ECLI:NL:RBMNE:2022:5079

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 oktober 2022
Publicatiedatum
2 december 2022
Zaaknummer
9684014 UC EXPL 22-1089
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding buitengerechtelijke incassokosten in schadezaak met dubbele redelijkheidstoets

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, heeft de kantonrechter op 12 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap, aangeduid als [eiseres], en de Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V. De zaak betreft de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten die [eiseres] vordert van Nationale-Nederlanden in verband met een schadeclaim van mevrouw [A] na een aanrijding op 19 november 2021. Mevrouw [A] had [eiseres] gemachtigd om haar rechtsbijstand te verlenen en de schade te verhalen op Nationale-Nederlanden. De vordering omvatte voertuigschade, expertisekosten, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Nationale-Nederlanden heeft de schadevergoeding betaald, maar weigerde de buitengerechtelijke incassokosten te vergoeden, omdat zij deze niet redelijk achtte.

De kantonrechter heeft de vordering van [eiseres] beoordeeld aan de hand van artikel 6:96 lid 2 onder c van het Burgerlijk Wetboek, dat de vergoeding van redelijke kosten voor het verkrijgen van voldoening buiten rechte regelt. De rechter oordeelde dat de werkzaamheden van [eiseres] redelijkerwijs noodzakelijk waren en dat de kosten in verhouding stonden tot de verrichte werkzaamheden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de door [eiseres] in rekening gebrachte kosten van € 96,80 redelijk zijn, maar dat het gevorderde bedrag van € 216,19 niet kan worden toegewezen, omdat dit bedrag niet bij [A] in rekening is gebracht.

Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat Nationale-Nederlanden een bedrag van € 69,43 onverschuldigd heeft betaald voor expertisekosten en dat dit bedrag kan worden verrekend met de buitengerechtelijke incassokosten. Uiteindelijk heeft de kantonrechter Nationale-Nederlanden veroordeeld tot betaling van € 29,17 aan buitengerechtelijke incassokosten, met wettelijke rente vanaf 13 januari 2022. Ook is Nationale-Nederlanden veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres].

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9684014 UC EXPL 22-1089 CMR/51145
Vonnis van 12 oktober 2022
inzake
de besloten vennootschap
[eiseres] B.V., tevens handelend onder de naam [handelsnaam],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij,
procederend in persoon.
tegen:
de naamloze vennootschap
Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V.,
gevestigd in 's-Gravenhage,
verder ook te noemen Nationale-Nederlanden,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. M. de Haan.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 28 januari 2022;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Hierna is bepaald dat vandaag vonnis zal worden gewezen.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
Op 19 november 2021 vond in [plaats] een aanrijding plaats waarbij een verzekerde van Nationale-Nederlanden schade heeft veroorzaakt aan de auto van mevrouw [A] . [A] heeft [eiseres] ingeschakeld om haar schade te verhalen op Nationale-Nederlanden.
2.2.
[A] heeft op 29 november 2021 een machtiging getekend waarmee zij opdracht geeft aan [eiseres] om haar rechtsbijstand te verlenen bij het vaststellen van de schade en de afwikkeling daarvan. In de machtiging is ook opgenomen dat [A] de vordering bestaande uit de buitengerechtelijke incassokosten aan [eiseres] overdraagt. Deze overdracht stelt [eiseres] in de gelegenheid de vordering zelfstandig te incasseren.
2.3. [eiseres]
heeft op 29 december 2021 namens [A] de schadevordering ingediend bij Nationale-Nederlanden. De vordering bestond uit voertuigschade conform het expertiserapport van € 1.675,22, de expertisekosten van € 111,93, de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten gematigd naar € 96,80. Nationale-Nederlanden heeft de vordering betaald, op de buitengerechtelijke incassokosten na: die heeft zij niet betaald.
2.4. [eiseres]
vordert daarom in deze procedure betaling van de buitengerechtelijke incassokosten. Zij vordert niet het gematigde bedrag van € 96,80, maar de werkelijk gemaakte buitengerechtelijke kosten van € 216,19 en de wettelijke rente hierover. Ook vordert [eiseres] dat Nationale-Nederlanden haar proceskosten en nakosten betaalt, vermeerderd met de wettelijke rente.
2.5.
Nationale-Nederlanden is het er niet mee eens dat zij de buitengerechtelijke incassokosten moet betalen, omdat dit geen redelijke kosten zijn. Ook doet zij een beroep op verrekening. Nationale-Nederlanden vindt namelijk dat zij de expertisekosten van € 111,93 onverschuldigd heeft betaald aan [eiseres] , althans een te hoog bedrag heeft betaald. Dat bedrag wil Nationale-Nederlanden verrekenen met de buitengerechtelijke incassokosten indien zij deze zou moeten betalen.

