ECLI:NL:RBMNE:2022:5142
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot uitbetaling van openstaand en niet genoten vakantieverlofsaldo na beëindiging van de arbeidsovereenkomst
In deze zaak vordert de eiseres, die op 1 februari 2019 in dienst trad bij de gedaagde, betaling van een openstaand en niet genoten vakantieverlofsaldo na haar ontslag per 1 november 2021. De arbeidsovereenkomst was onderhevig aan de cao Retail Non-Food, module Tuincentra. Eiseres heeft een eindafrekening ontvangen van de gedaagde, waarin een negatief aantal vakantiedagen werd vermeld. Eiseres stelt dat de eindafrekening onjuist is en vordert een bedrag van € 1.540,66 aan opgebouwde en niet genoten vakantiedagen, plus wettelijke verhogingen en incassokosten. De gedaagde heeft verweer gevoerd en stelt dat de vordering moet worden afgewezen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 23 mei 2022 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis instructies gegeven over de te nemen aktes. De centrale vraag in deze procedure is hoeveel opgebouwde en niet genoten vakantiedagen eiseres had bij haar uitdiensttreding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werkgever een administratie van het vakantiesaldo moet bijhouden en dat de bewijslast bij de werknemer ligt, maar dat de werkgever bij betwisting ook gegevens moet overleggen.
De kantonrechter heeft de ingediende urenlijsten van de gedaagde beoordeeld en vastgesteld dat eiseres in 2019, 2020 en 2021 vakantiedagen heeft opgenomen. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat eiseres recht heeft op een uitbetaling van € 1.191,13, inclusief wettelijke verhogingen en rente. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat beide partijen hun eigen kosten dragen. Het vonnis is uitgesproken op 7 december 2022 door kantonrechter M.J. Slootweg.