een busje achter me staan. Ik kon nergens meer heen. Gasten stapten uit en ik kreeg een paar tikken. Die jongens stapten toen in en toen moest ik ergens heen rijden. Dat was naar de Carpool in Vinkeveen. Ik heb daar toen meer klappen gekregen. Door de limiet kon ik niet meer overmaken en daarom kreeg ik vandaag nog een Tikkie. [2]
U vraagt wie de mensen zijn die uitstapten.
Ze waren met z’n drieën.
De deur werd opengedaan en ik kreeg een paar klappen op mijn hoofd. Ik ben daar een stuk of vijf, zes keer geslagen in mijn gezicht. [3]
Tijdens de rit zeiden ze dat ik moest betalen. [4]
Ik heb om 21:00 uur op de Carpoolplaats in Vinkeveen een Tikkie betaald. Het Tikkie is gestuurd via telefoonnummer [telefoonnummer] . Op de Carpool is gezegd dat ik moest betalen en ze gingen de auto doorzoeken wat ik bij me had. Ze zeiden dat ik nog meer moest betalen. Ik heb toen maar gewoon gezegd dat ik zou betalen en toen werd meteen dat Tikkie gestuurd. Ik heb dat Tikkie via de bank op mijn telefoon betaald. Ik moest 750 euro betalen. Ze wilden nog meer maar dat kon niet omdat 750 euro mijn daglimiet is. Ze zeiden daarna dat ik dan de dag erna moest betalen. Toen zeiden ze dat ze wisten waar ik woon. Ze zeiden dat ze anders mijn ouders zouden pakken. [5]
Op de Carpool in Vinkeveen hebben ze in mijn oor gebeten. Volgens mij was dat voor het betalen. Op de Carpoolplaats in Vinkeveen heb ik aan de rechterkant van mijn gezicht klappen gehad. Ik ben geslagen met vuisten. [6]
Een verbalisant heeft - zakelijk weergegeven - het volgende gerelateerd:
Op 17 januari 2022 verscheen voor mij slachtoffer [slachtoffer] . Aan mij werd gevraagd foto’s te maken van het letsel van het slachtoffer.
Op foto 1 zie ik dat het slachtoffer op zijn rechteroor meerdere korsten heeft. Ik zie dat het slachtoffer een bloeduitstorting heeft op zijn rechteroor.
Op foto’s 2 en 3 zie ik dat het slachtoffer een donkerblauwe / paarse plek heeft onder zijn linkeroog. Ik zie dat het iets opgezwollen is onder zijn linkeroog. [7]
Een verbalisant heeft - zakelijk weergegeven - het volgende gerelateerd:
Ik heb onderzoek gedaan naar de tijdlijn van de telefoon van [verdachte] . Ik zag in de tijdlijn op en rondom 16 januari 2022 de volgende informatie in de telefoon staan: [8]
Ik zie dat op 16 januari 2022 om 20:56:14 uur een contact wordt toegevoegd met de naam [contactnaam] en het telefoonnummer [telefoonnummer] . Dit betreft het telefoonnummer van het slachtoffer.
Omstreeks 21:02 uur komen er twee berichten binnen van [contactnaam] met hierin: “Stuur” en “Via Bank” waarop [verdachte] reageert met een betaalverzoek voor een bedrag van 750,- euro. [9]
Een verbalisant heeft - zakelijk weergegeven - het volgende gerelateerd:
De aangever verklaarde dat hij meerdere malen betaalverzoeken vanaf zijn bankrekening met bankrekeningnummer [rekeningnummer] zou hebben moeten overmaken. Een overzicht van de bankmutaties behorende tot bankrekeningnummer [rekeningnummer] werd uitgeleverd.
De bevindingen op deze bankrekening: [10]
Er werd op 16 januari 2022 te 20:59 uur middels een Rabo betaalverzoek € 750,- overgeboekt naar bankrekening [rekeningnummer] op naam van [verdachte] . [11]
Verdachte heeft bij de politie - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:
Er was telefonisch contact met het telefoonnummer van [slachtoffer] en ik kreeg instructies voor het versturen van Tikkies. Ik heb de Tikkies van het nummer van [slachtoffer] gekregen.