3.De beoordeling

Buitengerechtelijke incassokosten
3.1.
[eiseres] baseert haar vordering op artikel 6:96 lid 2 onder c Burgerlijk Wetboek (BW), waarin staat dat als vermogensschade mede voor vergoeding in aanmerking komen de redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte. Voor het slagen van een vordering gebaseerd op dit artikel is vereist dat in de gegeven omstandigheden de verrichte werkzaamheden redelijkerwijs noodzakelijk waren en dat de gemaakte kosten naar hun omvang redelijk zijn (de dubbele redelijkheidstoets).
3.2.
De kantonrechter is van oordeel dat het redelijk is dat [A] zich als benadeelde partij heeft laten bijstaan door [eiseres] , een deskundig adviesbureau, om haar schade te verhalen op Nationale-Nederlanden. In dit soort zaken heeft de benadeelde partij namelijk te maken met een professionele wederpartij wiens werk het is om deze zaken te behandelen en te beoordelen. Nationale-Nederlanden is hierin ervaren, maar niet is gebleken dat [A] dat ook is. [eiseres] is hierin wel ervaren, en het stond [A] dan ook vrij om zich door [eiseres] te laten bijstaan. Ook in het geval het een (volgens de verzekeraar) eenvoudige zaak betreft, staat het een benadeelde partij vrij om zich bij te laten staan. Het feit dat Nationale-Nederlanden de aansprakelijkheid heeft erkend op dezelfde dag dat [A] zich bij [eiseres] heeft gemeld, maakt daarbij geen verschil. [A] blijft vrij in haar keuze. Het is voor haar immers niet op voorhand duidelijk dat er na erkenning van de aansprakelijkheid ook geen discussie meer zou ontstaan over de verdere afwikkeling van de schade. De stelling van Nationale-Nederlanden dat [A] niet de actieve wens had om [eiseres] in te schakelen omdat zij hierop zou zijn aangestuurd door een tussenpersoon, heeft zij onvoldoende onderbouwd. Uit de machtiging blijkt dat [A] zelf [eiseres] heeft ingeschakeld en deze machtiging ook zelf heeft ondertekend. Deze stelling kan dan ook niet tot een andere conclusie leiden.
3.3.
Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of de door [eiseres] in rekening gebrachte kosten redelijk kunnen worden geacht. [eiseres] heeft in ieder geval de volgende werkzaamheden verricht: een intakegesprek met de cliënt, contact met de cliënt, de expert en Nationale-Nederlanden, de schadevordering opstellen en deze vordering indienen bij Nationale-Nederlanden. [eiseres] heeft voor deze incassowerkzaamheden een bedrag van € 96,80 in rekening gebracht bij [A] , wat naar het oordeel van de kantonrechter een redelijke vergoeding is voor de verrichte werkzaamheden. Het bedrag van € 98,60 valt immers binnen de tarieven zoals gereguleerd in het Besluit voor Buitengerechtelijke Incassokosten. Dit besluit is op deze zaak niet van toepassing, maar de kantonrechter ziet aanleiding om hierbij aan te sluiten ter indicatie van een redelijke vergoeding. Hoewel in deze zaak de aansprakelijkheid werd erkend en het volgens Nationale-Nederlanden dus een ‘niet-discussiezaak’ was, doet dat niet af aan het feit dat [eiseres] wel werkzaamheden heeft verricht, onder andere met betrekking tot het vorderen en het innen van de schade. De kantonrechter ziet echter geen reden om meer toe te wijzen dan € 98,60. Het in deze procedure gevorderde (hogere) bedrag van € 216,19 is niet bij [A] in rekening gebracht. Het bedrag van € 98,60 dat [eiseres] bij [A] in rekening heeft gebracht is het bedrag dat [A] moet dragen en is dus aan te merken als vermogensschade. Dat is ook het overgedragen vorderingsrecht van [A] op [eiseres] .
Expertisekosten
3.4. [eiseres]
