ECLI:NL:RBMNE:2022:5071

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 augustus 2022
Publicatiedatum
2 december 2022
Zaaknummer
9790554 UC EXPL 22-2356
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrechtelijke vordering tot betaling van huurachterstand en nevenvorderingen

In deze zaak heeft de besloten vennootschap [eiseres] B.V. de besloten vennootschap [gedaagde] B.V. gedagvaard wegens huurachterstand. [gedaagde] huurde van [eiseres] een kantoorruimte van 31 december 2019 tot en met 31 juli 2021, maar heeft de huurtermijnen over de periode januari 2021 tot en met juli 2021 niet tijdig betaald. [gedaagde] erkent de huurachterstand van € 6.139,50, maar is het niet eens met de nevenvorderingen, waaronder de proceskosten. De kantonrechter heeft op 10 augustus 2022 vonnis gewezen, waarbij de vorderingen van [eiseres] grotendeels zijn toegewezen. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] de huurachterstand moet betalen en dat de procedure niet onnodig is gestart, ondanks dat [gedaagde] heeft aangegeven dat het geschil onderling geregeld had kunnen worden. De kantonrechter heeft de wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten toegewezen aan [eiseres]. Tevens is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.244,19. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en waarmerkt als Europese executoriale titel voor de hoofdsom van € 6.139,50.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9790554 UC EXPL 22-2356 CMR/51145
Vonnis van 10 augustus 2022
inzake
de besloten vennootschap
[eiseres] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats 1] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: J.J. Sikkema,
tegen:
de besloten vennootschap
[gedaagde] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats 2] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
vertegenwoordigd door [A] .

1.De procedure

1.1.
[eiseres] heeft [gedaagde] op 30 maart 2022 gedagvaard. Op de civiele rolzitting van 20 april 2022 heeft de heer [A] , bestuurder van [gedaagde] , hier mondeling antwoord op gegeven. Dit is vastgelegd in een proces-verbaal. Hier heeft [eiseres] schriftelijk op gereageerd met een conclusie van repliek. [gedaagde] heeft daar op haar beurt per e-mail van 11 juli 2022 op gereageerd.
1.2.
Hierna is bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2.Wat is er in deze zaak aan de hand?

2.1.
[gedaagde] heeft van [eiseres] de bedrijfsruimte (kantoorruimte) aan de [adres] in [plaats] gehuurd van 31 december 2019 tot en met 31 juli 2021. De huurprijs was € 2.046,50 per maand.
2.2.
[gedaagde] heeft de maandelijkse huurtermijnen over de periode januari 2021 tot en met juli 2021 van in totaal € 14.325,50 niet (op tijd) betaald. [gedaagde] heeft in of rond augustus 2021 een betaling gedaan van € 8.186,00, maar heeft het resterende bedrag niet betaald. Daarom vordert [eiseres] in deze procedure betaling van de resterende huur van in totaal € 6.139,50, vermeerderd met rente en kosten.
2.3.
[gedaagde] erkent dat zij de huurachterstand moet betalen, maar zij is het niet eens met de nevenvorderingen, waaronder de proceskosten. Zij wil graag een regeling treffen met [eiseres] .