U vraagt hoeveel Tikkies zijn betaald.
Eén van € 750,-. [12]
Bewijsoverweging
De rechtbank merkt de hiervoor in de bewijsmiddelen beschreven geweldshandelingen en de bedreigingen aan als dwang om aangever te bewegen een tikkie van € 750,- te betalen. Het Tikkie van € 750,- is vanaf de telefoon van verdachte aan aangever verstuurd en het betaalde geldbedrag is overgeboekt naar de bankrekening van verdachte. Dat betekent dat aangever dit geldbedrag daadwerkelijk heeft afgegeven.
Het voorgaande levert een afpersing op van aangever.
Vrijspraak medeplegen afpersing
De rechtbank is op basis van het dossier van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om verdachte als medepleger van de afpersing van aangever aan te merken. De rechtbank gaat er, evenals de officier van justitie en de raadsvrouw, van uit dat verdachte niet op de plaats van het delict aanwezig was en dat hij dus niet direct betrokken was bij de gepleegde bedreigingen en geweldshandelingen.
Verdachte heeft wel andere handelingen gepleegd. Verdachte heeft het Tikkie aan aangever van € 750,- verstuurd, nadat hij daartoe instructies had gekregen. Niet aannemelijk is dat verdachte niet wist met welk doel hij dit deed. De verklaring van verdachte, dat hij dacht dat zijn neef hem belde om het Tikkie te sturen, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Het telefoonnummer waarmee hij werd benaderd was immers niet van zijn neef. Bovendien heeft verdachte na afloop geen contact met zijn neef opgenomen. Dat is opmerkelijk, zeker omdat verdachte ook heeft verklaard dat hij het geld heeft moeten afgeven aan iemand die hij niet kende.
Het versturen van het Tikkie acht de rechtbank in het geheel van gedragingen echter van onvoldoende gewicht om te spreken van een nauwe en bewuste samenwerking, wat vereist is om tot een bewezenverklaring van medeplegen te kunnen komen. Van dit onderdeel van de tenlastelegging zal de rechtbank verdachte dan ook vrijspreken.
Bewezenverklaring medeplichtigheid afpersing
Voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid aan de afpersing ziet de rechtbank wel voldoende wettig en overtuigend bewijs.
De rechtbank stelt daarbij voorop dat voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf dubbel opzet is vereist. Niet alleen moet worden bewezen dat het opzet van de verdachte was gericht op zijn handelingen als medeplichtige, maar ook dat zijn opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het door de dader gepleegde misdrijf (het gronddelict).
De handelingen die door verdachte zijn gepleegd, zijn het plaatsen van een peilbaken onder de auto van aangever en het op afstand versturen van het Tikkie aan aangever van € 750,- waarna het bedrag op de bankrekening van verdachte is overgemaakt.
De rechtbank gaat er van uit dat verdachte niet wist met welk doel en onder wiens auto hij het peilbaken had geplaatst. Voor de hand ligt dat de opdrachtgever aan verdachte heeft gevraagd het peilbaken daar te plaatsen met als doel om aangever te kunnen volgen naar de plaats delict om hem daar af te kunnen persen, maar niet kan worden vastgesteld dat het opzet van verdachte daar ook op was gericht. Het vereiste dubbele opzet, dat bij medeplichtigheid enerzijds moet zijn gericht op zijn gedraging en anderzijds op het gronddelict, ontbreekt dan ook bij deze handeling. Verdachte zal van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Het versturen van het Tikkie en het beschikbaar stellen van zijn bankrekening waarop de € 750,- is overgemaakt, kunnen wel worden aangemerkt als handelingen waardoor verdachte medeplichtig is aan de gepleegde afpersing. Verdachte was met die handelingen behulpzaam aan de mededaders en hij heeft hen middelen verschaft om aangever af te persen. Zoals hiervoor overwogen, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte wist met welk doel hij het Tikkie verstuurde, hetgeen opzet op het gronddelict oplevert. Het opzet van de medeplichtige behoeft niet te zijn gericht op de precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan. Dat verdachte niet op de plaats van delict was en niet wist op welke precieze wijze aangever is gedwongen het Tikkie te betalen, is daarom niet van belang.
