ECLI:NL:RBMNE:2022:508

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 februari 2022
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
16-652456-18
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van het aanwezig hebben van hennepplanten en hennep(toppen) met deels voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 7 februari 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het aanwezig hebben van hennepplanten en henneptoppen. De zaak werd behandeld op basis van een onderzoek dat plaatsvond op 9 maart 2021 en 24 januari 2022. De verdachte, geboren in 1961 in Suriname, werd beschuldigd van het telen van 414 hennepplanten en het aanwezig hebben van 45,2 kilogram henneptoppen in een pand in Nieuwegein. De officier van justitie, mr. A.A. Nieli, eiste een gevangenisstraf en een taakstraf, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan de diefstal van stroom, maar achtte de aanwezigheid van hennepplanten en henneptoppen wel bewezen. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn en legde een gevangenisstraf van 75 dagen op, waarvan 50 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De benadeelde partij, Stedin, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de verdachte van het onder 3 ten laste gelegde werd vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/652456-18; 99/000230-57 (vord. herroeping VI) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 7 februari 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1961] te [geboorteplaats] (Suriname),
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 9 maart 2021 en 24 januari 2022. De zaak is inhoudelijk behandeld op de laatstgenoemde datum.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.A. Nieli en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. P. Scholte, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
Feit 1, primair
op 7 mei 2018 in een pand aan de [adres] te [woonplaats] samen met anderen 414 hennepplanten heeft geteeld of bewerkt of aanwezig heeft gehad;
subsidiairis dit tenlastegelegd als medeplichtigheid daaraan;
Feit 2
op 7 mei 2018 te Nieuwegein samen met anderen 45,2 kilogram hennep(toppen) aanwezig heeft gehad;
Feit 3
in de periode van 26 februari 2018 tot en met 7 mei 2018 te Nieuwegein samen met anderen stroom van Stedin door middel van braak/verbreking wederrechtelijk heeft weggenomen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Zowel de 414 hennepplanten als de 45,2 kilogram hennep(toppen) bevonden zich in de machtssfeer van verdachte. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt vrijgesproken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van alle aan verdachte ten laste gelegde feiten. Verdachte ontkent alle betrokkenheid bij de hennepkwekerij. Hij huurde de bedrijfsruimte, maar wist niet van het bestaan van de kwekerij. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van alle feiten niet kan worden bewezen dat er sprake is van medeplegen. Niet kan worden vastgesteld dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 1] (of anderen). Ook de onder 1 subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid kan niet wettig en overtuigend worden bewezen, omdat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het behulpzaam zijn bij het telen van hennep. Ten aanzien van feit 2 kan niet worden bewezen dat verdachte wetenschap had van de kwekerij. Ook kan niet worden vastgesteld dat verdachte de beschikkingsmacht had over de hennep(toppen). Net als de officier van justitie is de raadsman van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 3 ten laste gelegde diefstal van stroom.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 3
De rechtbank acht net als de officier van justitie en de raadsman niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Bewijsmiddelen feit 1 primair en feit 2 [1]
Aantreffen hennepkwekerij
Op 7 mei 2018 werd op de [adres] te [woonplaats] achter een deur in de achterzijde van het pand, met daarop [naam] , een hennepkwekerij aangetroffen. De deur van de kweekruimte was afgeschermd door middel van een verrijdbare kast. Verbalisanten hebben onderzoek ingesteld op voornoemd adres omdat er een henneplucht werd geroken die na onderzoek van dat pand afkomstig bleek te zijn. [2] Verbalisanten troffen in de kwekerij zeven mensen aan die bezig waren met het knippen van de henneptoppen. [3] In de kwekerij stonden 414 nog niet geoogste en geknipte hennepplanten. In het voorste gedeelte stonden een aantal potten met aarde erin, waarvan de planten al geknipt waren. [4] Er hingen vier droognetten, waarvan drie van de vier vol met henneptoppen zaten. Het vierde droognet was halfvol. De henneptoppen wogen in totaal 45,2 kilogram. De verbalisant heeft geconstateerd en middels een representatieve bemonstering getest dat er sprake was van hennepplanten, welke hennep of THC bevatten, zijnde de werkzame stof in hennep en hasjiesj vermeld op lijst 2 van de Opiumwet. [5]
Aantreffen verdachte
Op 7 mei 2018 te [woonplaats] werd verdachte aangetroffen in het pand waar de hennepkwekerij zich bevond. Verdachte stond in de inpandige ruimte achter een afgesloten deur waar ook plastic tassen met aarde stonden. [6] Op het dak van de inpandige ruimte werd medeverdachte [medeverdachte 2] aangetroffen. [7]
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij de huurder was van het pand aan de [adres] te [woonplaats] . Hij betaalde maandelijks de huur via zijn bankrekening. Het huurbedrag ontving hij contant van [medeverdachte 1] . Ook verklaarde verdachte dat hij wel vaker in het pand kwam. [8]
Verklaringen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]
[medeverdachte 1] heeft als getuige bij de rechter-commissaris verklaard dat het zijn hennepkwekerij is die is aangetroffen in [woonplaats] . Hij was verantwoordelijk voor de hennepkwekerij [9] en op zijn initiatief is het huurcontract afgesloten op naam van verdachte. [10] [medeverdachte 1] betaalde verdachte contant het bedrag aan verschuldigde huur. [11] Op vrijdag 4 mei 2018 was het knippen van de hennep begonnen. Een gedeelte van de hennep lag al te drogen. Een gedeelte stond nog in de potten en was nog nat. De hennep was allemaal afkomstig uit deze kwekerij. [medeverdachte 1] verklaarde verder dat hij stroom heeft gestolen ten behoeve van de kwekerij door een omleiding in de meterkast aan te brengen. [12]
