Beoordeling
7. De rechtbank zal hierna aan de hand van de beroepsgronden van eiser beoordelen of
Het college in redelijkheid de omgevingsvergunning voor het bouwplan heeft kunnen verlenen. Daarbij plaatst de rechtbank de kanttekening dat alleen de gronden die voldoen aan het zogenoemde relativiteitsvereistebij de beoordeling kunnen worden betrokken. Het relativiteitsvereiste houdt in dat een beroep op strijdigheid met rechtsregels die niet strekken tot bescherming van het belang van degene die zich daarop beroept, niet tot vernietiging van het bestreden besluit kunnen leiden. Eiser heeft een aantal beroepsgronden aangevoerd die niet aan dit vereiste voldoet. De rechtbank zal dit eerst bespreken. Daarna zal de rechtbank de grond van eiser over de totstandkoming van de verklaring van geen bedenkingen bespreken. Tot slot zal de rechtbank beoordelen of het bouwplan al dan niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening is en of het college de belangen juist heeft afgewogen.
8. Eiser heeft aangevoerd dat het bouwplan op een aantal onderdelen niet aan de eisen van
het Bouwbesluit 2012 voldoet en dat niet wordt voldaan aan de uit de VNG-brochure “Bedrijven en Milieuzonering” volgende richtafstand tussen het bouwplan en het nabijgelegen busstation. De rechtbank stelt vast dat de rechtsregels waarop eiser zich met deze gronden beroept, dienen ter bescherming van de gebruikers van het te bouwen appartementencomplex. Daarmee strekken deze niet tot bescherming van eisers belangen. Dat is echter wel vereist om een geslaagd beroep op strijdigheid met deze rechtsregels te kunnen doen. Daarom zal de rechtbank deze gronden niet bij de verdere beoordeling betrekken.
Totstandkoming verklaring van geen bedenkingen
9. Eiser voert aan dat het college de gemeenteraad foutief en onvolledig heeft
geïnformeerd. De verklaring van geen bedenkingen is daarom op onjuiste gronden verleend.
10. De rechtbank volgt eiser hierin niet. De rechtbank stelt vast dat het college alle op de
aanvraag betrekking hebbende stukken aan de gemeenteraad ter beschikking heeft gesteld. Verder is er op de zitting door de gemachtigde van het college en de gemeenteraad op gewezen dat tijdens de raadsvergadering uitvoerig over de aanvraag is gediscussieerd. De beroepsgrond slaagt niet.
Goede ruimtelijke ordening
11. Eiser vindt dat het bouwplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, dit vanwege
het enkele feit dat het niet past in het [plan] ( [plan] ), met name het daarvan deel uitmakende beeldkwaliteitsplan en het stedenbouwkundig plan. Daarnaast voorziet het bouwplan, anders dan in de ruimtelijke onderbouwing staat, niet in een gevarieerd aanbod van woningtypen voor verschillende doelgroepen.
12. Het college vindt dat het bouwplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
Het college baseert zich daarbij op de door vergunninghoudster ingediende ruimtelijke onderbouwing en onderschrijft hetgeen in deze ruimtelijke onderbouwing staat. Uit de ruimtelijke onderbouwing volgt dat is beoogd met het bouwplan uitvoering te geven aan het door de gemeenteraad vastgestelde [plan] , met name het daarvan deel uitmakende stedenbouwkundig plan van mei 2017 en beeldkwaliteitsplan van augustus 2017.
Het college heeft bij de voorbereiding van het besluit zelf ook onder ogen gezien dat het bouwplan op het punt van de bouwhoogte (vier bouwlagen) afwijkt van het [plan] . Daarbij gaat het om een afwijking van het stedenbouwkundig plan. Vanwege deze afwijking viel het bouwplan niet onder de door de gemeenteraad aangewezen gevallen waarin een verklaring van geen bedenkingen niet is vereist en heeft het college het bouwplan met het verzoek een dergelijke verklaring te geven aan de gemeenteraad voorgelegd. De raad heeft aangegeven akkoord te zijn met de afwijking en de verklaring van geen bedenkingen afgegeven.
13. De rechtbank stelt allereerst vast dat het [plan] niet is bedoeld als een juridisch
bindend plan. Uit de inhoud van het [plan] blijkt dat het is opgesteld als afwegings- en beoordelingskader voor nieuwe initiatieven in het centrum van [woonplaats ] . Het [plan] formuleert een aantal ruimtelijke principes, die het fundament van het stedenbouwkundig plan vormen en die verdieping krijgen in het beeldkwaliteitsplan. Het stedenbouwkundig plan beschrijft zichzelf als een plan met flexibiliteit, waarbij de precieze invulling van onderdelen per deelgebied verder moet worden uitgewerkt op basis van definitieve programma’s. Het beeldkwaliteitsplan formuleert in aanvulling op het stedenbouwkundig plan richtlijnen op hoofdlijnen voor de beeldkwaliteit van bebouwing en openbare ruimte. De hoofdlijnen dienen in de toekomst te worden uitgewerkt tot een definitief kwaliteitsplan. De rechtbank ziet het [plan] dan ook als een leidraad voor het college bij zijn beoordeling van aanvragen om een omgevingsvergunning voor activiteiten in het centrumgebied, die in hoofdlijnen richting geeft aan wat ruimtelijk aanvaardbaar is. Wanneer het bouwplan, zoals eiser stelt, inderdaad niet (strikt) voldoet aan wat in het stedenbouwkundig plan en beeldkwaliteitsplan staat, betekent dat daarom nog niet automatisch dat het bouwplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank zal hierna beoordelen of het bouwplan, ondanks de door eiser genoemde strijdigheden met het [plan] , toch ruimtelijk aanvaardbaar is.
Strijd met het stedenbouwkundig plan
14. Het bouwplan is volgens eiser in strijd met het stedenbouwkundige plan, omdat het in
plaats van de drie bouwlagen waarvan het stedenbouwkundig plan uitgaat, uit vier bouwlagen bestaat. Hierdoor zal het uitzicht vanuit zijn appartement worden belemmerd.
15. De rechtbank stelt vast dat het stedenbouwkundig plan een afbeelding met een
dwarsdoorsnede van de [straat] bevat, waarop bebouwing van drie bouwlagen is ingetekend.
Omdat het bouwplan uit vier bovengrondse bouwlagen bestaat, heeft het college de gemeenteraad verzocht een verklaring van geen bedenkingen af te geven voor het bouwplan.
Het college heeft daarbij onder meer verwezen naar de Nota beantwoording zienswijzen. Uit die Nota blijkt dat het bouwplan volgens het college wel de beoogde ruimtelijke kwaliteit en gewenste uitstraling aan de [straat] heeft, omdat het bouwplan een min of meer vergelijkbare hoogte heeft als de gebouwen aan weerszijden ( [appartementencomplex 3] en [appartementencomplex 2] ) en de hoogte van het bouwplan past in het beeld dat voor het stadshart wordt nagestreefd. Voor het stadshart is namelijk compactheid belangrijk, met aaneengesloten bebouwing, een relatieve hoge dichtheid, zodat geborgenheid ontstaat, en ruimten met meer wand, zodat deze een betere relatie hebben met die ruimte. De gemeenteraad is hierin meegegaan en heeft de gevraagde verklaring van geen bedenkingen afgegeven. Ook de gemeenteraad vindt de hoogte van het bouwplan dus kennelijk passen in het eigen [plan] , althans in wat hij daarmee heeft bedoeld. De rechtbank kan het college en de gemeenteraad hierin volgen. Eiser heeft er nog wel op gewezen dat de naastgelegen gebouwen volgens hem lager zijn dan waarvan het college uitgaat. Maar ook als dit zou kloppen, wat het college betwist, betekent dit nog niet dat de hoogte van het bouwplan niet past binnen wat de gemeenteraad met het stadshart voor ogen had in het [plan] .
Strijd met het beeldkwaliteitsplan
16. Eiser vindt verder dat het bouwplan in strijd is met het beeldkwaliteitsplan, omdat er een
terras aan de noordzijde op de eerste bouwlaag komt, dat buiten de gevel van ‘ [appartementencomplex 1] ’ valt. Dat mag niet volgens het beeldkwaliteitsplan.
17. In het beeldkwaliteitsplan zijn voor het gebied Kop west, waar het bouwplan in ligt,
kenmerken voor bebouwing genoemd. Eén van die kenmerken is: terrassen liggen binnen de buitenlijn van het gebouw. De rechtbank constateert met eiser dat het bouwplan voorziet in een balkon dat buiten de buitengevel valt en dus niet voldoet aan dit kenmerk. De rechtbank vindt echter niet dat het bouwplan om die reden in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij acht de rechtbank het van belang dat, zoals hiervoor al is overwogen, het beeldkwaliteitsplan niet juridisch bindend is, maar richtlijnen op hoofdlijnen bevat. Dit betekent dat, zoals het college terecht in de Nota beantwoording zienswijzen stelt, het beeldkwaliteitsplan enige interpretatieruimte geeft aan de architect. Volgens het college is het uitstekende balkon een bewust onderdeel van de gekozen architectuur. Het is namelijk bedoeld om de beleving te prikkelen, vragen op te roepen en het gesprek over architectuur en de achterliggende gedachte ervan uit te lokken of op gang te brengen. Dit draagt bij aan een positieve beleving van de kwaliteit van de architectuur en strookt daarmee met de intenties van het [plan] . Het bouwplan is verder door de gemeentelijke stedenbouwkundige getoetst en akkoord bevonden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college hiermee voldoende gemotiveerd waarom het bouwplan toch ruimtelijk aanvaardbaar is.
18. Eiser voert tot slot aan dat de ruimtelijke onderbouwing onvoldoende is, omdat deze ten
onrechte is gebaseerd op de aanname dat ‘ [appartementencomplex 1] ’ voorziet in een gevarieerd aanbod van woningtypen voor verschillende doelgroepen. Daarvan is volgens eiser geen sprake, aangezien er alleen driekamerappartementen worden gebouwd.
19. Volgens het college zijn de driekamerappartementen voor meerdere doelgroepen
aantrekkelijk, namelijk alleenstaanden, starters, senioren, gezinnen met één kind of stellen zonder kind. Ter onderbouwing van zijn standpunt dat het bouwplan aan de hedendaagse behoefte voldoet, verwijst het college naar de Woonvisie Noordoostpolder 2020: Kansen Grijpen. De rechtbank ziet geen aanleiding deze uitleg voor onjuist te houden. Daar komt bij dat vergunninghoudster op de zitting heeft toegelicht dat in het gebouw niet alle appartementen dezelfde grootte en prijs hebben. Op de begane grond van ‘ [appartementencomplex 1] ’ worden drie appartementen met inpandige terrassen gerealiseerd, die in combinatie met kantoorruimte kunnen worden betrokken. Op de twee bouwlagen erboven worden per verdieping zes appartementen gebouwd. Op de bovenste bouwlaag komen vier appartementen, de zogeheten penthouses. Daarbij wijst het college er terecht op dat de indeling van de appartementen naar wens en smaak aangepast kan worden, waardoor verschillende doelgroepen worden aangetrokken. De rechtbank kan deze toelichting volgen. De beroepsgrond slaagt niet.
20. Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, heeft het college terecht
kunnen besluiten dat het bouwplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
21. Eiser heeft ten slotte naar voren gebracht dat zijn belang door het realiseren van het
bouwplan onevenredig wordt aangetast. Doordat het bouwplan hoger wordt dan in het stedenbouwkundig plan staat, verliest hij het vrije uitzicht vanuit zijn appartement. Op het moment dat hij zijn appartement kocht heeft hij gekeken naar de bouwmogelijkheden die het [plan] en het geldende bestemmingsplan gaven voor het naast zijn appartementencomplex gelegen perceel en hij is afgegaan op de bouwhoogte van 3 bouwlagen of 10 meter die respectievelijk in het [plan] en het bestemmingsplan zijn genoemd.
22. Op de zitting heeft het college aangegeven dat op het moment dat eiser zijn appartement
kocht de aanvraag voor het bouwplan al was ingediend. Ook waren er in de omgeving van het bouwplan (en dus ook aan de vorige eigenaar van het appartement van eiser) al folders verspreid door vergunninghoudster, waarin het bouwplan werd beschreven. Op het moment dat eiser zijn appartement kocht was dus al bekend dat [appartementencomplex 1] vier bouwlagen hoog zou worden.
23. Naar het oordeel van de rechtbank kan alleen al op grond van deze omstandigheden niet
worden gesteld dat het bouwplan voor eiser onevenredig nadeel oplevert.