heeft namens [A] [onderneming 1] ingeschakeld om de schade aan de auto vast te stellen. Hiervoor heeft [onderneming 1] € 111,93 in rekening gebracht, die [eiseres] op haar beurt bij Nationale-Nederlanden in rekening heeft gebracht. Nationale-Nederlanden heeft dit bedrag betaald, maar zij meent dat zij (een deel van) dit bedrag onverschuldigd betaald heeft. Gebleken is dat [onderneming 1] de auto niet ter plaatste heeft bezocht en bekeken, maar dat [onderneming 1] zich heeft gebaseerd op foto’s die zij toegestuurd heeft gekregen van [A] en het in opdracht van [A] eerder opgemaakte schaderapport van [onderneming 2] . Zo’n onderzoek wordt een bureau expertise of tele-expertise genoemd. Nationale-Nederlanden meent dat een dergelijke expertise het door haar betaalde bedrag van € 111,93 niet rechtvaardigt. Zij vindt een bedrag van € 42,50 redelijk. [eiseres] erkent dat [onderneming 1] een tele-expertise heeft uitgevoerd en dat het gebruikelijk is om voor een dergelijke expertise een lager tarief in rekening te brengen. Hiermee erkent [eiseres] dus dat Nationale-Nederlanden te veel expertisekosten heeft betaald. Omdat [eiseres] verder geen verweer voert tegen het door Nationale-Nederlanden voorgestelde bedrag van € 42,50, zal de kantonrechter daarbij aansluiten. Dat betekent dat Nationale-Nederlanden een bedrag van € 69,43 (€ 111,93 - € 42,50) onverschuldigd aan [eiseres] heeft betaald.
Conclusie
3.5.
Nationale-Nederlanden beroept zich op verrekening van het door haar onverschuldigd betaalde bedrag van € 69,43 met de buitengerechtelijke incassokosten van € 98,60. [eiseres] heeft zich niet verzet tegen verrekening. In totaal zal dus een bedrag van € 29,17 aan buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
Wettelijke rente
3.6. [eiseres]
vordert wettelijke rente vanaf 19 november 2021 over het bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten. Volgens Nationale-Nederlanden is zij pas wettelijke rente verschuldigd vanaf de datum dat [A] de kosten had moeten betalen, namelijk vanaf 13 januari 2022 (veertien dagen na de factuur van 29 december 2021). De kantonrechter sluit bij die datum aan, omdat dat de dag is dat Nationale-Nederlanden in verzuim is met betaling van de incassokosten. De wettelijke rente zal dan ook worden toegewezen vanaf 13 januari 2022.
Proceskosten
3.7.
Nationale-Nederlanden heeft grotendeels ongelijk gekregen. Zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten van [eiseres] die voor vergoeding in aanmerking komen zijn het griffierecht van € 128,00 en de dagvaardingskosten van € 131,18. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen als hierna in de beslissing. Er is geen aanleiding om een vergoeding voor het salaris gemachtigde toe te kennen, omdat [eiseres] zich niet heeft laten bijstaan door een professioneel gemachtigde. Dat geldt ook voor de nakosten, die worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt Nationale-Nederlanden om aan [eiseres] te betalen € 29,17 met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag vanaf 13 januari 2022 tot de dag van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt Nationale-Nederlanden tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 259,18, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na de datum van betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
4.3.
veroordeelt Nationale-Nederlanden in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op de explootkosten van betekening van het vonnis, en als er betekening heeft plaatsgevonden, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag van volledige betaling;
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. V. van Dam, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2022.