Niet vastgesteld kan worden dat aangever het tweede Tikkie van € 600,- heeft betaald dat verdachte hem op 17 januari 2022 heeft verstuurd, zodat niet bewezen kan worden dat verdachte medeplichtig is geweest aan de afpersing van aangever van dat bedrag. Voor dit onderdeel van de tenlastelegging volgt daarom ook vrijspraak.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
subsidiair
[medeverdachte] en/of een of meer anderen op 16 januari 2022 te Vinkeveen en/of Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] hebben gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van in totaal 750 euro, toebehorende aan die [slachtoffer] , welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestonden, dat die [medeverdachte] en anderen
- nadat zij die [slachtoffer] hadden klemgereden en met die [slachtoffer] naar de
carpoolplaats in Vinkeveen zijn gereden op de carpoolplaats in Vinkeveen die
[slachtoffer] meermalen in het gezicht hebben geslagen en/of gestompt en
- die [slachtoffer] in zijn oor heeft/hebben gebeten en
- de auto van die [slachtoffer] heeft/hebben doorzocht en
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij moet betalen, en
- die [slachtoffer] vervolgens een Tikkie van 750 euro heeft/hebben gestuurd
en
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij ( [slachtoffer] ) nog meer moet betalen,
en
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat ze weten waar hij woont en dat ze anders de
ouders van [slachtoffer] gaan pakken,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op 16 januari 2022 te Vinkeveen en/of Utrecht, opzettelijk behulpzaam is geweest en middelen heeft verschaft door
- een betaalverzoek, te weten een Tikkie, naar de mobiele telefoon van die [slachtoffer] te versturen en
- zijn bankrekening beschikbaar te stellen zodat die [slachtoffer] via het betaalverzoek het geld kon overmaken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
medeplichtigheid aan afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 20 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering;
- een contactverbod met het slachtoffer in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel voor de duur van twee jaren, met dadelijke uitvoerbaarheid en met één week vervangende hechtenis per overtreding met een maximum van zes maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
In geval van een bewezenverklaring heeft de raadsvrouw verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hij heeft veel spijt van zijn aandeel in de ten laste gelegde feiten en wil daarvoor verantwoordelijkheid nemen. Hij heeft mogelijkheden om te gaan werken en is gemotiveerd om te starten met een HBO-opleiding. In de penitentiaire inrichting laat verdachte ook zien dat hij gemotiveerd is om aan zijn re-integratiedoelen te werken. In geval van vrijlating wil hij zich onttrekken aan zijn negatieve sociale netwerk en wil hij zich laten ondersteunen door de reclassering.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleidende opmerkingen
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Verdachte is als medeplichtige schuldig aan het afpersen van aangever. Aangever is getraceerd door het plaatsen van een peilbaken onder zijn auto, waarna hij is klemgereden, bedreigd, geslagen en gebeten. Terwijl aangever in die omstandigheden verkeerde, heeft verdachte hem een Tikkie gestuurd van € 750,-. Door de bedreigingen en het toegepaste geweld is aangever gedwongen dat Tikkie te betalen. Het geheel aan handelingen duidt op een goed voorbereid plan.
De rechtbank acht aannemelijk dat het een angstige situatie voor aangever moet zijn geweest. In de toelichting bij de vordering die aangever als benadeelde partij heeft ingediend is te lezen dat hij zich na afloop van het incident een periode niet veilig heeft gevoeld. Dat gold ook voor zijn ouders, waartegen de bedreigingen eveneens waren gericht. Zij hebben om die reden enige tijd op anonieme adressen verbleven. Deze gevolgen onderstrepen de ernst van het gepleegde feit.
Verdachte heeft ook het peilbaken onder de auto geplaatst, dat de mededaders heeft geholpen om aangever te traceren. Verdachte zal niet worden veroordeeld voor dit onderdeel van de tenlastelegging, maar de rechtbank rekent verdachte deze handeling wel ook aan. Verdachte had in redelijkheid moeten weten dat hij dit baken niet voor een onschuldig doel onder de auto heeft moeten plaatsen.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
In het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 23 augustus 2022 is te lezen dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een misdrijf.
