ECLI:NL:RBMNE:2022:5093

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
5 december 2022
Zaaknummer
9740263
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verwijdering van schutting en schuur door verhuurder afgewezen

In deze zaak vorderde de verhuurder, Stichting Mitros, de verwijdering van een schutting en een schuur die door de huurder, [gedaagde sub 1], zonder toestemming waren geplaatst in de tuin van het gehuurde. De huurder huurt sinds 2008 een woning van Mitros en heeft de schutting en schuur ongeveer drie jaar geleden geplaatst. Mitros stelde dat de huurder voorafgaande toestemming had moeten vragen op basis van artikel 7:215 BW, dat wijzigingen aan het gehuurde verbiedt zonder toestemming van de verhuurder. De kantonrechter oordeelde echter dat de huurder op een wijkvergadering toestemming had gekregen van de buurtbeheerder voor het plaatsen van een hogere schutting dan toegestaan. De kantonrechter concludeerde dat de huurder niet aansprakelijk kon worden gesteld voor het ontbreken van schriftelijke toestemming, omdat er een mondelinge toezegging was gedaan. Bovendien was er onvoldoende bewijs dat de aanpassingen de verhuurbaarheid van de woning zouden schaden. De kantonrechter wees de vordering van Mitros af en veroordeelde haar in de proceskosten van de huurder.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9740263 UC EXPL 22-1757 QR/46974
Vonnis van 7 december 2022
inzake
de rechtspersoonlijkheid bezittende stichting
Stichting Mitros,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen Mitros,
eisende partij,
gemachtigde: mr. D. Pranjic,
tegen:

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats]

2.[gedaagde sub 2] ,

wonende te [woonplaats] ,
verder ook gezamenlijk te noemen [gedaagde sub 1] (mannelijk enkelvoud),
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. J. van Andel.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 7 maart 2022;
  • de conclusie van antwoord;
  • de akte met aanvullende productie 11 van Mitros van 13 oktober 2022.
1.2.
Op 24 oktober 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daarbij was namens Mitros de heer [A] ( [functie] ) aanwezig, in bijzijn van de gemachtigde mr. D. Pranjic. De heer [gedaagde sub 1] was ook aanwezig in bijzijn van zijn gemachtigde mr. J. van Andel. Mevouw [gedaagde sub 2] was niet aanwezig. Tijdens de zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Tenslotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat het over?

2.1.
[gedaagde sub 1] huurt sinds 13 maart 2008 van Mitros een woning gelegen aan de [adres] te [plaats] .
2.2.
Mitros heeft groot onderhoud verricht aan het wooncomplex waarvan het gehuurde onderdeel uitmaakt. Mitros verwijst naar een door haar opgesteld document, ‘ [.] – 2e fase Woonwijzer’ (hierna kortweg: de Woonwijzer) waarin toelichting en instructies voor de situatie na renovatie zijn opgenomen
.Op pagina 8 van de woonwijzer, onder het kopje ‘De tuinen’ is opgenomen dat er een groene haag (aan de achterkant) wordt geplant die (eenmaal op hoogte) 150 cm hoog zal zijn en die voor een nette aanblik moet zorgen en die door een hoveniersbedrijf op hoogte en aan de straatzijde zal worden geknipt en onderhouden. Verder staat in de Woonwijzer dat Mitros het toestaat dat bewoners van de benedenverdieping een tuinhuis plaatsen in hun tuin, mits het tuinhuis voldoet aan de volgende voorwaarden:
  • “Het vloeroppervlak mag maximaal 2 meter lang en 2 meter breed zijn;
  • De hoogte mag maximaal 180 cm bedragen;
  • Het moet een plat dak hebben;
  • De afstand tot alle erfgrenzen moet minimaal 1 meter zijn.
Ook als u iets in uw tuin wilt plaatsen, adviseren wij u contact op te nemen met de buurtbeheerder. Heeft u zonder toestemming van Mitros iets in uw tuin geplaatst dat niet voldoet aan deze norm, dan zult u dat moeten verwijderen of aanpassen.”
2.3.
