10. De minister heeft de zoekslag naar aanleiding van wat eiser in bezwaar en tijdens de hoorzitting naar voren heeft gebracht uiteengezet. Gelet op de reikwijdte van het Wob-verzoek en de uiteenzetting over de zoekslag komt het standpunt van de minister dat er niet meer documenten onder de minister berusten, niet ongeloofwaardig voor. Ook is er geen aanleiding om de zoekslag zoals door de minister beschreven op voorhand al te summier te vinden. Het is dus, gelet op de hiervoor aangehaalde rechtspraak, aan eiser om concreet te maken dat er meer documenten zijn die onder de minister moeten berusten en dat de zoekslag dus niet compleet is geweest. Dat heeft hij niet gedaan, terwijl niet is gebleken dat dit niet van hem verwacht mocht worden. Immers, ondanks dat hij ook bij andere bestuursorganen over dit onderwerp Wob-verzoeken heeft gedaan, heeft hij geen enkel concreet document genoemd dat onder de reikwijdte van dit verzoek zou moeten vallen, maar op de inventarislijst van de minister ontbreekt.
11. Het standpunt van eiser dat hij veel meer informatie over de zoekslag zou moeten krijgen van de minister om diepgaander inzicht te hebben in die zoekslag, maakt niet dat de rechtbank, zonder dat eiser daarvoor concrete aanknopingspunten geeft, tot de conclusie komt dat de zoekslag van de minister niet deugt en over moet. Het is aan eiser om het gestelde tekort aan zoekresultaten te concretiseren, voordat de rechtbank louter vanwege de gebruikte zoekmethode, de minister kan opdragen een nieuwe zoekslag te verrichten. De beroepsgrond van eiser slaagt daarom niet.
Toepassing van de weigeringsgrond artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob
12. Eiser heeft naar voren gebracht dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob op de gevonden documenten heeft toegepast. Dat sprake zou zijn van benadeling van een derde, laat staan van onevenredige benadeling, is volgens hem niet voldoende onderzocht en toegelicht. Eiser wijst er in dit verband nog op dat de minister in het primaire besluit heeft gezegd dat er bedrijfsvertrouwelijke gegevens zijn weggelakt, terwijl hij die term als motivering in bezwaar laat vallen. Artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob, is de weigeringsgrond die gaat over bedrijfsvertrouwelijk informatie. Deze weigeringsgrond wordt echter restrictief toegepast en is hier niet van toepassing. De minister heeft het woord bedrijfsvertrouwelijke gegevens weliswaar in bezwaar geschrapt, maar houdt wel vast aan de weigeringsgrond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob. Dit getuigt volgens eiser van willekeur.
13. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister alleen op een passage uit document 29 de weigeringsgrond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob heeft toegepast. De minister heeft dat op goede gronden gedaan. Hij heeft in het bestreden besluit voldoende toegelicht dat het weliswaar niet gaat om bedrijfs- en fabricagegegevens zoals bedoeld in artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob, maar dat het wel gegevens zijn waarvan de openbaarmaking onevenredig benadelend is voor ChipSoft. Het gaat namelijk om een prijsmodel. De minister heeft het belang van ChipSoft bij weigering van openbaarmaking van dat prijsmodel in deze situatie zwaarder mogen wegen dan het algemeen belang dat is gebaat bij openbaarheid. De beroepsgrond van eiser slaagt dus niet.
Toepassing van de weigeringsgrond artikel 11 van de Wob
14. Eiser vindt dat de minister ook onjuiste toepassing heeft gegeven aan de weigeringsgrond van artikel 11 van de Wob. Het gaat om de integrale weigering document 14 openbaar te maken. Document 14 is een conceptversie van document 18 dat de minister – behalve de gegevens die de persoonlijke levenssfeer van anderen betreffen - wel openbaar heeft gemaakt. Een aan een eindversie onderliggend concept bevat volgens eiser geen persoonlijke beleidsopvattingen, omdat het nu juist is opgesteld om uiteindelijk openbaar te maken. Bovendien gaat de minister voorbij aan de brief van 30 april 2021 van minister Ollongren aan de Tweede Kamer,waarin het nieuwe beleid is neergelegd om artikel 11 van de Wob terughoudender toe te passen dan voorheen het geval was. Dit nieuwe beleid had volgens eiser moeten leiden tot een aanvulling op het bestreden besluit. De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat de destijds actuele landelijke Wob-leidraad op het verzoek is toegepast.