De reclassering schrijft in het rapport van 17 november 2022 dat er bij verdachte geen delictpatroon waarneembaar is. De reclassering kan op basis van het relaas van betrokkene beïnvloeding van een crimineel netwerk niet uitsluiten. Ten tijde van het feit ging verdachte bovendien niet naar school en had hij weinig andere dagbesteding. Daarnaast ervoer verdachte depressieve klachten. De reclassering vindt het beschermend dat verdachte thans een proactieve houding toont ten aanzien van zijn re-integratie, dat hij uit eigen beweging een aanmelding heeft gedaan bij Exodus en dat hij werk heeft gevonden. Er lijkt een positieve lijn ingezet te zijn. De reclassering acht reclasseringsbemoeienis geïndiceerd om verdachte te ondersteunen bij het verder opbouwen van zijn leven na zijn hechtenis. Daartoe heeft de reclassering bijzondere voorwaarden geformuleerd, onder meer bestaande uit ambulante forensische behandeling. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij graag aan de geadviseerde bijzondere voorwaarden mee wil werken. Hij is daarbij gemotiveerd op de rechtbank overgekomen.
Ten slotte heeft de reclassering geadviseerd het volwassenenstrafrecht toe te passen, omdat verdachte in staat is om op een zelfstandige manier zijn leven vorm te geven. De reclassering ziet geen noodzaak tot interventies voor een jeugdige.
Straf
De rechtbank constateert dat voor een feit als dit geen oriëntatiepunten bestaan van het LOVS. [13] Als uitgangpunt voor het bepalen van de strafmaat heeft zij daarom gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Op basis van die soortgelijke zaken acht de rechtbank voor een afpersing als de onderhavige in beginsel een gevangenisstraf van 12 maanden op zijn plaats. Omdat hier sprake is van medeplichtigheid aan afpersing, vermindert zij dit uitgangspunt met een derde tot een gevangenisstraf van acht maanden.
De rechtbank stelt vast dat verdachte met de opheffing van de voorlopige hechtenis per 24 november 2022 ruim 250 dagen in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarmee heeft hij de gevangenisstraf van acht maanden reeds uitgezeten. De rechtbank acht deze straf passend. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van het strafbare feit niet kan worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
Gelet op de positieve houding van verdachte ziet de rechtbank geen reden naast deze gevangenisstraf nog een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Als kans voor verdachte om aan zijn persoonlijke omstandigheden te werken, ziet de rechtbank wel aanleiding om naast de onvoorwaardelijke gevangenisstraf de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden op te leggen. Daarvoor is een voorwaardelijk strafdeel nodig. Gelet op de intrinsieke motivatie van verdachte om mee te werken aan de uitvoering van de bijzondere voorwaarden, acht de rechtbank in dit geval een voorwaardelijke geldboete van € 200,-. voldoende. Aan die voorwaardelijke geldboete zal de rechtbank een proeftijd verbinden van twee jaren.
Het contactverbod met aangever zal de rechtbank conform het advies van de reclassering opleggen in de vorm van een bijzondere voorwaarde. De rechtbank ziet geen reden daarnaast het verbod op te leggen in de vorm van een maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, zoals door de officier van justitie gevorderd. Voor dadelijke uitvoerbaarheid van het contactverbod of andere bijzondere voorwaarden ziet de rechtbank geen aanleiding.
De rechtbank wijkt met de hiervoor genoemde straf af van de eis van de officier van justitie, omdat zij tot een beperktere bewezenverklaring is gekomen.

9.BESLAG

Onder verdachte is een telefoon met het merk IPhone in beslag genomen. Het gaat om goednummer 2963539.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt de in beslag telefoon verbeurd te verklaren.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de beslissing over de in beslag genomen telefoon.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen telefoon verbeurd moeten worden verklaard, omdat dit een voorwerp is met behulp waarvan het feit is begaan.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert verdachte hoofdelijk te veroordelen tot het betalen van een bedrag van € 6.447,69 aan schadevergoeding. Dit bedrag bestaat uit € 4.647,69 aan materiële schade en € 1.800,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. De benadeelde partij heeft verzocht het toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en daarnaast de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor toewijzing vatbaar is voor de gevorderde materiële schade, behalve voor zover de vordering ziet op de ten laste gelegde geldbedragen. Dit deel van de vordering kan slechts worden toegewezen tot een bedrag van € 750,-, conform het feit dat volgens de officier van justitie in de zaak van verdachte en zijn medeverdachte bewezen kan worden geacht.
