ECLI:NL:RBMNE:2022:5070

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 augustus 2022
Publicatiedatum
2 december 2022
Zaaknummer
9709638 UC EXPL 22-1360
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en ontbinding huurovereenkomst

In deze zaak heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eiseres] B.V. [gedaagde] gedagvaard wegens huurachterstand en vorderingen tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. De procedure begon op 16 februari 2022, waarbij [gedaagde] meerdere keren uitstel heeft gevraagd om te reageren op de dagvaarding. Uiteindelijk is de kantonrechter op 10 augustus 2022 tot een uitspraak gekomen. De huurachterstand van [gedaagde] werd vastgesteld op € 847,99, maar de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming werd afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand, hoewel aanwezig, niet ernstig genoeg was om ontbinding te rechtvaardigen, vooral gezien het feit dat [gedaagde] al 17 jaar in de woning huurt en er geen andere aanmerkingen op haar huurderschap waren. Daarnaast werd de vordering tot betaling van toekomstige huurtermijnen afgewezen, omdat de huurovereenkomst niet werd ontbonden. De kantonrechter heeft wel de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten toegewezen aan [eiseres]. [gedaagde] werd veroordeeld tot betaling van in totaal € 1.141,28 aan [eiseres], inclusief proceskosten van € 740,43.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9709638 UC EXPL 22-1360 CMR/51145
Vonnis van 10 augustus 2022
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.,
tegen:
[gedaagde],
wonend in [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
[eiseres] heeft [gedaagde] op 16 februari 2022 gedagvaard. [gedaagde] heeft drie keer uitstel gevraagd om te antwoorden op de dagvaarding. De derde keer is het uitstel niet verleend en heeft de kantonrechter bepaald dat de e-mail van [gedaagde] van 10 mei 2022 met daarin het derde verzoek tot uitstel wordt beschouwd als de conclusie van antwoord. Hier heeft [eiseres] schriftelijk op gereageerd door middel van een conclusie van repliek, waar [gedaagde] op haar beurt met een conclusie van dupliek heeft gereageerd.
1.2.
Hierna is bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[gedaagde] huurt van [eiseres] de woning aan de [adres] in [plaats] . De huurprijs is € 799,33 per maand en moet worden vooruitbetaald.
2.2.
[eiseres] vordert in deze procedure – kort gezegd – ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. Ook vordert zij betaling van de huurachterstand die volgens haar tot en met juni 2022 € 847,99 bedraagt, vermeerderd met de rente en kosten. Dit eist [eiseres] omdat [gedaagde] vaker een huurachterstand heeft laten ontstaan. [gedaagde] is al eerder bij vonnis van 15 september 2021 door de kantonrechter van deze rechtbank veroordeelt tot (onder andere) betaling van een huurachterstand. Aan deze veroordeling heeft [gedaagde] volgens [eiseres] nog niet volledig voldaan.
2.3.
[gedaagde] erkent dat zij door financiële problemen en andere persoonlijke omstandigheden eerder huurachterstanden heeft laten ontstaan, maar volgens [gedaagde] zijn inmiddels alle maandelijkse huurtermijnen betaald, net als het openstaande bedrag met betrekking tot het eerdere vonnis van 15 september 2021. Op persoonlijk vlak gaat het inmiddels beter met [gedaagde] . De vriend van [gedaagde] zal binnenkort bij [gedaagde] gaan wonen en zich op haar adres inschrijven. Dit zal helpen voor de financiële zaken van [gedaagde] . Daarom is [gedaagde] het niet eens met de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning.

3.De beoordeling

Huurachterstand
3.1.
[eiseres] heeft in haar conclusie van repliek een huurspecificatie overgelegd en aan de hand daarvan gesteld dat de huurachterstand tot en met juni 2022 € 847,99 bedraagt. Volgens [gedaagde] zijn alle huurtermijnen inmiddels betaald. Dit heeft zij niet met betaalbewijzen onderbouwd en dit kan daarom niet door de kantonrechter vastgesteld worden. De vordering tot betaling van de huurachterstand zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van € 847,99, berekend tot en met juni 2022. Indien [eiseres] na het indienen van haar conclusie van repliek betalingen van [gedaagde] heeft ontvangen, dan moeten deze vanzelfsprekend in mindering worden gebracht op de betalingsverplichting.
Ontbinding en ontruiming
3.2.
[gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van haar betalingsverplichting door de huurtermijnen niet op tijd te betalen. Op grond van artikel 6:265 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kan [eiseres] dan overgaan tot ontbinding van de overeenkomst, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding niet rechtvaardigt. De vraag die beantwoord moet worden is dus of de tekortkoming van [gedaagde] voldoende ernstig is om ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen.
3.3.
In het geval van herhaalde wanprestatie, waar [eiseres] zich op beroept, worden de ontbinding en de ontruiming in beginsel toegewezen indien de huurachterstand ten minste twee maanden bedraagt en de huurder minder dan een jaar voor de dagvaarding tot betaling van een huurachterstand is veroordeeld. [gedaagde] is op 15 september 2021 al eens veroordeeld tot betaling van een huurachterstand, wat minder dan een jaar geleden is. Ten tijde van de dagvaarding bedroeg de huurachterstand drie maanden. In de loop van deze procedure heeft [gedaagde] haar huurachterstand echter voor een groot deel ingelopen en heeft zij daarnaast ook de lopende huurtermijnen betaald. De huurachterstand bedraagt daarom tot en met juni minder dan twee maanden. Dit is een geringe huurachterstand die geen ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt, ondanks dat [gedaagde] al eens eerder een huurachterstand heeft laten ontstaan. Daarbij speelt ook mee dat [gedaagde] al 17 jaar deze woning huurt en niet is gesteld of gebleken dat er naast de (geringe) huurachterstand andere aanmerkingen zijn op haar als huurder. De ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning zullen daarom worden afgewezen.
Betaling toekomstige huurtermijnen
3.4.
[eiseres] vordert naast de huurachterstand ook betaling van de toekomstige huurtermijnen tot aan de datum van ontbinding. Deze vordering zal worden afgewezen. De huurovereenkomst wordt niet ontbonden en blijft dus bestaan, waardoor [gedaagde] op grond van de huurovereenkomst de huurprijs zal moeten blijven betalen.
Wettelijke rente
3.5.
[eiseres] vordert tot 16 februari 2022 een bedrag van € 3,13 aan wettelijke rente. [gedaagde] heeft hier geen verweer tegen gevoerd. De kantonrechter zal dit bedrag dan ook toewijzen.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.6.
[eiseres] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. [eiseres] heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag van € 290,16 aan buitengerechtelijke incassokosten (inclusief BTW) komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
Proceskosten
3.7.
[gedaagde] heeft grotendeels ongelijk gekregen. Zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 127,43
- griffierecht € 365,00
- salaris gemachtigde €
248,00(2 punten x tarief € 124,00)
Totaal € 740,43

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] tegen bewijs van kwijting te betalen € 1.141,28 met de wettelijke rente over € 1.897,99 vanaf 16 februari 2022 tot de voldoening, waarbij rekening wordt gehouden met de tussentijdse betalingen;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 740,43, waarin begrepen € 248,00 aan salaris gemachtigde;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A. van Steenbeek, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 10 augustus 2022.