[medeverdachte 2] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat de man die zich ook had verstopt voor de politie het pand huurde. [medeverdachte 2] had deze man meerdere keren gezien. [13] Hij kende de man en de man kende hem van de paar dagen dat hij daar werkte als knipper. [14]
Bewijsoverwegingen
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Wetenschap en opzet
De rechtbank verwerpt de verweren van de verdediging en is van oordeel dat op basis van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte wist van de in werking zijnde hennepkwekerij die zich bevond in het pand dat door hem werd gehuurd. De rechtbank vindt de verklaring van verdachte, dat hij op 7 mei 2018 een afspraak had met [medeverdachte 1] om meubels te vervoeren, niet aannemelijk. De rechtbank ziet namelijk geen ondersteuning in het dossier voor deze verklaring. Uit het dossier blijkt niet dat er meubels in het pand aanwezig waren en ook is [medeverdachte 1] niet bij het pand aangetroffen. Daarentegen is verdachte zelf wel onder verdachte omstandigheden, namelijk in een afgesloten ruimte, in het pand aangetroffen. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij al twee dagen lang henneptoppen aan het knippen was in de hennepkwekerij in het pand. [medeverdachte 2] heeft voorts aangegeven dat hij verdachte kent door zijn knipwerkzaamheden in de hennepkwekerij. Op de dagen dat hij werkte als knipper zag hij verdachte ook bij het pand. Voorts hebben verbalisanten bij de ontdekking van de hennepkwekerij meerdere malen een henneplucht zowel binnen als buiten het pand waargenomen. De rechtbank is van oordeel dat, nu verdachte heeft verklaard dat hij wel vaker in het pand kwam, hij in ieder geval de geur van hennep moet hebben geroken. Dat verdachte deze lucht niet heeft geroken vindt de rechtbank niet geloofwaardig, zeker niet gelet op de verklaringen van de knippers waaruit volgt dat de deur meerdere malen per dag werd geopend omdat gebruik mocht worden gemaakt van het toilet. Daarbij komt dat verdachte het door hem gehuurde pand voor [medeverdachte 1] moest afrekenen, waarbij hij de huurpenningen in contanten terug ontving. Gelet op voornoemde omstandigheden in onderlinge samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat verdachte op zijn minst genomen voorwaardelijk opzet had op de aanwezigheid van de hennepkwekerij in het door hem gehuurde pand in [woonplaats] . Verdachte heeft dit feit ook tezamen en in vereniging gepleegd met (ten minste) [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] heeft immers verklaard dat hij degene was die verantwoordelijk was voor de hennepkwekerij en deze ook beheerde. De precieze rol van verdachte bij de hennepkwekerij is uit het onderzoek onvoldoende gebleken. Om die reden spreekt de rechtbank vrij van het medeplegen van het telen van hennep.
Op basis van de hiervoor genoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte eveneens tezamen en in vereniging opzettelijk de aangetroffen 45,2 kilogram hennep(toppen) aanwezig heeft gehad. Uit de bevindingen van de politie en de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] volgt dat er meerdere knippers waren en dat de toppen het weekend voorafgaand aan de aanhouding van verdachte geknipt waren.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
primair
op 07 mei 2018 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad, in een pand aan de [adres] , 414 hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;,
2.
op 07 mei 2018 te Nieuwegein, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 45,2 kilogram hennep (bestaande uit henneptoppen), zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 primair en feit 2:
telkens, medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 25 dagen, met aftrek van het voorarrest;
- een taakstraf van 180 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 90 dagen hechtenis, waarvan een gedeelte van 90 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat een voorwaardelijke taakstraf dient te worden opgelegd, waarbij de overschrijding van de redelijke termijn in acht dient te worden genomen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich als medepleger schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van 414 hennepplanten en het aanwezig hebben van 45,2 kilo henneptoppen die net geoogst waren en lagen te drogen. Hennepteelt levert een softdrug op die bij langdurig gebruik kan leiden tot schade voor de gezondheid. De hennepteelt is niet alleen uit het oogpunt van de volksgezondheid maatschappelijk onaanvaardbaar, maar ook omdat de handel in hennep, vanwege de grote winsten die daarmee worden gemaakt, allerlei andere vormen van criminaliteit in de hand werkt. Daarbij komt dat hennepteelt overlast en (brand)gevaarlijke situaties veroorzaakt. Het kan niet anders dan dat verdachte enkel heeft gehandeld vanuit financieel gewin.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 23 december 2021, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Strafoplegging
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor hennepkwekerijen van 100 tot 500 hennepplanten uit van een taakstraf voor de duur van 120 uren en een maand gevangenisstraf voorwaardelijk. De rechtbank houdt bij het kijken naar het juiste oriëntatiepunt voor het aanwezig hebben van hennep rekening met het feit dat de aangetroffen 45,2 kilogram natte hennep doorgaans vier keer zo zwaar is als droge hennep. De oriëntatiepunten gaan uit van droge hennep. Voor het aanwezig hebben van 10 tot 25 kilogram hennep gaan de LOVS-oriëntatiepunten uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden. Gelet op de bewezenverklaarde feiten brengt voornoemde met zich mee dat naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
De rechtbank stelt vast dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. Als uitgangspunt geldt dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. Deze redelijke termijn is in deze zaak aangevangen op 7 mei 2018, de dag waarop de verdachte ter zake van de onderhavige feiten is aangehouden. De rechtbank wijst op 7 februari 2022 vonnis. De redelijke termijn is daarmee met ruim anderhalf jaar overschreden. De rechtbank zal dit tot uitdrukking brengen door de duur van de op te leggen straf te matigen.
Alles afwegende en met name ook rekening houdend met het tijdsverloop is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 75 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 50 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden is. Dat betekent dat verdachte niet meer opnieuw de gevangenis in hoeft.