Het gevorderde bedrag aan immateriële schade acht de officier van justitie billijk en daarom ook voor toewijzing vatbaar.
10.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak heeft de raadsvrouw primair verzocht de vordering af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren.
Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de vordering van de materiële schade af te wijzen, voor zover deze ziet op het afgegeven bedrag van € 3.000,- dat niet op de tenlastelegging van verdachte staat. Dit bedrag betreft geen rechtstreekse schade.
De gevorderde kosten voor de aanschaf van een Ring deurbel, waarmee aangever kan zien wie er voor zijn deur staat, en de vervanging van zijn simkaart betreffen volgens de raadsvrouw evenmin rechtstreekse schade. Aangever heeft zich door drugs te dealen zelf in een omgeving gebracht waar bedreigingen onderdeel van kunnen uitmaken.
De gevorderde parkeerkosten zijn volgens de raadsvrouw onvoldoende onderbouwd. Niet duidelijk is waarop de gevorderde kosten zijn gebaseerd. Gevorderd worden parkeerkosten voor auto’s met verschillende kentekennummers. Ook betreffen het parkeerkosten van meerdere data.
De datum van de declaratie van de tetanusprik roept eveneens vragen op, nu de datum van de factuur afwijkt van de datum waarop de prik zou zijn gezet.
Verdere is niet gebleken dat aangever niet in staat is geweest om te werken en daarom verlofuren heeft moeten opnemen. Afgezien daarvan had hij zich ook ziek kunnen melden. Gelet op deze onduidelijkheden levert de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Ten slotte heeft de raadsvrouw aangevoerd dat geen medische onderbouwing aanwezig is voor het gestelde psychische letsel. Voor zover de rechtbank daaraan voorbij gaat, heeft de raadsvrouw verzocht de immateriële schade te matigen tot een bedrag van € 800,-.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering voor vergoeding in aanmerking komt tot een bedrag van € 2.073,49, bestaande uit € 1.073,49 aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade.
Het toe te wijzen bedrag aan materiële schade heeft betrekking op de volgende schadeposten, die geheel of gedeeltelijk worden toegewezen:
  • de vervanging van de deurbel van € 199,-;
  • de aanschaf van een nieuwe simkaart van € 20,-;
  • de tetanusprik van € 22,41;
  • het bedrag dat aangever aan verdachte en zijn mededaders heeft betaald van € 750,-;
  • de helft van de gevorderde parkeerkosten van € 29,40;
  • de gevorderde reiskosten van € 52,68.
Het meerdere en de gevorderde kosten voor compensatie van verlofuren zal de rechtbank niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de verschillende posten het volgende.
De vervanging van de deurbel en de aanschaf van een nieuwe simkaart
De rechtbank is van oordeel dat de kosten voor het vervangen van de deurbel en de aanschaf van een nieuwe simkaart met een nieuw telefoonnummer kunnen worden aangemerkt als rechtstreekse schade. Hoewel deze kosten niet direct voortvloeien uit het bewezenverklaarde feit, acht de rechtbank het wel aannemelijk dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde feit voor zijn veiligheid vreest en angstig is en dat hij om die reden is overgegaan tot de aanschaf van een Ring deurbel en een nieuwe simkaart. De rechtbank is van oordeel dat er daarom voldoende verband bestaat tussen deze schadeposten en het bewezenverklaarde feit en zal dit deel van de vordering toewijzen.
De tetanusprik
De rechtbank acht voldoende onderbouwd dat de benadeelde partij naar aanleiding van het bewezenverklaarde feit een tetanusprik heeft gehaald. Het enkele feit dat de factuurdatum niet overeenkomt met de datum van de prik is, tegenover de uitleg van slachtofferhulp daarover ter zitting dat de declaratie in het algemeen later plaatsvindt dan de handeling zelf, geen reden om de vordering af te wijzen of niet-ontvankelijk te verklaren. De vraag of deze kosten op andere wijze worden vergoed, is niet aan de orde. In ieder geval bestaan daar ook geen aanwijzingen voor.
