ECLI:NL:RBMNE:2022:5063

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
2 december 2022
Zaaknummer
C/16/531754 / HA ZA 21-810
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling hypotheekrente afgewezen wegens onvoldoende bewijs van te hoge renteopslag

In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eisers c.s.] en Regiobank. [Eisers c.s.] vorderde terugbetaling van te veel betaalde hypotheekrente, die volgens hen het gevolg was van een onjuiste risicoklasse-indeling door Regiobank. De rechtbank heeft vastgesteld dat [eisers c.s.] in 1997 een hypothecaire geldlening heeft afgesloten en in de daaropvolgende jaren verschillende wijzigingen en verhogingen heeft doorgevoerd. Regiobank heeft in 2008 de hypotheekportefeuille van WestlandUtrecht Hypotheekbank N.V. overgenomen en in 2010 heeft [eisers c.s.] de lening verhoogd voor een verbouwing.

De rechtbank heeft de vorderingen van [eisers c.s.] afgewezen, omdat niet is aangetoond dat Regiobank te veel renteopslag heeft doorberekend. De rechtbank heeft de verschillende periodes van de hypothecaire leningen beoordeeld, maar concludeerde dat er geen bewijs was dat de risicoklasse-indeling onjuist was en dat de door Regiobank gehanteerde renteopslagen correct waren. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de foutief vermelde woningwaarde geen invloed heeft gehad op de rente die aan [eisers c.s.] is doorberekend.

Als gevolg van deze afwijzing is [eisers c.s.] veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 3.518,00, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de vorderingen van [eisers c.s.] in hun geheel afgewezen, inclusief de nevenvorderingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/531754 / HA ZA 21-810
Vonnis van 23 november 2022
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaten mr. M.D. Kalmijn en mr. G.J. Westerdijk te Leeuwarden,
tegen
de naamloze vennootschap
VOLKSBANK N.V.
tevens handelend onder de naam
Regiobank,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. A.J.M. Hendriks te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eisers c.s.] en Regiobank genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 18,
  • de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 5.
1.2.
Op 11 oktober 2022 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarvan aantekeningen zijn gemaakt door de griffier. Mr. Westerdijk heeft spreekaantekeningen overhandigd en voorgedragen. Partijen hebben geen regeling bereikt en om een vonnis gevraagd. Daarop is bepaald dat vandaag uitspraak zal worden gedaan.

2.Waar gaat het over?

