ECLI:NL:RBMNE:2022:5131

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 december 2022
Publicatiedatum
5 december 2022
Zaaknummer
05.153476.20
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de meervoudige kamer inzake poging tot diefstal en lokaalvredebreuk

Op 5 december 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1995 in Hongarije, zonder vaste woon- of verblijfplaats. De zaak betreft een poging tot diefstal en lokaalvredebreuk, gepleegd op 11 juni 2020. De rechtbank heeft op tegenspraak geoordeeld naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 november 2022. De officier van justitie, mr. R.E. Craenen, heeft de verdachte beschuldigd van twee feiten onder parketnummer 05-153476-20: de poging tot diefstal van gereedschap uit een pand en het wederrechtelijk binnendringen van een besloten lokaal. De verdachte is vrijgesproken van de feiten onder parketnummer 16-045728-20, die betrekking hebben op diefstal en witwassen van een geldbedrag van 75.250 euro. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij deze feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot diefstal met braak en inklimming, en aan het medeplegen van erfvredebreuk. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering, omdat de verdachte van de tenlastegelegde feiten is vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 05-153476-20 en 16-04528-20 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 november 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] (Hongarije),
zonder vaste woon- of verblijfplaats.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 november 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R.E. Craenen en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C.R. Pirone, advocaat te Rijen, alsmede de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
05-153476-20:
Feit 1: op 11 juni 2020 te [plaats] in vereniging uit een pand aan de [adres 1] heeft geprobeerd gereedschap te stelen door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Feit 2: op 11 juni 2020 te [plaats] in vereniging een besloten lokaal en/of erf aan de [adres 1] wederrechtelijk is binnengedrongen;
16-045728-20:
Feit 1: op 5 januari 2019 te Veenendaal en/of te Voorthuizen, gemeente Barneveld, en/of te Utrecht en/of te Woerden in vereniging een hoeveelheid geld (in totaal 75.250 euro) heeft gestolen door middel van een valse sleutel;
Feit 2: op 5 januari 2019 te Utrecht en/of te Voorthuizen en/of te Barneveld, althans in Nederland, 75.250 euro heeft witgewassen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder parketnummer 16-045728-20 onder feit 1 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend te bewijzen en vordert vrijspraak voor dit feit. De officier van justitie acht het onder parketnummer 16-045728-20 onder feit 2, onder parketnummer 05-153476-20 onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen op grond van de bewijsmiddelen zoals deze zich in het dossier bevinden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft haar standpunt verwoord in een ter terechtzitting overgelegde pleitnota en heeft integrale vrijspraak bepleit voor alle ten laste gelegde feiten. De standpunten van de raadsvrouw worden, voor zover van belang, besproken in paragraaf 4.3.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
16-045728-20 feit 1
De rechtbank acht, in lijn met het betoog van de officier van justitie en de raadsvrouw, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem verweten gekwalificeerde diefstal al dan niet tezamen met anderen heeft gepleegd. Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van het dossier niet worden geconcludeerd dat verdachte betrokkenheid heeft gehad bij de wegneming van een geldbedrag zoals dat is ten laste gelegd. De rechtbank zal verdachte dan ook van vrijspreken van dit feit.
16-045728-20 feit 2
Ten aanzien van feit 2 stelt de rechtbank vast dat enkel het witwassen door verdachte zelf en niet (tevens) het medeplegen van witwassen aan hem ten laste is gelegd. De rechtbank overweegt dat op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden vastgesteld dat verdachte zelfstandig een witwashandeling heeft verricht. Het (verondersteld) door verdachte in ontvangst nemen van een geldbedrag dat door een ander op diens rekening is ontvangen en door die ander vervolgens is gepind, is immers niet aan te merken als een verhullen of verbergen zoals aan hem ten laste gelegd. De rechtbank spreekt verdachte reeds daarom vrij van het hem ten laste gelegde witwassen.