Het door aangever aan verdachten betaalde bedrag
De rechtbank heeft bewezenverklaard dat aangever een bedrag van € 750,- heeft afgegeven aan verdachte en zijn mededaders. Voor het overige gevorderde bedrag is geen sprake van rechtstreekse schade, zodat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
De helft van de gevorderde parkeerkosten
De rechtbank acht aannemelijk dat aangever parkeerkosten heeft moeten maken in verband met zijn afspraken met de politie en zal deze kosten daarom in redelijkheid voor de helft toewijzen. Voor het overige deel van deze kosten zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren.
De reiskosten
De gevorderde reiskosten zijn niet betwist en komen voor vergoeding in aanmerking.
De compensatie voor opgenomen verlofuren
De gevorderde kosten ter compensatie van de opgenomen verlofuren zal de rechtbank niet-ontvankelijk verklaren. De stelling dat de benadeelde partij als gevolg van lichamelijk letsel, angst en verblijf op een anoniem adres niet kon werken en daarom twee weken verlof heeft opgenomen is, tegenover de betwisting door de verdediging, onvoldoende onderbouwd. De behandeling van de vordering levert voor dat deel dan ook een onevenredige belasting van het strafgeding op.
De immateriële schade
De rechtbank acht ook zonder medische verklaring aannemelijk dat de benadeelde partij ten gevolge van het bewezenverklaarde feit ook rechtstreekse immateriële schade heeft geleden. De aard en ernst van de normschending van een afpersing en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij liggen zo voor de hand dat deze meebrengen dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze in de zin van artikel 6:106, onder b, van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank acht vergoeding van de geleden immateriële schade billijk tot een bedrag van € 1.000,-, gelet op de toelichting van de vordering en de hoogte van immateriële schade die wordt toegekend in verglijkbare zaken. Voor het overige zal de rechtbank dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De behandeling van de vordering levert in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding op, nu daarvoor nader onderzoek noodzakelijk is.
De rechtbank zal het toe te wijzen bedrag vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 januari 2022 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.073,49, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 januari 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 30 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 36f, 48, 49 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder subsidiair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van acht maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte voor van het onder subsidiair bewezen verklaarde tot een
geldboete van € 200,-,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van vier dagen;
- bepaalt dat deze geldboete niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van twee jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- als bijzondere voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich binnen 5 dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis meldt bij Reclassering Nederland, in de regio waar hij woonachtig is, zo vaak en
zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
* zich laat behandelen bij de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de
reclassering, indien de reclassering dit nodig vindt, welke behandeling de gehele proeftijd duurt of zoveel korter als de reclassering nodig vindt en waarbij verdachte zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* zal verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, indien de reclassering dit nodig vindt en te bepalen door de reclassering, welk verblijf de gehele proeftijd duurt of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, waarbij verdachte zich houdt aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met de medeverdachten en aangever, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
* meewerkt aan het vinden van adequate dagbesteding in de vorm van werk of opleiding;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- verklaart de telefoon met goednummer 2963539 verbeurd;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 2.073,49 (bestaande uit € 1.073,49 aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade) voor het onder subsidiair bewezenverklaarde feit;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat € 2.073,49 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 30 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Riani el Achhab, voorzitter, mr. E.W.A. Vonk en mr. C.S.K. Fung Fen Chung, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.M. Raedts, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 december 2022.
