2.4.[verzoeker] verzoekt in deze procedure, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het volgende:
een verklaring voor recht dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd op 1 april 2022;
voor zover de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is geëindigd op 1 april 2022, de ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:671c lid 1 BW;
betaling van het achterstallige loon van € 3.79320 bruto exclusief vakantietoeslag over de periode 2 augustus 2020 tot en met 1 april 2022;
betaling van de gewerkte overuren van € 7.624,35 bruto exclusief vakantietoeslag over de periode september 2021 tot en met maart 2022;
betaling van de vakantietoeslag van € 926,49;
betaling van € 1.461,60 als vergoeding voor niet opgenomen vakantiedagen;
betaling van de wettelijke verhoging van 50% van € 5.872,42 over het volledig achterstallig brutoloon inclusief de overuren van september 2021 tot en met maart 2022;
betaling van de wettelijke rente van € 246,88;
betaling van de wettelijke transitievergoeding van € 1.177,08 bruto;
betaling van een gefixeerde schadevergoeding van € 2.288,24 bruto op grond van artikel 7:677 lid 2 juncto lid 3 sub a BW;
voor zover van toepassing, een onkostenvergoeding voor telefoonkosten;
afgifte van de eindafrekening op straffe van een dwangsom;
veroordeling van [verweerster] in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
[verzoeker] had eerder ook om een billijke vergoeding verzocht, maar dit verzoek heeft hij op de zitting ingetrokken.