De rechtbank komt zodoende niet toe aan de bewijsverweren van de raadsvrouw inhoudende dat verdachte op andere gronden moet worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
05-153476-20 feit 1 en feit 2
-
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 12 juni 2020
[getuige] heeft als getuige bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik ben woonachtig aan de [adres 2] te [plaats] . Mijn woning betreft een bovenwoning. Vanuit mijn woning heb ik vrij zicht op een school. Deze school wordt momenteel gerenoveerd. Het terrein om de school is afgebakend met grote metalen hekken. Op 11 juni 2020 omstreeks 00.25 uur hoorde ik veel lawaai van buiten komen. Ik keek vervolgens naar buiten en zag 4 personen lopen op het bouwterrein, achter het hek. Vervolgens heb ik 112 gebeld. [2]
-
Proces-verbaal van aanhouding verdachte d.d. 11 juni 2020
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben in het proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 11 juni 2020 omstreeks 00:39 uur, hielden wij op de locatie [adres 1] , [plaats] , als verdachte aan:
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedatum] 1995
Op 11 juni 2020, omstreeks 00.31 uur, kregen wij verbalisanten de melding om te gaan naar de [adres 1] te [plaats] . Aldaar zou de melder personen op het bouwterrein zien lopen die veel lawaai zouden veroorzaken. Omstreeks 00.35 uur, kwamen wij verbalisanten ter plaatse op het bovengenoemde adres. Ik zag direct drie personen aan de voorzijde van het pand. Ik zag dat deze drie personen zich op het bouwterrein tussen de hekken bevonden. Ik zag dat de drie personen bij een aantal bouwgereedschappen stonden. Ik, [verbalisant 1] , zag dat die drie personen schichtig naar ons keken en bij het zien van ons weg renden. [3]
-
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 juni 2020
Verbalisant [verbalisant 3] heeft in het proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ik ben vervolgens samen met collega [verbalisant 4] naar de plek gegaan waar ik de verdachten als eerste zag om te kijken of daar sporen van een inbraak waren achter gebleven. Ik zag de verdachten als eerste rechts van de hoofdingang, achter de hekken. Vervolgens zag ik dat er een raam open stond. Dit raam zit rechts ten opzichte van de hoofdingang en kwam uit op een soort keuken. Ik zag dat onder aan het raamkozijn een moetspoor zat en dat het rubber in het raam kozijn verbogen was. Het rubber van het raamkozijn was zowel aan de onderkant als bovenkant verbogen. Op de vensterbank bij het raam zag ik een afdruk van een schoen. Onder het raam, aan de buitenzijde, lag een vloerschuurmachine, een soort van tas met gereedschap en een wit met zwart apparaat. [4]
-
Proces-verbaal van aangifte [aangever] namens [bedrijf] d.d. 11 juni 2020
[aangever] heeft als aangever bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik ben op dit moment werkzaam bij bedrijf [bedrijf] Mijn functie is uitvoerder bij een renovatie project gelegen aan de [adres 1] te [plaats] . Het betreft hier een school genaamd " [naam school] ", die gerenoveerd wordt. Het buitengedeelte waar wij onze werkzaamheden verrichtten is omheind met stalen hekken en voorzien van het bord "verboden voor onbevoegden”.
Op woensdag 10 juni 2020 heb ik het pand waar wij onze werkzaamheden verrichten afgesloten om ongeveer 16:00 uur. Het pand was op dat moment in goede orde en onbeschadigde toestand achtergelaten door mij. Nadat ik het alarm in het gebouw had ingeschakeld heb ik het bouwterrein verder afgesloten en verlaten. Op donderdag 07.00 uur kwam ik bij de ingang van het hek.
Na enkele minuten kwam er een medewerker naar mij toe en vertelde dat er was
ingebroken. Ik zag dat het kozijn ontzet was.
Ik zag dat er een schuurmachine en diversen andere gereedschappen buiten op het terrein lagen, deze gereedschappen lagen er niet toen ik gisteren het pand had afgesloten. Het gereedschap hoorde binnen te liggen in het pand.
