ECLI:NL:RBMNE:2022:5077

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
2 december 2022
Zaaknummer
10053811 UV EXPL 22-173
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing loonvordering en variabele beloning in kort geding na arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft eiser, die op 13 april 2013 in dienst trad bij gedaagde, een kort geding aangespannen wegens een loonvordering. Eiser heeft zich op 2 februari 2021 ziek gemeld en is op 23 mei 2022 volledig hersteld. Gedurende zijn ziekte ontving hij geen variabele beloning, terwijl hij daar volgens zijn arbeidsovereenkomst recht op had. Gedaagde heeft erkend dat het salaris van eiser ten onrechte is verlaagd, maar heeft de variabele beloning en andere looncomponenten niet betaald. Eiser vorderde betaling van zijn brutoloon over juli en augustus 2022, een correctie van het loon over januari 2022, de afsprakenbonus en wettelijke verhogingen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde niet is verschenen en dat de dagvaarding correct is betekend, waardoor verstek werd verleend. De rechter oordeelde dat er een spoedeisend belang was bij de loonvordering. Eiser heeft tijdens de zitting verklaard dat hij na zijn ziekte weer aan het werk is, maar dat gedaagde hem heeft verplicht om thuis te werken, waardoor hij geen toegang heeft tot belangrijke systemen en klanten. De rechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van eiser niet ongegrond zijn en dat de variabele beloning onder het loon valt zoals bedoeld in artikel 7:628 lid 3 BW.

De rechter heeft de vorderingen van eiser toegewezen, met uitzondering van de toekomstige loontermijnen, omdat deze niet aan gedaagde waren betekend. Gedaagde is veroordeeld tot betaling van het brutoloon over juli 2022, de correctie over januari 2022, de afsprakenbonus, de wettelijke verhoging en de buitengerechtelijke kosten. Tevens is gedaagde veroordeeld tot het verstrekken van de bruto/netto salarisspecificatie en de stukken die ten grondslag liggen aan de omzetprovisie, op straffe van dwangsommen. Gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10053811 UV EXPL 22-173 CMR/51145
Kort geding vonnis van 28 september 2022
inzake
[eiser],
wonend in [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiser] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. N. Roek (ARAG Rechtsbijstand),
tegen:
de besloten vennootschap
[gedaagde] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
[eiser] heeft [gedaagde] op 24 augustus 2022 in kort geding gedagvaard. [eiser] heeft daarna zijn eis vermeerderd.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 21 september 2022 plaatsgevonden. [eiser] en zijn gemachtigde zijn op de zitting verschenen. Namens [gedaagde] is niemand verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is besproken.
1.3.
Hierna is bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2.Wat is er aan de hand?

2.1.
[eiser] is op 13 april 2013 in dienst getreden van [gedaagde] in de functie [functie] voor 32 uur per week. Het brutoloon bedraagt € 2.800,00 per maand. Op grond van artikel 2 van de arbeidsovereenkomst heeft [eiser] recht op een variabele beloning, bestaande uit 1) een bonus per gemaakte afspraak met een nieuwe klant (hierna: de afsprakenbonus) en 2) een omzetprovisie over de omzet die voortkomt uit de door de werknemer gemaakte afspraken (hierna: de omzetprovisie).
2.2.
[eiser] heeft zich op 2 februari 2021 ziek gemeld. Vanaf week 42 in 2021 is [eiser] begonnen met re-integreren, waarna hij zich op 23 mei 2022 volledig hersteld heeft gemeld.
2.3.
In de periode dat [eiser] arbeidsongeschikt was, heeft hij geen variabele beloning ontvangen. Volgens [eiser] had hij daar wel recht op. Daarom heeft [eiser] [gedaagde] meerdere keren verzocht om de (gemiddelde) variabele beloning over deze periode alsnog te betalen. In een e-mail van 5 juli 2022 heeft [gedaagde] de gemiddelde afsprakenbonus vastgesteld op € 6.405,00. Wat betreft de omzetprovisie stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat [eiser] hier geen recht op heeft, omdat het niet valt onder het loon in de zin van artikel 7:628 lid 3 Burgerlijk Wetboek (BW). [gedaagde] heeft in deze e-mail ook erkend dat zij tijdens de arbeidsongeschiktheidsperiode het salaris van [eiser] een maand te vroeg heeft verlaagd van 90% naar 70% van het brutoloon. [gedaagde] heeft toegezegd dat zij dit zal corrigeren.
2.4.
[gedaagde] heeft de afsprakenbonus over de periode van arbeidsongeschiktheid en de correctie over de maand januari 2022 niet betaald. Ook heeft [gedaagde] het salaris van juli 2022 en augustus 2022 niet aan [eiser] betaald.
2.5.
[eiser] vordert daarom, na eisvermeerdering, betaling van het brutoloon van € 2.800,00 over de maanden juli 2022 en augustus 2022 en over de periode van 1 september 2022 tot de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd. Ook vordert hij betaling van de correctie van € 560,00 bruto over de maand januari 2022, de afsprakenbonus van € 6.405,00, de wettelijke verhoging en de wettelijke rente over de hiervoor genoemde bedragen en de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.044,53. Daarnaast vordert [eiser] , op straffe van een dwangsom, afgifte van de bruto/netto salarisspecificaties en de stukken die ten grondslag liggen aan de berekening van de omzetprovisie met daarbij een berekening van de aan [eiser] toekomende omzetprovisie.