2.1.
[eisers c.s.] heeft in 1997 een (nieuw te bouwen) woning in [woonplaats] gekocht en ter financiering van die aankoop via Regiobank een hypothecaire geldlening afgesloten bij ING Bank N.V.
2.2.
In 2005 heeft [eisers c.s.] via Regiobank een hypothecaire geldlening afgesloten bij WestlandUtrecht Hypotheekbank N.V. onder aflossing van de bestaande hypothecaire geldlening. In dat kader is de woning getaxeerd, waarbij de executiewaarde op € 206.000,00 is gesteld en de marktwaarde op € 225.000,00. In 2008 heeft Regiobank de hypotheekportefeuille van WestlandUtrecht Hypotheekbank N.V. overgenomen.
2.3.
In 2010 heeft [eisers c.s.] de hypothecaire geldlening bij Regiobank met
€ 75.000,00 verhoogd ter financiering van een verbouwing van de woning. In dat kader is de woning opnieuw getaxeerd, waarbij de executiewaarde is bepaald op € 192.500,00 vóór en
€ 225.000,00 na verbouwing en de marktwaarde op € 225.000,00 vóór en € 265.000,00 na verbouwing. In 2015 is voor twee (van de vier) leningdelen een andere rente overeengekomen en € 5.000,00 door [eisers c.s.] afgelost.
2.4.
Bij brief van 3 juni 2019 heeft Regiobank [eisers c.s.] bericht dat het rentepercentage werd gewijzigd, gebaseerd op de marktwaarde van € 134.385,00.
2.5.
[eisers c.s.] stelt dat zij er door die brief achter is gekomen dat in de systemen van Regiobank een te lage marktwaarde van de woning stond vermeld en vervolgens dat Regiobank in de voorgaande jaren de hypothecaire geldleningen van [eisers c.s.] altijd in een te hoge risicoklasse heeft ingedeeld. Daardoor is jarenlang een te hoge renteopslag gehanteerd, zodat [eisers c.s.] ten onrechte meer hypotheekrente heeft betaald. Het totaalbedrag aan te veel betaalde rente is door de belastingadviseur van [eisers c.s.] berekend op € 20.625,71 (productie 12 bij dagvaarding). Regiobank betwist dat [eisers c.s.] te veel hypotheekrente heeft betaald als gevolg van een onjuiste risicoklasse-indeling en weigert dit bedrag aan [eisers c.s.] te betalen.
2.6.
[eisers c.s.] vordert daarom in deze procedure - samengevat - dat de rechtbank:
1. voor recht verklaart
primairdat de rentebetalingen zoals gespecificeerd in productie 12 bij dagvaarding onverschuldigd zijn gedaan, dan wel
subsidiairdat Regiobank te kort is geschoten in de uitvoering van de overeenkomsten tussen partijen, omdat zij haar zorgplicht heeft geschonden, dan wel
meer subsidiairdat Regiobank onrechtmatig jegens [eisers c.s.] heeft gehandeld,
2. Regiobank veroordeelt om de te veel betaalde rente van € 20.625,71, dan wel een door de rechtbank te bepalen bedrag, aan [eisers c.s.] te betalen, te vermeerderen met wettelijke rente,
3. Regiobank veroordeelt om met terugwerkende kracht in haar systemen te zetten dat de marktwaarde van de woning vanaf 2010 € 265.000,00 bedraagt,
4. Regiobank veroordeelt om € 981,26 aan [eisers c.s.] te betalen aan buitengerechtelijke incassokosten,
5. Regiobank veroordeelt in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank is van oordeel dat de vorderingen van [eisers c.s.] moeten worden afgewezen, omdat niet is gebleken dat als gevolg van een te hoge risicoklasse-indeling te veel renteopslag aan haar is doorberekend. Ook is niet gebleken dat de foutief vermelde woningwaarde van invloed is geweest op de aan [eisers c.s.] doorberekende rente.
De rechtbank zal dit oordeel hierna toelichten en daarbij onderscheid maken tussen vier periodes vanwege de wijzigingen in de hypothecaire geldleningen van [eisers c.s.] in 2005, 2010 en 2015.
Periode 1: 1997-2005
3.2.
Vast staat dat [eisers c.s.] in 1997 een hypothecaire geldlening heeft afgesloten, die uit drie leningdelen bestond:
a. leningdeel 1 van fl. 151.000,00 tegen een rente van 6,9% per jaar,
b. leningdeel 2 van fl. 36.000,00 tegen een rente van 6,1% per jaar,
c. leningdeel 3 van fl. 46.000,00 tegen een rente van 7,0% per jaar.
3.3.
[eisers c.s.] gaat er vanuit dat hierbij sprake was van indeling in tariefklassen, zodat op grond daarvan een (te hoge) renteopslag aan haar is doorberekend. Dat uitgangspunt ligt ook ten grondslag aan de berekening van haar belastingadviseur van de vermeende te veel betaalde renteopslag over deze periode. Regiobank bestrijdt de juistheid van dit uitgangspunt. In de door [eisers c.s.] ondertekende hypotheekofferte (productie 6 bij dagvaarding) is niet opgenomen dat sprake is van een indeling in tariefklassen. [eisers c.s.] heeft niet onderbouwd waarom niet van deze overeenkomst kan worden uitgegaan. In de overige stukken is ook geen steun te vinden voor de opvatting van [eisers c.s.] dat er in deze periode een risicoklassering is toegepast. Het gevorderde ten aanzien van deze periode moet daarom al worden afgewezen. Het verweer van Regiobank dat niet zij maar ING Bank N.V. moet worden aangesproken voor mogelijk te veel betaalde rente in deze periode en dat die vordering is verjaard, behoeven dan ook geen bespreking meer.
