ECLI:NL:RBMNE:2022:5143
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in zaak van wederrechtelijke vrijheidsberoving en afpersing
Op 6 december 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 22-jarige man, die werd beschuldigd van wederrechtelijke vrijheidsberoving en afpersing van een slachtoffer op 16 januari 2022. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij op de plaats van het delict aanwezig was. De enige bewijsbron was de verklaring van het slachtoffer, die niet als voldoende werd beschouwd om tot een veroordeling te komen. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van één getuige niet voldoende is om een bewezenverklaring te ondersteunen, zoals bepaald in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De officier van justitie had gevorderd om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 25 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, en een contactverbod met het slachtoffer. De verdediging pleitte voor integrale vrijspraak, stellende dat de verdenking voornamelijk was gebaseerd op de verklaring van het slachtoffer, die niet voldoende onderbouwd was. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, niet-ontvankelijk verklaard omdat de verdachte werd vrijgesproken.
De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rol van getuigenverklaringen in de bewijsvoering. De rechtbank heeft de verdachte integraal vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, wat betekent dat hij niet schuldig werd bevonden aan de beschuldigingen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en afpersing.