Over de schuttingen vermeldt de woonwijzer het volgende:

Evenals voor de hagen geldt voor schuttingen een hoogte van maximaal 150 cm aan de achterzijde van de woning en 100cm aan de voorzijde. Uitgangspunt is dat schuttingen niet zichtbaar zijn vanaf de straat als de haag op hoogte is. Voldoet uw schutting niet aan deze maat, dan zult u deze moeten aanpassen.”
2.4.
Per brief van 1 september 2021 meldt Mitros aan [gedaagde sub 1] dat zij geconstateerd heeft dat [gedaagde sub 1] zonder toestemming een overkapping en een te hoge schutting heeft geplaatst in de tuin. De overkapping en schutting voldoen niet aan de gestelde voorwaarden en Mitros heeft gesommeerd om de overkapping en de schutting af te breken danwel aan te passen. Het gaat om een schuine overkapping van ca. 3 x 5 meter die tegen het complex en tegen de erfgrenzen (met de buren en de gemeentelijke grond) aan is gebouwd. Ook is een schutting te zien rondom de gehele tuin die een stuk boven de tuin uitsteekt.
2.5.
Omdat Mitros heeft geconstateerd dat enkele huurders zich niet aan de richtlijnen uit de woonwijzer hielden, heeft Mitros begin oktober 2021 een informatiebrief gestuurd. Hierin is voor zover relevant opgenomen:

Wilt u iets wijzigen in, aan of rondom uw huurwoning? Vraag Mitros dan altijd eerst om toestemming![…]
Bouwwerken in de tuinen
We zien dat er in meerdere tuinen overkappingen, schuurtjes, dierenhokken en dergelijke staan, dienietaan de voorwaarden voldoen. Daarom herhalen we de voorwaarden nog eens:
[…]
Als u iets in uw tuin plaatst zonder onze toestemming dan zult u dat zelf, en op ons eerste verzoek, direct moeten verwijderen of aanpassen. Let er dus op dat u, voordat u gaat bouwen, ons eerst toestemming vraagt via onze website.
[…]
Schuttingen en hagen
[…]
Schuttingen moeten in de tuin geplaatst worden, achter de haag, op zo’n manier dat ze niet zichtbaar zijn vanaf de straat en de haag niet wordt beschadigd. Voldoet uw schutting op dit moment niet aan deze maten, dan zult u deze per direct moeten verwijderen of aanpassen.
Handhaven
Mitros gaat in de komende periode regelmatig de tuinen controleren op bovengenoemde punten. Mocht u geen gehoor geven aan deze brief, dan zijn wij genoodzaakt om verdere stappen te ondernemen. Wij rekenen op uw medewerking om de buurt netjes te houden.”
2.6.
Mitros heeft [gedaagde sub 1] daarna bij brief van 20 oktober 2021, 15 december 2021 en 12 januari 2022 gesommeerd om de bouwwerken in de tuin in overeenstemming te brengen met de door haar gestelde voorwaarden. [gedaagde sub 1] heeft aan die sommatie geen gevolg gegeven.
2.7.
Mitros verzoekt – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - [gedaagde sub 1] te veroordelen:
I. [gedaagde sub 1] te veroordelen om binnen één maand na de betekening van het vonnis de veranderingen c.q. toevoegingen af te breken c.q. ongedaan te maken en de achterzijde c.q. tuin in oude staat te herstellen, op straffe van een dwangsom;
En indien [gedaagde sub 1] in gebreke blijft om aan de veroordeling onder I te voldoen:
II. Mitros te machtigen om de veranderingen c.q. toevoegingen zelf op kosten van [gedaagde sub 1] te laten afbreken en de achterzijde c.q. tuin van het gehuurde op kosten van [gedaagde sub 1] in oude staat te herstellen;
III. [gedaagde sub 1] te veroordelen om binnen 7 dagen na betekening van het vonnis de tuin van het gehuurde te ontruimen en te verlaten voor de duur van de onder II genoemde werkzaamheden, op straffe van een dwangsom,
IV. met veroordeling van [gedaagde sub 1] in de kosten van de procedure en de nakosten.
2.8.