9.BENADEELDE PARTIJ

Stedin heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.880,65. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit.
9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu zij vrijspraak heeft gevorderd voor het onder 3 ten laste gelegde en daarmee geen rechtstreeks verband bestaat tussen de gevorderde schade en de bewezenverklaarde feiten.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de vordering afgewezen dient te worden, omdat de vordering reeds is voldaan.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij Stedin niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het onder 3 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.

10.VORDERING HERROEPING VI

10.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering af te wijzen, nu toewijzing geen meerwaarde meer heeft en toewijzing het beoogde doel van de voorwaardelijke invrijheidsstelling voorbij zou schieten.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de vordering afgewezen dient te worden.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de vordering dient te worden afgewezen.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 3 en 11 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 75 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 50 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van twee (2) jarenvast;
- als algemene voorwaarde geldt dat veroordeelde:
o zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partij
  • verklaart Stedin niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Vordering herroeping VI
- wijst af de vordering met parketnummer 99/000230-57.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.M. Spelt, voorzitter, mrs. H.A. Brouwer en A. Maas, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.M. Dijkstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 februari 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 07 mei 2018 te [woonplaats] , althans in het arrondissement
Midden Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen, opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht,
afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft
gehad, in een pand aan de [adres] , 414, althans een groot aantal
hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan
30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
art 11 lid 5 Opiumwet
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
[medeverdachte 2] en/of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 7 mei 2018 te
[woonplaats] , althans in het arrondissement Midden Nederland, met elkaar,
althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of
bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad
(in een pand aan de [adres] ) ongeveer 414 hennepplanten, althans een
groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid
van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een
middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het
plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 7 mei 2018
[woonplaats] , althans in het arrondissement Midden Nederland, meermalen, althans
eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen
heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die [medeverdachte 2]
en/of die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het
kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 07 mei 2018 te Nieuwegein, althans in het arrondissement
Midden Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 45,2 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram,
hennep (bestaande uit henneptoppen), zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde
lid van artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
3.
hij in of omstreeks de periode van 26 februari 2018 tot en met 7 mei 2018 te
Nieuwegein, althans in het arrondissement Midden Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Stedin, in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) , waarbij
verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen stroom onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak/verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 8 mei 2018 en 15 mei 2018, genummerd PL0900-2018129576, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 293. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De voor het bewijs gebezigde inhoud is telkens zakelijk weergegeven.
2.Een proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij/drogerij, pagina 73.
3.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 43.
4.Een proces-verbaal van bevindingen, nummer PL0900-2018128295-87.
5.Een proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij/drogerij, pagina 74.
6.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 58.
7.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 57.
8.Een proces-verbaal ter terechtzitting van 24 januari 2022.
9.Een proces-verbaal van verhoor getuige bij de rechter-commissaris, blad 2.
10.Een proces-verbaal van verhoor getuige bij de rechter-commissaris, blad 4.
11.Een proces-verbaal van verhoor getuige bij de rechter-commissaris, blad 3.
12.Een proces-verbaal van verhoor getuige bij de rechter-commissaris, blad 2.
13.Een proces-verbaal van verhoor verdachte bij de rechter-commissaris, eerste pagina.
14.Een proces-verbaal van verhoor verdachte bij de rechter-commissaris, tweede pagina.