In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 december 2022 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die in 2013 met elkaar zijn getrouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de partijen ouders zijn van twee minderjarige kinderen, die sinds mei 2022 vrijwillig in een pleeggezin verblijven. De ouders hebben verzocht om de echtscheiding uit te spreken en om de inhoud van hun convenant op te nemen in de beschikking. Tevens vroegen zij de rechtbank om te bepalen dat de man huurder zou worden van de woning.
De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het verzoek tot echtscheiding beoordeeld en geconcludeerd dat van de ouders niet kan worden verwacht dat zij samen een ouderschapsplan opstellen, gezien de huidige situatie van de kinderen. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken, omdat aan de wettelijke vereisten is voldaan en partijen het erover eens zijn dat hun huwelijk duurzaam is ontwricht. De rechtbank heeft ook het convenant onderdeel gemaakt van de beschikking en bepaald dat de man huurder wordt van de woning.
De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van de echtscheiding zelf, die niet uitvoerbaar bij voorraad kan worden verklaard. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden binnen drie maanden na de uitspraak.