3.De beoordeling

3.1.
[gedaagde] is in deze procedure niet verschenen. De dagvaarding is op de juiste manier aan haar betekend. Daarom wordt tegen [gedaagde] verstek verleend.
3.2.
Aangezien het in deze zaak om een loonvordering gaat, is het spoedeisend belang gegeven met de aard van de vordering.
3.3.
In dit kort geding moet, op basis van de processtukken en dat wat tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht, worden beoordeeld of het in deze zaak aannemelijk is dat de vordering van [eiser] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat, vooruitlopend daarop, toewijzing van de vordering in dit kort geding is gerechtvaardigd.
3.4.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] verteld dat hij zeer ernstig ziek is geweest. Hij heeft zijn best gedaan om er weer bovenop te komen en dat is hem gelukt. [eiser] is inmiddels weer aan het werk. Bij terugkeer heeft [gedaagde] [eiser] verplicht om thuis te werken. [eiser] is dus niet meer op kantoor geweest. [eiser] heeft geen toegang meer tot veel van de systemen van [gedaagde] . Ook is gebleken dat [gedaagde] de meeste de klanten van [eiser] heeft overgedragen aan één van zijn collega’s. De afsprakenbonus en omzetprovisie die voortvloeien uit deze klanten ontvangt [eiser] dus niet meer. Hij moet nu hard werken om nieuwe klanten te vinden, om zo op hetzelfde financiële niveau te komen als voor de periode van zijn arbeidsongeschiktheid. Omdat [gedaagde] geen verweer heeft gevoerd, wordt uitgegaan van de juistheid van deze stellingen van [eiser] . De vorderingen van [eiser] komen niet ongegrond of onrechtmatig voor, mede gezien de manier waarop [gedaagde] zich tegenover [eiser] heeft gedragen nadat hij na zijn periode van arbeidsongeschiktheid is teruggekeerd. Er is geen enkele reden voor [gedaagde] om het loon van [eiser] niet te betalen. Onder het loon van [eiser] valt ook de variabele beloning. Zowel de afsprakenbonus als de omzetprovisie zijn immers afhankelijk van de door [eiser] verrichte arbeid en vallen daarmee onder het niet naar tijdruimte vastgestelde loon in de zin van artikel 7:628 lid 3 BW. De vorderingen zullen dus worden toegewezen, met inachtneming van dat wat hierna zal worden besproken.
3.5.
Het brutoloon over augustus 2022 en de toekomstige loontermijnen zijn na de vermeerdering van eis gevorderd. Deze akte vermeerdering van eis is niet aan [gedaagde] betekend, waardoor niet kan worden vastgesteld of [gedaagde] daar kennis van heeft kunnen nemen. Hoewel deze vorderingen dus niet kunnen worden toegewezen, gaat de kantonrechter ervan uit dat [gedaagde] zich als een goed werkgever zal gedragen en dus ook het loon over de maand augustus 2022 en de toekomstige loontermijnen zal betalen, om zo onnodige proceskosten te besparen.
3.6.
De wettelijke verhoging zoals bedoeld in artikel 7:625 BW zal worden toegewezen tot het maximum van 50% over het brutoloon over de maand juli 2022, de correctie over de maand januari 2022 en de afsprakenbonus over de periode van arbeidsongeschiktheid. Dat komt neer op een bedrag van € 4.882,50.
3.7.
[eiser] vordert afgifte van de bruto/netto salarisspecificatie van juli 2022 en de toekomstige loontermijnen, op straffe van een dwangsom. Uit de stukken blijkt dat [eiser] de salarisspecificatie van juli 2022 heeft ontvangen. Afgifte hiervan is dus niet meer nodig en zal daarom worden afgewezen. Wat betreft de overige, toekomstige loontermijnen is [gedaagde] nog niet in verzuim met het verstrekken van de salarisspecificatie, op de maand augustus 2022 na. Afgifte van de salarisspecificatie van augustus 2022 zal daarom worden toegewezen.
3.8.
Wat betreft de afgifte van de stukken met betrekking tot de omzetprovisie geldt het volgende. Voordat [eiser] arbeidsongeschikt werd in 2021, heeft hij het hele jaar 2020 gewerkt. Over dat jaar heeft hij dus recht op de volledige omzetprovisie. Over de periode van zijn arbeidsongeschiktheid heeft [eiser] recht op 70% van het gemiddelde van de door [eiser] ontvangen omzetprovisie over de drie jaar daarvoor (2018, 2019 en 2020). Voornamelijk de stukken uit het jaar 2020 zullen dus van belang zijn.
3.9.
De gevorderde dwangsommen zullen worden toegewezen op de hierna te bepalen wijze.
3.10.
[gedaagde] heeft ongelijk gekregen. Zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 133,58
- griffierecht € 244,00
- salaris gemachtigde €
498,00
Totaal € 875,58
3.11.
De gevorderde nakosten en de wettelijke rente daarover worden toegewezen op de hierna te bepalen wijze.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen:
  • het loon van € 2.800,00 bruto over de maand juli 2022,
  • € 560,00 bruto ter zake de correctie van het loon over de maand januari 2022,
  • de afsprakenbonus van € 6.405,00 bruto over de periode van arbeidsongeschiktheid,
  • de wettelijke verhoging van € 4.882,50,
vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf de datum van opeisbaarheid tot de dag van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen de buitengerechtelijke kosten van € 1.044,53;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te verstrekken de bruto/netto salarisspecificatie over de maand augustus 2022, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag dat [gedaagde] hier niet aan voldoet, met een maximum van € 2.000,00;
4.4.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te verstrekken de stukken die ten grondslag liggen aan de omzetberekening als vermeld in artikel 2 van bijlage 2 van de arbeidsovereenkomst met daarbij een berekening van de aan [eiser] toekomende omzetprovisie, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag dat [gedaagde] hier niet aan voldoet, met een maximum van € 10.000,00;
4.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiser] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 875,58;
4.6.
veroordeelt [gedaagde] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [eiser] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 124,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de voldoening;
4.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.P.M. Straver, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 28 september 2022.