Periode 2: 2005-2010
3.4.
Vast staat dat [eisers c.s.] in 2005 een hypothecaire geldlening heeft afgesloten die uit twee leningdelen bestond:
a. leningdeel 1 van € 68.500,00 tegen een variabele rente gebaseerd op het 1-maands Euribor-tarief plus een vaste opslag van 1,1% per jaar,
b. leningdeel 2 van € 47.500,00 tegen een variabele rente gebaseerd op het 1-maands Euribor-tarief plus een vaste opslag van 0,9% per jaar.
3.5.
[eisers c.s.] gaat er vanuit dat ook hierbij sprake was van indeling in tariefklassen met bijbehorende renteopslag en op dat uitgangspunt is ook de berekening van haar belastingadviseur over deze periode gebaseerd. Regiobank betwist de juistheid van dit uitgangspunt. In de door [eisers c.s.] ondertekende hypotheekofferte (productie 1 bij conclusie van antwoord) is niet opgenomen dat sprake is van een indeling in tariefklassen. [eisers c.s.] heeft niet onderbouwd waarom niet van deze overeenkomst kan worden uitgegaan. Uit de overige stukken blijkt ook niet dat er in deze periode een risicoklassering is toegepast. Er is conform de overeenkomst wel een vaste opslag gehanteerd, maar volgens Regiobank is in plaats van de overeengekomen opslag van 1,1% per jaar bij leningdeel 1 en 0,9% per jaar bij leningdeel 2 vanaf 2008 een lagere opslag door Regiobank doorberekend. Dit volgt ook uit het overgelegde renteoverzicht (productie 2 bij conclusie van antwoord). [eisers c.s.] heeft hier niets tegenover gesteld waaruit blijkt dat zij meer dan de daarin opgenomen renteopslag heeft betaald.
Periode 3: 2010-2015
3.6.
Vast staat dat [eisers c.s.] de hiervoor in 3.4. genoemde hypothecaire geldlening in 2010 heeft verhoogd door toevoeging van twee leningdelen:
c. leningdeel 3 van € 50.000,00 tegen een (Plafond)rente van 3,85% per jaar,
d. leningdeel 4 van € 25.000,00 tegen een (Plafond)rente van 3,85% per jaar.
3.7.
Ten aanzien van leningdelen 1 en 2 gaat dezelfde redenering op als voor de vorige periode. In de ondertekende hypotheekofferte en in de overige stukken zijn geen aanknopingspunten te vinden dat er in deze periode een risicoklassering met daaruit voortvloeiende renteopslag is toegepast. Volgens Regiobank is ook in deze periode deels een te lage vaste opslag aan [eisers c.s.] doorberekend. Dat volgt ook uit het overgelegde renteoverzicht. Uit niets blijkt dat [eisers c.s.] meer dan deze opslag heeft betaald.
3.8.
Bij leningdelen 3 en 4 was wel sprake van indeling in tariefklassen, zoals blijkt uit de door [eisers c.s.] ondertekende hypotheekofferte (productie 8 bij dagvaarding). Het rentepercentage voor een basishypotheek was 3,65% per jaar en daarbij heeft Regiobank een opslag gehanteerd van 0,2% per jaar die hoort bij indeling in de tariefklasse Tophypotheek. Uit de door Regiobank gepubliceerde rentetarieven 2010 (productie 3 bij conclusie van antwoord) blijkt dat de klasse Tophypotheek van toepassing was als de berekening waarde van de hypotheekschuld gedeeld door de executiewaarde van de woning maal 100% uitkwam op 75% tot 100% van de executiewaarde. Dat was bij [eisers c.s.] het geval, uitgaande van de totale schuld van € 191.000,00 en de in 2010 getaxeerde executiewaarde van de woning van € 192.500,00 vóór verbouwing dan wel € 225.000,00 na verbouwing.
3.9.
Volgens [eisers c.s.] heeft Regiobank in werkelijkheid een hogere opslag gehanteerd die hoort bij indeling in de tariefklasse Supertophypotheek. Ter onderbouwing heeft zij verwezen naar een e-mail van haar tussenpersoon aan Regiobank van 8 juli 2015 (productie 16 bij dagvaarding) waarin is vermeld
“De tariefstelling kan dan van Supertop naar Top”en een e-mail van Regiobank aan [eisers c.s.] van 13 mei 2020 (productie 14 bij dagvaarding) waarin is opgenomen
“Uw leningdelen 1 en 2 zijn in 2015 omgezet naar de renteklasse Top, deel 3 en 4 bij ingang van uw hypotheekofferte.”. [eisers c.s.] leidt daaruit af dat Regiobank de indeling toen dus heeft bijgesteld van Supertophypotheek naar Tophypotheek.
3.10.
De rechtbank volgt [eisers c.s.] hierin niet. Uit productie 16 blijkt dat de e-mail van de tussenpersoon zag op de wens van [eisers c.s.] om de Plafondrente van leningdelen 3 en 4 om te zetten naar Budgetrente per 1 september 2015. De tussenpersoon heeft in dat verband onder meer geschreven:
“(…) Er is inmiddels een verzoek bij u gedaan tot een extra aflossing van € 5.000,00 Hierdoor wordt de totale hypotheek bedrag na deze aflossing € 186.000,00 De tariefstelling kan dan van Supertop naar Top (…) Wij verzoeken u met vorenstaande akkoord te gaan om de indeling in het tarief te kunnen realiseren (…)”Hieruit valt op te maken dat de correspondentie ging over de indeling van de hypothecaire geldlening van [eisers c.s.] na de renteaanpassing bij leningdelen 3 en 4. Door een extra aflossing van € 5.000,00 kon deze volgens de toen geldende regels in tariefklasse Tophypotheek worden ingedeeld. Dit wordt bevestigd door het tweede deel van de in 3.9. aangehaalde zin uit productie 14. Het eerste deel van die zin ziet op een fout van Regiobank, die later is hersteld. Daarop zal de rechtbank hierna ingaan. Uit deze door [eisers c.s.] aangehaalde e-mails blijkt niet dat er een opslag is gehanteerd die hoort bij tariefklasse Supertophypotheek.
Periode 4: 2015-heden
3.11.
Na aanpassing gold per september 2015 voor leningdelen 3 en 4 een rente van 2,39% per jaar vermeerderd met een door Regiobank gehanteerde opslag van 0,1% per jaar die hoort bij indeling in de tariefklasse Tophypotheek. Uit de door Regiobank gepubliceerde rentetarieven 2015 (productie 4 bij conclusie van antwoord) blijkt dat de klasse Tophypotheek van toepassing was als de berekening waarde van de hypotheekschuld gedeeld door de marktwaarde van de woning maal 100% uitkwam op 66% tot en met 88% van de marktwaarde. Dat was bij [eisers c.s.] het geval, uitgaande van de totale schuld van € 186.000,00 en de in 2010 getaxeerde marktwaarde van € 225.000,00 vóór verbouwing dan wel € 265.000,00 na verbouwing.
3.12.
Volgens [eisers c.s.] heeft Regiobank vanaf 2015 in werkelijkheid een hogere opslag gehanteerd die hoort bij indeling in de tariefklasse Supertophypotheek. Nu [eisers c.s.] deze stelling niet heeft onderbouwd, gaat de rechtbank daaraan voorbij. Hetzelfde geldt voor de stelling van [eisers c.s.] dat de hypothecaire geldlening gelet op de na 2015 gedane aflossingen mogelijk in de lagere klasse Basishypotheek valt, waarbij een lagere risico-opslag hoort.
3.13.
Regiobank erkent dat zij vanaf 2015 ten aanzien van leningdelen 1 en 2 ten onrechte dezelfde opslag van 0,1% per jaar heeft gehanteerd, terwijl op die leningdelen geen risicoklassering van toepassing was. Uit het door Regiobank overgelegde renteoverzicht (productie 2 bij conclusie van antwoord) blijkt evenwel dat [eisers c.s.] daardoor niet meer rente-opslag heeft betaald dat was overeengekomen. De overeengekomen vaste opslag bedroeg namelijk voor leningdeel 1 1,1% per jaar en voor leningdeel 2 0,9% per jaar en er is bij beide leningdelen sinds 2015 een opslag van 0,9% doorberekend. [eisers c.s.] heeft hier niets tegenover gesteld waaruit blijkt dat zij meer dan deze opslag heeft betaald.
Conclusie
3.14.
De rechtbank komt tot de slotsom dat er geen grond is voor terugbetaling van enig bedrag aan betaalde rente, omdat niet is komen vast te staan dat aan [eisers c.s.] te veel renteopslag is doorberekend. De vorderingen die daarop zien, moeten daarom worden afgewezen. Het gevorderde ten aanzien van de woningwaarde zal ook worden afgewezen. Regiobank heeft de woningwaarde in haar systemen aangepast naar € 225.000,00, de in 2010 getaxeerde marktwaarde vóór verbouwing. Niet is gebleken dat de daarvoor foutief vermelde woningwaarde van invloed is geweest op de aan [eisers c.s.] doorberekende rente. Verder heeft [eisers c.s.] niet onderbouwd dat en welke verbouwing aan de woning is uitgevoerd, zodat de in 2010 vooraf getaxeerde marktwaarde na verbouwing van
€ 265.000,00 is gerealiseerd. De hantering van de waarde voor of na verbouwing maakte voor de (indeling in) rente(klasse) geen verschil. De overige nevenvordering worden ook afgewezen.
Proceskosten
3.15.
[eisers c.s.] krijgt ongelijk en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Regiobank worden begroot op:
- griffierecht € 2.076,00
- salaris advocaat
1.442,00(2,0 punten × tarief € 721,00)
Totaal € 3.518,00
3.16.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met inachtneming van de in 4.2. vermelde termijn.
3.17.
De gevorderde nakosten en wettelijke rente daarover zullen worden toegewezen op de wijze zoals in 4.3. is vermeld.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
veroordeelt [eisers c.s.] in de proceskosten, aan de zijde van Regiobank tot op vandaag begroot op € 3.518,00, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
4.3.
veroordeelt [eisers c.s.] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 157,00 aan salaris advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
- te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eisers c.s.] niet binnen veertien dagen na aanschrijving door Regiobank volledig aan dit vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na de betekening tot de dag van volledige betaling,
4.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G.F. van der Kraats en in het openbaar uitgesproken door mr. A.F. Hermans op 23 november 2022. [1]

Voetnoten

1.type: ID/4198