Mitros legt aan de vordering – kort weergegeven – ten grondslag dat uit de wet (7:215 BW) en de algemene huurvoorwaarden volgt dat [gedaagde sub 1] de overkapping en schutting slechts had mogen plaatsen indien hij daar voorafgaande toestemming voor had. Nu dit niet het geval is, dient [gedaagde sub 1] de overkapping en de schutting te verwijderen, danwel in overeenstemming met de door Mitros gestelde voorwaarden te maken. Mitros stelt dat zij er groot belang bij heeft dat haar woningbestand verhuurbaar blijft en dat zij niet aan het einde van de huurrelatie met hoge kosten worden geconfronteerd voor het verwijderen van een geplaatst bouwwerk. Mitros heeft belang bij het handhaven van een strikt beleid met het oog op het voorkomen van wildgroei door aanpassingen en toevoegingen aan de door haar verhuurde woningen.
2.9.
[gedaagde sub 1] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering. [gedaagde sub 1] voert aan dat de algemene voorwaarden waar Mitros naar verwijst niet ter hand zijn gesteld en beroept zich op de vernietiging daarvan. De wettelijke bepaling van artikel 7:215 BW is volgens hem niet van toepassing, omdat [gedaagde sub 1] niets gewijzigd heeft aan de inrichting van het gehuurde en/of aan de binnenzijde van de woning. Voor zover de kantonrechter [gedaagde sub 1] hier niet in volgt is hij bereid om zelf voor verwijdering te zorgen van de veranderingen in het gehuurde bij het einde van de huurovereenkomst. Het bevreemdt [gedaagde sub 1] dat hij door Mitros is aangeschreven en zijn omwonenden - waaronder zijn buren - niet. In de nabije omgeving bevinden zich wel meerdere bouwwerken in de tuinen die ook geen plat dak hebben en er zijn meerdere omwonenden die een schutting aan de achterzijde hebben die hoger is dan 150 cm. Hieruit blijkt dat Mitros geen strikt beleid hanteert. Mitros meet aldus met twee maten. Dit werkt rechtsongelijkheid in de hand en [gedaagde sub 1] stelt dat dit in strijd is met de wet en de rechtspraak
2.10.
Op de stellingen van partijen zal hierna – voor zover relevant – nader worden ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Aan de orde is de vraag of Mitros kan verlangen van [gedaagde sub 1] dat hij de overkapping en schutting in de tuin afbreekt.
Is er een wijziging aan het gehuurde ten opzichte van de aanvang van de huur?
3.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat er bouwwerken in de tuin van het gehuurde zijn aangebracht, die er bij aanvang van de huur nog niet stonden. [gedaagde sub 1] huurt sinds 2008 de woning en [gedaagde sub 1] heeft ter zitting toegelicht dat hij de schuur en de schutting ongeveer drie jaar geleden heeft geplaatst.
3.3.
De kantonrechter stelt voorop dat in artikel 7:215 BW is geregeld dat de huurder bepaalde wijzigingen in de inrichting of gedaante van het gehuurde niet mag doorvoeren dan nadat de schriftelijke toestemming van de verhuurder is gevraagd. Deze regeling is niet beperkt tot het gehuurde pand en het interieur daarvan, zoals [gedaagde sub 1] heeft verdedigd, en ziet ook op de tuin. De tuin is immers ook onderdeel van het gehuurde. Als de huurder wijzigingen wil doorvoeren die voldoen aan het criterium van artikel 7:215 lid 1 BW zal hij dus de schriftelijke toestemming van verhuurder moeten vragen. De eis van een schriftelijke toestemming is ook opgenomen in artikel 9 van de algemene voorwaarden uit 2006 die in de schriftelijke huurovereenkomst van partijen van toepassing zijn verklaard. Het staat vast dat een dergelijke schriftelijke toestemming niet is gevraagd.
3.3.1.