Mr. Vonk is niet in staat dit vonnis mee te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 januari 2022 tot en
met 17 januari 2022, te Vinkeveen en/of Utrecht, althans in Nederland, tezamen en
in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk
om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag
van in totaal ongeveer 1350 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en), dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- ( nadat hij/zij die [slachtoffer] had/hadden klemgereden en/of met die [slachtoffer] naar de
carpoolplaats in Vinkeveen is/zijn gereden) op de carpoolplaats in Vinkeveen die
[slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, in/tegen het gezicht, althans het lichaam
heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
- die [slachtoffer] in zijn oor heeft/hebben gebeten en/of
- ( vervolgens) de auto van die [slachtoffer] heeft/hebben doorzocht en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij moet betalen, althans woorden van
gelijke aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer] (vervolgens) (direct) een Tikkie (van 750 euro) heeft/hebben gestuurd
en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij ( [slachtoffer] ) nog meer moet betalen,
althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat ze (verdachte en/of zijn mededader(s))
weten waar hij woont en/of dat ze (verdachte en/of zijn mededader(s)) anders de
ouders van [slachtoffer] gaan pakken, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of
strekking en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij ( [slachtoffer] ) morgen (nog meer) moet
betalen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking
- die [slachtoffer] (op 17 januari 2022) (wederom) een Tikkie (van 600 euro)
heeft/hebben gestuurd;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte] en/of een of meer ander(en), op één of meer tijdstip(pen) in of
omstreeks de periode van 16 januari 2022 tot en met 17 januari 2022, te Vinkeveen,
gemeente De Ronde Venen, en/of Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om
zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen tot
de afgifte van een geldbedrag van in totaal ongeveer 1350 euro, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan die [medeverdachte] en/of zijn/hun mededader(s) en/of aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat die [medeverdachte]
en/of een of meer ander(en)
- ( nadat hij/zij die [slachtoffer] had/hadden klemgereden en/of met die [slachtoffer] naar de
carpoolplaats in Vinkeveen is/zijn gereden) op de carpoolplaats in Vinkeveen die
[slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, in/tegen het gezicht, althans het lichaam
heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
- die [slachtoffer] in zijn oor heeft/hebben gebeten en/of
- ( vervolgens) de auto van die [slachtoffer] heeft/hebben doorzocht en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij moet betalen, althans woorden van
gelijke aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer] (vervolgens) (direct) een Tikkie (van 750 euro) heeft/hebben gestuurd
en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij ( [slachtoffer] ) nog meer moet betalen, Pagina 3
Parketnummer 16-067456-22
Naam [verdachte]
althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat ze (verdachte en/of zijn mededader(s))
weten waar hij woont en/of dat ze (verdachte en/of zijn mededader(s)) anders de
ouders van [slachtoffer] gaan pakken, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of
strekking en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij ( [slachtoffer] ) morgen (nog meer) moet
betalen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking
- die [slachtoffer] (op 17 januari 2022) (wederom) een Tikkie (van 600 euro)
heeft/hebben gestuurd
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode
van 16 januari 2022 tot en met 17 januari 2022 te Vinkeveen, gemeente Ronde
Venen, en/of Utrecht, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest
en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- een (peil)baken onder de auto van die [slachtoffer] te plaatsen en/of te bevestigen
en/of
- meermalen, althans eenmaal, in te bellen met, althans in contact te staan met, dat
onder die auto van die [slachtoffer] geplaatste (peil)baken en/of
- een of meerdere betaalverzoek(en) (te weten een Tikkie) naar de mobiele telefoon
van die [slachtoffer] te versturen en/of
- zijn bankrekening beschikbaar te stellen (zodat die [slachtoffer] via het/de
betaalverzoek(en) het geld kon overmaken).

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de door de politie, Eenheid Midden-Nederland, district Stad-Utrecht, basisteam Utrecht-West, opgemaakte en doorgenummerde processen-verbaal met dossiernummer PL0900-2022016180 d.d. 20 april 2022 (pagina’s 1 t/m 221), d.d. 25 augustus 2022 (pagina’s 222 t/m 234) en d.d. 6 september 2022 (pagina’s 235 t/m 238). Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 18 januari 2022, pag. 21.
3.Proces-verbaal van aangifte d.d. 18 januari 2022, pag. 24.
4.Proces-verbaal van aangifte d.d. 18 januari 2022, pag. 25.
5.Proces-verbaal van aangifte d.d. 18 januari 2022, pag. 26.
6.Proces-verbaal van aangifte d.d. 18 januari 2022, pag. 27.
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 januari 2022, pag. 30, met als bijlagen foto 1, pag. 32, foto 2, pag. 33 en foto 3, pag. 34.
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 maart 2022, pag. 80.
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 maart 2022, pag. 81.
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 februari 2022, pag. 123.
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 februari 2022, pag. 124.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte bij de politie d.d. 7 september 2022 (los proces-verbaal, geen paginanummering).
13.Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht