8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een omgebouwd pistool en bijbehorende munitie, namelijk zeven patronen. Het wapen lag, geladen en dus schietklaar, in een tasje op de vloer bij de bijrijdersstoel van de auto die hij bestuurde. Daarnaast had verdachte het wapen ook meegenomen naar de hotelkamer waar hij die nacht zou verblijven. Het behoeft geen verdere uitleg dat het voorhanden hebben van een dergelijk wapen met munitie, geladen en in de openbare ruimte bovendien, een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich brengt, waarvan de gevolgen desastreus kunnen zijn.
Nadat de politie bij verdachte het wapen en de munitie had aangetroffen, bevonden zich verschillende personen in verschillende auto’s op of nabij de plaats van de aanhouding. In één van deze auto’s, waar verdachte twee dagen eerder samen met anderen in gecontroleerd was, lag op de grond onder de passagiersstoel een vermoedelijke instructiekaart van een Glock vuurwapen en in diezelfde auto lag ook een OV-pas op naam van verdachte. De rechtbank maakt hieruit op dat verdachte zich kennelijk bevindt in een kring van personen die kennis heeft van vuurwapens dan wel daarover beschikt of kan beschikken. Daarbij weegt ook mee dat verdachte een ongeloofwaardige verklaring heeft afgelegd over de vondst van het wapen, namelijk dat hij dit in het bos in Hilversum heeft gevonden. Verdachte heeft daarmee dus geen volledige openheid van zaken gegeven en evenmin de volle verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Dat vindt de rechtbank, tezamen met de dubieuze omstandigheden rondom de aanhouding van verdachte, zorgelijk en zij weegt dat in strafverzwarende zin mee.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 17 oktober 2022 betreffende verdachte. Daaruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten, namelijk in februari 2022 voor een diefstal met bedreiging met geweld en waarbij, zo volgt uit het dossier, een imitatie vuurwapen is gebruikt, en in oktober 2020 voor (steek)wapenbezit.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van een reclasseringsadvies van 11 november 2022. In het rapport wordt weergegeven dat er op het moment van de aanhouding van verdachte een jeugdreclasseringstoezicht liep, dat was opgelegd vanwege een straatroof die gepaard ging met bedreiging met een imitatie vuurwapen. Doordat er bij de reclassering onduidelijkheden zijn over de verklaring van verdachte, is het voor hen beperkt mogelijk om criminogene factoren aan te wijzen. Wel zien zij dat verdachte in 2021 door het NIFP met een oppositionele opstandige gedragsstoornis, een hyperactiviteitsstoornis, ouder-kindrelatieproblematiek en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling is gediagnosticeerd. Dit maakt dat verdachte de neiging heeft tot impulsief en sensatiezoekend gedrag. Ook andere delictgerelateerde factoren, zoals een negatief sociaal netwerk en een pro-criminele houding, kunnen niet uitgesloten worden. Verdachte heeft baat bij een strak regime, duidelijke regels en structuur. Gedurende het schorsingstoezicht is hij zijn afspraken met de reclassering nagekomen en toonde hij een meewerkende houding. De intensieve begeleiding van Ocura lijkt verdachte goed te helpen.
Geadviseerd wordt het volwassenenstrafrecht toe te passen. De reclassering heeft het ASR-wegingskader toegepast en ziet geen zwaarwegende indicaties voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Verdachte maakt een leeftijdsadequate indruk en laat over het algemeen een zelfbepalende houding zien. Door de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) is eerder de wens uitgesproken dat verdachte door de volwassenreclassering wordt begeleid, vanwege de kansen die hij al heeft gekregen binnen de jeugdreclassering en die hij niet heeft benut. Verdachte is al langere tijd beperkt ontvankelijk voor ondersteuning en beïnvloeding door zijn ouders. Hij laat ook hier een zelfbepalende en sturende houding zien. De psychische problematiek en de noodzaak van scholing zijn niet doorslaggevend als het gaat om de toepassing van het jeugdstrafrecht. Het recidiverisico wordt ingeschat op gemiddeld tot hoog. Geadviseerd wordt om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden:
1) een meldplicht bij de reclassering;
2) ambulante behandeling;
3) begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
4) contactverbod met [A] ;
5) locatiegebod met elektronische monitoring;
6) meewerken aan het opzetten en vasthouden van dagbesteding;
7) meewerken aan begeleiding vanuit een buddy-coach van Ocura.
De straf
In de persoonlijkheid van verdachte of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan, vindt de rechtbank geen grond voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Door de reclassering is het ASR-wegingskader gehanteerd en het advies tot toepassing van het volwassenenstrafrecht is aan de hand daarvan door hen uitgebreid gemotiveerd. De rechtbank neemt dit advies over. Doorslaggevend daarbij is dat er bij verdachte weinig tot geen pedagogische beïnvloeding mogelijk is en dat de RvdK juist heeft verzocht om de begeleiding door de volwassenreclassering te laten plaatsvinden. De rechtbank zal de jeugdige leeftijd van verdachte wel in zijn voordeel meewegen in de op te leggen straf.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor het bezit van een vuurwapen in de openbare ruimte uit van een gevangenisstraf van acht maanden. Daarbij zijn als strafverzwarende omstandigheden dan nog niet meegenomen dat er sprake is van recidive en dat het wapen geladen was. In de jeugdige leeftijd van verdachte en in het gegeven dat het toch ook om een psychisch kwetsbare jongen gaat, ziet de rechtbank aanleiding om af te wijken van deze oriëntatiepunten en te bepalen dat verdachte niet opnieuw vast komt te zitten. Daarmee krijgt verdachte wat de rechtbank betreft een laatste kans.
Alles afwegende is het opleggen van een gevangenisstraf van 180 dagen, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. Een aanzienlijk deel daarvan, namelijk 134 dagen, zal voorwaardelijk worden opgelegd, met een proeftijd van twee jaren. Enerzijds als stok achter de deur en om verdachte te laten beseffen dat hij zich geen strafbare feiten kan
veroorloven, anderzijds om de behandeling en overige geadviseerde voorwaarden mogelijk te maken. Het contactverbod en het locatiegebod met elektronische controle zal de rechtbank niet aan het voorwaardelijk strafdeel verbinden, omdat zij daar de noodzaak niet van ziet. Anders dan de raadsman vindt de rechtbank dat een behandeling op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht ook het innemen van medicatie kan omvatten. Dit is niet in strijd met artikel 11 van de Grondwet nu deze regeling niet voorziet in de bevoegdheid tot dwangmedicatie. Dat neemt niet weg dat er sprake is van enige dwang, maar indien verdachte weigert medicatie in te nemen, en zich aldus niet houdt aan de bijzondere voorwaarde, kan het Openbaar Ministerie een vordering tot tenuitvoerlegging aanhangig maken. Tijdens die procedure kan dan worden getoetst of al dan niet sprake is van een mogelijke schending van artikel 11 van de Grondwet.
Om verdachte ook daadwerkelijk de consequenties van zijn handelen te laten ervaren, zal hij daarnaast ook worden veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten het voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie.
Gelet op het feit dat verdachte eerder is veroordeeld voor wapenbezit en recent ook voor een straatroof waarbij een imitatie vuurwapen is gebruikt, hij in onderhavige zaak een geladen vuurwapen in de openbare ruimte bij zich had en het reclasseringsadvies weergeeft dat de kans op recidive gemiddeld tot hoog is, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarden die verdachte zullen worden opgelegd en het toezicht door de reclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Voorlopige hechtenis
Vorenstaande brengt mee dat het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis zal worden opgeheven.