Het ontbreken van de schriftelijke toestemming kan de huurder echter niet worden tegengeworpen, indien de verhuurder die toestemming anderszins heeft gegeven. [gedaagde sub 1] stelt dat daarvan sprake is voor zover het gaat om het plaatsen van een hogere schutting dan 1.50 meter omdat hij dit voorafgaand aan het plaatsen op een wijkvergadering heeft gevraagd aan de buurtbeheerder, [B (voornaam)] , van Mitros. [B (voornaam)] heeft daarop volgens [gedaagde sub 1] geantwoord dat dat geen probleem is omdat een schutting “buiten de scope” zou vallen. Hij wijst er op dat hij een schutting heeft geplaatst aan de achterzijde met de voor consumenten gebruikelijke hoogte van 1.80 meter. Gelet op deze concrete weergave van de gestelde mededeling kon Mitros niet volstaan met een algemene betwisting van deze toezegging. Ter zitting heeft Mitros toegelicht dat zij alleen bij de buurtbeheerder navraag heeft gedaan in verband met een andere stelling van [gedaagde sub 1] . Van een concrete betwisting is derhalve geen sprake. De kantonrechter gaat dan uit van de instemming door de buurtbeheerder met de plaatsing van een schutting van 1.80 meter. De kantonrechter verwerpt het verweer van Mitros dat de buurtbeheerder niet bevoegd is tot het geven van een dergelijke toestemming. In de Woonwijzer is op bladzijde 8 onder het kopje “Tuinhuis” juist opgemerkt dat als een huurder iets in de tuin wil plaatsen, hij contact met de buurtbeheerder moet opnemen. Daarop volgt de mededeling dat zonder toestemming geplaatste zaken verwijderd moeten worden (zie citaat in overweging 2.2 hiervoor). Uit deze informatie kan worden afgeleid dat de buurtbeheerder toestemming kan verlenen.
3.3.2.
Het plaatsen van een schutting van 1.80 meter aan de achterzijde van de woning kan dus niet aan [gedaagde sub 1] worden tegengeworpen.
3.4.
Voor het plaatsen van een tuinhuis of schuttingen aan de erfgrens met de buren is echter geen toestemming verkregen. Uit de toelichting van Mitros blijkt genoegzaam dat zij met de renovatie een situatie heeft beoogd waarin de tuinen bij het gehuurde een nieuw en fris aanzien krijgen en dat zij die situatie wil behouden. Om dat doel te bereiken geeft zij alleen toestemming voor een inrichting van de tuin volgens de door haar opgestelde richtlijnen. Het door Mitros nagestreefde doel, hoe begrijpelijk ook, is echter zonder toelichting niet te brengen onder de wettelijke norm dat de verhuurder moet instemmen met gevraagde wijzigingen indien deze niet schadelijk zijn voor de verhuurbaarheid en de waarde van het gehuurde (lid 2 van artikel 7:215 BW). Mitros heeft deze toelichting niet verstrekt. Zij beroept zich er uitsluitend op dat een eenmaal zonder toestemming aangebrachte verandering niet alsnog via rechterlijke machtiging kan worden toegestaan. Dit argument is weinig overtuigend als het gaat om de vraag of [gedaagde sub 1] dan maar gedwongen moet worden de verandering ongedaan te maken. Dat ligt in deze situatie evenmin voor de hand.
3.5.
Mitros legt aan haar vordering ook ten grondslag dat zij in haar algemene voorwaarden een met artikel 7:215 BW overeenkomende regeling heeft opgenomen, zij het zonder de beperkingen van dat wetsartikel. Nu het in deze zaak gaat om de inrichting van de tuin is die afwijking toegestaan (artikel 7:215 lid 6 BW).
3.5.1.
Volgens [gedaagde sub 1] kan Mitros zich niet beroepen op de algemene huurvoorwaarden omdat deze niet zijn overeengekomen. De kantonrechter verwerpt dit verweer: de voorwaarden zijn blijkens de slotalinea van de tweede bladzijde van de huurovereenkomst overeengekomen.
3.5.2.
[gedaagde sub 1] heeft daarnaast een beroep gedaan op de vernietigbaarheid van deze voorwaarden omdat deze hem niet ter hand zouden zijn gesteld. Dat in de huurovereenkomst is opgenomen dat [gedaagde sub 1] verklaart deze voorwaarden voor of bij het sluiten van de overeenkomst te hebben ontvangen, kan volgens hem Mitros niet baten omdat deze tekst onredelijk bezwarend is in de zin van artikel 6:236 onder k BW. [gedaagde sub 1] beroept zich op de vernietigbaarheid daarvan. Mitros heeft daartegenover betoogd dat met de uitspraak van de Hoge Raad ECLI:2007:BA9610 is uitgemaakt dat het gaat om een ondertekende partijverklaring die dwingend bewijs oplevert (met de mogelijkheid van tegenbewijs door [gedaagde sub 1] ) en dat niet is voldaan aan de voor een beroep op 6:236 sub k BW geldende eis dat sprake is van een beding dat de bewijslast wijzigt of beperkt.
3.5.3.
De kantonrechter oordeelt dat aan de vereisten voor een geslaagd beroep op artikel 6:236 sub k BW is vereist dat sprake is van een “beding” in de overeenkomst dat
“de bevoegdheid van de wederpartij om bewijs te leveren uitsluit of beperkt, of dat de uit de wet voortvloeiende verdeling van de bewijslast ten nadele van de wederpartij wijzigt, hetzij doordat het een verklaring van haar bevat omtrent de deugdelijkheid van de haar verschuldigde prestatie, hetzij doordat het haar belast met het bewijs dat een tekortkoming van de gebruiker aan hem kan worden toegerekend.”
Van een dergelijk beding is geen sprake. Er is geen sprake van een bepaling die de rechtsverhouding tussen partijen bepaalt (door de juridische mogelijkheden voor [gedaagde sub 1] tot bewijslevering te beperken), maar van een feitelijke vaststelling van een verklaring van de huurder, waarvoor deze huurder heeft getekend. Ook van een gevolg voor de verdeling van de bewijslast in de beide door de wet genoemde gevallen is geen sprake. De kantonrechter verwerpt het beroep van [gedaagde sub 1] op de vernietigbaarheid van deze feitelijke vaststelling.
3.6.
De kantonrechter zal [gedaagde sub 1] niet toelaten tot het leveren van het door hem aangeboden (tegen-)bewijs dat ondanks zijn verklaring toch geen sprake is geweest van afgifte van de algemene voorwaarden. Aan bewijslevering gaat immers vooraf dat hij voldoende concreet ingaat op de stellingen van Mitros. Mitros heeft aangevoerd dat [gedaagde sub 1] met de ondertekening van de huurovereenkomst verklaart een exemplaar van de algemene voorwaarden te hebben ontvangen. Dat hij hiervoor heeft getekend is niet in geschil. Het gaat hier om de ondertekening van een huurovereenkomst van slechts twee bladzijden. [gedaagde sub 1] heeft in het geheel niet toegelicht waarom hij deze verklaring heeft ondertekend indien die niet juist zou zijn. Evenmin is gesteld of gebleken dat hij ooit voorafgaand aan dit geding op dit onderdeel bezwaar heeft gemaakt. Daarmee heeft [gedaagde sub 1] de stellingen van Mitros onvoldoende bestreden en komt de kantonrechter niet aan bewijslevering toe.
Gedoogbeleid Mitros
3.7.
Voorts heeft [gedaagde sub 1] zich op het standpunt gesteld dat hij geen toestemming nodig had, omdat vergelijkbare veranderingen aan het gehuurde bij andere huurders in de buurt worden gedoogd door Mitros. Ter onderbouwing heeft [gedaagde sub 1] foto’s overgelegd van bouwwerken die buren in hun tuin hebben geplaatst. [gedaagde sub 1] heeft onbetwist gesteld dat de bouwwerken van de buren al eerder zijn geplaatst dan zijn bouwwerken. Bovendien heeft [gedaagde sub 1] bij navraag bij deze buren kunnen vaststellen dat Mitros geen actie richting hen – in ieder geval niet in de vorm van een procedure - heeft ondernomen om tot verwijdering van deze bouwwerken over te gaan.
3.8.
De kantonrechter stelt voorop dat hij het belang van Mitros ziet in het tegengaan van wildbouw, het voorkomen dat de verhuurbaarheid van haar woningen wordt geschaad en het voorkomen van schade aan haar eigendommen. Daargelaten het antwoord op de vraag of de door [gedaagde sub 1] aangebrachte aanpassingen de genoemde nadelige gevolgen hebben, kan daarvan in ieder geval geen sprake zijn indien soortgelijke aanpassingen bij vergelijkbare door Mitros in de omgeving verhuurde woningen gebruikelijk zijn en door Mitros gedoogd worden. Mitros stelt een strikt beleid te hanteren om tuinaanpassingen als van [gedaagde sub 1] tegen te gaan, maar dit is verder tegenover de toelichting van [gedaagde sub 1] onvoldoende onderbouwd. [gedaagde sub 1] heeft wel voldoende onderbouwd aangevoerd dat hij niet de enige huurder is met aanpassingen in de tuin die niet voldoen aan de door Mitros gestelde voorwaarden. [gedaagde sub 1] is – zo heeft Mitros ter zitting toegelicht - op dit moment wel de enige huurder uit zijn buurt die in een gerechtelijke procedure is betrokken met het doel te komen tot verwijdering van de aanpassingen. Dit ondanks het in deze procedure gebleken feit dat Mitros in ieder geval vanaf oktober 2021 ervan op de hoogte is dat er bij verschillende huurders sprake is van een situatie die niet overeenkomt met de uitgangspunten van de woonwijzer. De enkele stelling dat Mitros meer dan 30.000 huurders heeft en daarom geen tijd heeft om handhavend op te treden, kan niet verklaren waarom alleen van [gedaagde sub 1] wordt verlangd de aanpassingen weg te nemen.
3.9.
Tijdens de zitting heeft Mitros naar voren gebracht dat zij in contact is getreden met andere huurders om via een minnelijke weg te bereiken dat de bouwwerken worden verwijderd, danwel in overeenstemming worden gebracht met haar voorwaarden. Mitros heeft nagelaten deze stelling concreet te onderbouwen. Mitros heeft verder expliciet benoemd dat zij in haar werkwijze op zoek is naar manieren om maatwerk te leveren aan haar huurders. Een benadering die de kantonrechter zich ook goed kan voorstellen, omdat daarmee mogelijk beter recht kan worden gedaan aan een in het verleden ontstane situatie. Gelet daarop kan de kantonrechter niet uitsluiten dat in het kader van maatwerk andere oplossingen mogelijk zijn dan het volledig verwijderen van de geplaatste bouwwerken in de tuin van haar huurders. Indien Mitros toch een strikt beleid wenst te hanteren, dient zij voor alle huurders eerst een uniforme richtlijn vast te stellen en kan van haar als sociale verhuurder worden verwacht dat zij een integrale aanpak hanteert.
3.10.
Concluderend oordeelt de kantonrechter dat [gedaagde sub 1] er in de contractuele relatie met Mitros van mag uitgaan dat Mitros gelijke gevallen gelijk behandelt daarbij rekening houdend met in het verleden kennelijk toegestane bouwwerken of aanpassingen. In de gegeven omstandigheden van het geval acht de kantonrechter het in strijd met de tussen partijen geldende contractuele verhouding, die mede wordt beheerst door de eisen van redelijkheid en billijkheid waarbij met de gerechtvaardigde belangen van de andere contractspartij rekening wordt gehouden, dat Mitros alleen [gedaagde sub 1] aanspreekt op bovendien zonder meer verwijdering van de aanpassingen in zijn tuin. De gevorderde veroordeling tot verwijdering is in de omstandigheden van dit geval in ieder geval prematuur. Van Mitros kan worden verwacht dat zij eerst een uniform beleid opstelt en ongelijke toepassing van de door haar gestelde voorschriften voorkomt. Ook past dat zij in haar beleid betrekt dat niet zonder meer kan worden volstaan met de vaststelling dat in het verleden geen toestemming is verleend, aangezien kennelijk sprake is van een langer bestaand gedoogbeleid.
Proceskosten
3.11.
De kantonrechter zal Mitros veroordelen in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde sub 1] , begroot op tweemaal het tarief aan salarisgemachtigde van € 75, aldus € 150,-.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
wijst de vordering van Mitros af;
4.2.
veroordeelt Mitros in de proceskosten aan de zijde [gedaagde sub 1] begroot op € 150,-;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Slootweg, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 7 december 2022.