De onderaannemers troffen buiten een schuurmachine, verfspuitmachine en diverse ander gereedschappen aan. Buiten het hek in de struiken werd even later twee koffers gevonden van het merk Makita. Inhoud hiervan waren twee boormachines met diversen accu's. [5]
Bewijsoverwegingen
05-153476-20 feit 1 en feit 2
Op grond van de inhoud van voorgaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat getuige [getuige] om 00.25 uur een viertal personen heeft zien staan achter het hek op het betreffende bouwterrein. Om 00.31 uur kwam hiervan een melding binnen bij de politie. Slechts vier minuten later, om 00.35 uur, kwamen de verbalisanten ter plaatse en daar zagen zij drie personen, onder wie verdachte, op het bouwterrein tussen de hekken. De drie personen stonden buiten, bij meerdere bouwgereedschappen, welke gereedschappen blijkens de aangifte nog in het pand lagen toen aangever de middag daarvoor om 16.00 uur het pand had afgesloten en het terrein had verlaten. Verdachte en zijn medeverdachten renden bij het zien van de politie weg en werden vervolgens aangehouden.
Verdachte heeft als verklaring voor zijn aanwezigheid op het besloten bouwterrein die betreffende nacht ter terechtzitting verklaard dat hij samen met een vriend, medeverdachte [medeverdachte] , meereed in een auto, dat die [medeverdachte] vervolgens uitstapte en dat verdachte in de auto op hem moest wachten. Omdat [medeverdachte] lang wegbleef, zou verdachte hem zijn gaan zoeken op het bouwterrein. Verdachte zou hier slechts enkele minuten zijn geweest.
De rechtbank acht deze lezing van verdachte niet aannemelijk geworden. Daarbij is allereerst van belang dat verdachte deze verklaring, nadat hij zich in het verhoor bij de politie op zijn zwijgrecht had beroepen, eerst ter zitting heeft afgelegd, op een moment dat het einddossier gereed was en hij zijn verklaring daarop heeft kunnen afstemmen. Daarbij komt dat getuige [getuige] om 00.25 uur vier personen had gezien op het bouwterrein en op dat moment veel lawaai hoorde. Verdachte is tien minuten later door de politie op het terrein aangetroffen, samen met twee andere personen en dus niet slechts met medeverdachte [medeverdachte] . De verklaring van verdachte dat hij op het moment dat de politie ter plaatse kwam nog maar enkele minuten op het terrein was, past daar niet bij.
Gelet op het gebezigde bewijs kan het – naar uiterlijke verschijningsvormen – niet anders zijn dan dat verdachte zich met de medeverdachten op het terrein bevond om het op het terrein nabij de verdachten aangetroffen gereedschap weg te nemen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot diefstal met braak en inklimming. Door zich met anderen op het met hekken omheinde besloten bouwterrein te begeven, heeft verdachte zich tegelijkertijd schuldig gemaakt aan het medeplegen van erfvredebreuk.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
05-153476-20 feit 1op 11 juni 2020 te [plaats] tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om (uit een pand en vanaf een terrein aan de [adres 1] ) een schuurmachine en één of meer boormachines (met accu's) en diverse andere gereedschappen, die geheel aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorden, te weten aan [bedrijf] ,
weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak en inklimming,
- naar dat terrein of pand zijn toegegaan en
- voornoemde goederen klaar hebben gelegd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
05-153476-20 feit 2op 11 juni 2020 te [plaats] tezamen en in vereniging met anderen, het besloten erf, aan de [adres 1] , bij [bedrijf] in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feit op:
05-153476-20 feit 1 en feit 2
Eendaadse samenloop van:
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming
en
In het besloten erf bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen, terwijl twee of meer verenigde personen het misdrijf plegen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een taakstraf van 100 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 50 dagen hechtenis, waarvan 50 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar;
- een geldboete van € 4.000,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 50 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt verwoord wat betreft de oplegging van een straf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal met braak in vereniging uit een bedrijfspand en het wederrechtelijk binnendringen van een besloten erf waar dat bedrijfspand stond. Daarmee heeft verdachte aan de benadeelde overlast en schade berokkend. Daarnaast dragen dergelijke handelingen bij aan een gevoel van onveiligheid in de maatschappij. De rechtbank neemt het verdachte ook kwalijk dat hij op geen enkele manier berouw heeft getoond of verantwoording heeft afgelegd voor deze door hem gepleegde poging tot inbraak.
Strafverzwarend weegt bovendien mee dat verdachte samen met anderen heeft gepoogd dure apparatuur te stelen.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 2 februari 2022, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor andersoortige misdrijven is veroordeeld.
