ECLI:NL:RBMNE:2022:5133
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om kwijtschelding van vorderingen in het kader van Bbz en Tozo, beroep ongegrond verklaard
In deze zaak heeft eiser, een ondernemer, verzocht om kwijtschelding van vorderingen die de Regionale Sociale Dienst (RDWI) op hem heeft in het kader van de Bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz) en de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo). Eiser had eerder geldleningen ontvangen van de RDWI, maar in een later besluit heeft de RDWI de te veel verstrekte uitkering op grond van de Tozo teruggevorderd. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn verzoek om kwijtschelding, maar dit bezwaar is ongegrond verklaard door de RDWI. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 26 oktober 2022 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat de RDWI onredelijk handelde door te stellen dat de periode van 60 maanden nog niet was volgelopen. Eiser betoogde dat hij door de coronamaatregelen niet kon werken en dat dit een bijzondere omstandigheid was die de RDWI had moeten erkennen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de RDWI terecht heeft besloten dat eiser niet in aanmerking komt voor kwijtschelding, omdat hij nog niet gedurende vijf jaar aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan. De rechtbank achtte het beleid van de RDWI niet kennelijk onredelijk en concludeerde dat de omstandigheden van eiser geen reden vormden om van de beleidsregels af te wijken.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk heeft gekregen in zijn verzoek om kwijtschelding. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 28 november 2022 en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.