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter zal de vorderingen van [eiseres] grotendeels toewijzen. Hierna wordt toegelicht waarom.
3.2.
[gedaagde] erkent dat zij de huurachterstand moet betalen. In haar e-mail van 11 juli 2022 (conclusie van dupliek) stelt zij weliswaar, zo begrijpt de kantonrechter, dat zij tijdelijk niet heeft kunnen beschikken over het gehuurde, maar zij verbindt daar verder geen consequenties aan, anders dan dat dit reden zou zijn tot het bereiken van een minnelijke schikking. De kantonrechter kan echter niet dwingend aan partijen een betalingsregeling of een schikking opleggen. Een betalingsregeling kan namelijk alleen tussen partijen zelf tot stand worden gebracht. Indien [gedaagde] met betrekking tot het in deze procedure toe te wijzen bedrag een regeling wil treffen, dan zal zij hierover (nogmaals) contact moeten opnemen met (de gemachtigde van) [eiseres] . Een bedrag van € 6.139,50 zal worden toegewezen.
3.3.
[eiseres] vordert wettelijke handelsrente. [gedaagde] is deze wettelijke handelsrente verschuldigd omdat zij de huurtermijnen niet heeft betaald binnen de daarvoor gegeven betalingstermijn van veertien dagen. [eiseres] vordert vanaf 24 maart 2022 de wettelijke handelsrente berekend over € 14.325,50, maar aangezien [gedaagde] in of rond augustus 2021 een betaling heeft gedaan en omdat de kantonrechter ook niet kan achterhalen of het gevorderde bedrag aan wettelijke handelsrente tot en met 23 maart 2022 van € 662,96 over het juiste bedrag berekend is met inachtneming van de betaling van [gedaagde] , zal de wettelijke handelsrente worden toegewezen op de hierna te noemen wijze.
3.4.
[eiseres] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. [eiseres] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Zij heeft namelijk meerdere aanmaningen gestuurd en telefonisch contact gehad met [gedaagde] . De kantonrechter bepaalt het tarief aan buitengerechtelijke incassokosten aan de hand van de toe te wijzen hoofdsom. Daarom zal een bedrag van € 681,98 worden toegewezen.
3.5.
[gedaagde] is het niet eens met de nevenvorderingen, omdat het geschil tussen partijen onderling geregeld had kunnen worden. De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde] hiermee bedoelt dat de procedure onnodig is gestart. Zoals hierboven is vastgesteld, heeft dit geen gevolg voor de verschuldigdheid van de rente en de buitengerechtelijke incassokosten, maar dit zou wel gevolgen kunnen hebben voor de proceskosten. Naar het oordeel van de kantonrechter betekent het feit dat partijen het geschil onderling hadden kunnen regelen echter niet dat [eiseres] de procedure onnodig is gestart. [eiseres] heeft immers meerdere aanmaningen gestuurd en het lag op de weg van [gedaagde] om hier op te reageren en een eventueel voorstel te doen tot het treffen van een regeling. Niet is gebleken dat zij dit eerder heeft gedaan dan na het ontvangen van de dagvaarding. Toen heeft [gedaagde] telefonisch contact opgenomen met [eiseres] , maar partijen hebben kennelijk geen regeling kunnen treffen. Het staat [eiseres] vrij om de procedure voort te zetten indien partijen er onderling niet uit komen.
3.6.
[gedaagde] heeft ongelijk gekregen. Zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 108,19
- griffierecht € 514,00
- salaris gemachtigde €
622,00(2 punten x tarief € 311,00)
Totaal € 1.244,19
3.7.
De gevorderde nakosten worden toegewezen op de hierna te bepalen wijze.
3.8.
Tot slot heeft [eiseres] verzocht om waarmerking van dit vonnis als Europese executoriale titel. Dit verzoek zal worden toegewezen voor de hoofdsom van € 6.139,50, omdat [gedaagde] dit deel van de vorderingen niet heeft betwist. De kantonrechter zal het door EG-verordening nr. 805/2004 voorgeschreven formulier afgeven.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] tegen bewijs van kwijting te betalen € 6.821,48 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 14.325,50 steeds vanaf de vervaldatum van de betreffende termijn tot de voldoening van die termijn;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.244,19, waarin begrepen € 622,00 aan salaris gemachtigde;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [eiseres] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 124,00 aan salaris gemachtigde;
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af;
4.6.
waarmerkt dit vonnis als een Europese executoriale titel in de zin van EG-verordening nr. 805/2004 voor zover het de veroordeling tot betaling van de hoofdsom van € 6.139,50 betreft.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.H. Charbon, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 10 augustus 2022.