Straf
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor poging diefstal uit een bedrijfspand uit van een taakstraf van 80 uren. Gelet op hetgeen hiervoor over de ernst van het feit is overwogen, acht de rechtbank een dergelijke straf in beginsel ook in dit geval zonder meer passend. Tegelijkertijd constateert de rechtbank dat de op twee jaren vastgestelde redelijke termijn voor de afdoening van strafzaken als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), in dit geval gerekend vanaf het verhoor van verdachte op 3 januari 2020, met bijna 11 maanden is overschreden. De rechtbank ziet daarin aanleiding de op te leggen taakstraf te matigen.
De rechtbank zal dan ook een taakstraf opleggen van 60 uren, met aftrek van de duur van het voorarrest van verdachte, naar de maatstraf van 2 uren per dag die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, te vervangen door 30 dagen vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht.

9.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde 1] en [benadeelde 2] hebben zich als benadeelde partijen in het geding gevoegd en vorderen beiden een schadevergoeding van € 2.000,00. Dit bedrag bestaat uit vermeende immateriële schade, geleden ten gevolge van de aan verdachte onder 16-045728-20 ten laste gelegde feiten.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vordering, nu uit de vordering geenszins kan worden opgemaakt dat bij benadeelden sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld en geen sprake is van een direct en rechtstreeks verband tussen de geleden schade en het handelen van verdachte.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft haar standpunt verwoord in een ter terechtzitting overgelegde pleitnota en verzoekt primair de benadeelde partijen wegens de bepleitte vrijspraak niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair verzoekt de verdediging dit wegens onvoldoende onderbouwing van de vordering.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] niet-ontvankelijk verklaren in hun vordering nu verdachte van het onder 16-045728-20 feit 1 en feit 2 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken. De benadeelde partijen kunnen hun vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vordering, zullen de benadeelde partijen in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 45, 47, 55, 63, 138 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 16-045728-20 feit 1 en feit 2 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 05-153476-20 feit 1 en 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van zestig (60) uren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 30 dagen hechtenis;
Benadeelde partij [benadeelde 1]
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Benadeelde partij [benadeelde 2]
- verklaart de benadeelde partij van [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door C.A.J. van Yperen, voorzitter, mrs. H.A. Brouwer en P.J. Blok, rechters, in tegenwoordigheid van mrs. B. van Dam en M.E. Wolters, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 november 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16-045728-20
Feit 1
hij op of omstreeks 5 januari 2019 te Veenendaal en/of te Voorthuizen, gemeente
Barneveld, en/of te Utrecht en/of te Woerden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een hoeveelheid geld (van in totaal 75.250 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] , heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen hoeveelheid geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) met de pinpas en/of pincode van die [benadeelde 2] en/of die [benadeelde 1] (via een inlogmogelijkheid bij de Rabobank) (al dan niet online) geld overgeboekt naar andere rekeningen vanaf de rekening van die [benadeelde 2] en/of die [benadeelde 1] , en/of tot welk gebruik hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren;
Feit 2
hij op of omstreeks 5 januari 2019 te te Utrecht en/of te Voorthuizen en/of te Barneveld, althans in Nederland, van een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld (van in totaal 75.250 euro), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp, te weten [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] , was, en/of terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
05-153476-20
Feit 1
hij op of omstreeks 11 juni 2020 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om (in/uit een pand en/of vanaf een terrein op/aan de [adres 1] ) een schuurmachine en/of één of meer boormachines (met accu's) en/of diverse andere gereedschappen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [bedrijf] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming
- naar dat terrein en/of pand is/zijn toegegaan en/of
- een kozijn/raam heeft/hebben geforceerd en/of
- in dat pand zoekend heeft/hebben rondgekeken en/of
- voornoemde goederen klaar heeft/hebben gelegd,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Feit 2
hij op of omstreeks 11 juni 2020 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de woning, het besloten lokaal en/of het erf, op/aan de [adres 1] bij [bedrijf] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte en/of zijn mededader(s), in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 23 september 2020, genummerd PL0600-2020265291, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 134. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Procesdossier, pagina 55.
3.Procesdossier, pagina 43.
4.Procesdossier, pagina 76.
5.Procesdossier, pagina 52.