ECLI:NL:RBMNE:2022:5062

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 december 2022
Publicatiedatum
2 december 2022
Zaaknummer
22/1611
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor dakopbouw in strijd met goede ruimtelijke ordening

Op 2 december 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, eigenaar van een pand in Utrecht, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een zelfstandige woning op de tweede verdieping en het wijzigen van de kap van het dak. Het college weigerde deze vergunning in een besluit van 8 juni 2021, waarop eiseres bezwaar maakte. Het college verklaarde de bezwaren gedeeltelijk gegrond, maar handhaafde de weigering van de omgevingsvergunning in een bestreden besluit van 18 februari 2022. Eiseres ging hiertegen in beroep.

De rechtbank heeft het beroep op 23 september 2022 behandeld. De rechtbank oordeelde dat het college bij zijn besluitvorming beleidsruimte heeft en dat het in redelijkheid tot de conclusie kon komen dat het bouwplan in strijd was met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank stelde vast dat het pand van eiseres deel uitmaakt van een eenheid met andere panden en dat het bouwplan zou afwijken van de bestaande architectonische eenheid, wat het straatbeeld zou verstoren. De rechtbank volgde de motivering van het college dat het toestaan van de afwijking een onwenselijk precedent zou scheppen.

De rechtbank concludeerde dat de weigering van de omgevingsvergunning in stand blijft, omdat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het bouwplan stedenbouwkundig onwenselijk is. Eiseres kreeg geen vergoeding van haar proceskosten en het griffierecht werd niet teruggegeven. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1611

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 december 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. G.H. Schoorl),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht(het college)
(gemachtigde: mr. R.H.M. Sipman).

Inleiding

Eiseres is eigenaar van het pand aan de [adres 1] in Utrecht. Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen en handelen in strijd met regels van ruimtelijke ordening. [1] In de aanvraag wordt toegelicht dat het bouwplan ziet op het creëren van een zelfstandige woning op de tweede verdieping en het wijzigen van de kap van het dak. Het college heeft deze omgevingsvergunning geweigerd in het besluit van 8 juni 2021 (het primaire besluit).
Met het bestreden besluit van 18 februari 2022 heeft het college de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit gedeeltelijk gegrond verklaard en voor het overige ongegrond verklaard. Het primaire besluit wordt deels herroepen. De geweigerde omgevingsvergunning is in het bestreden besluit in stand gelaten.
Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en heeft beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 23 september 2022 op zitting behandeld. Namens eiseres is de gemachtigde van eiseres verschenen en [A] als vertegenwoordiger van eiseres. Ook is namens eiseres [B] verschenen, bouwkundig ingenieur. Tot slot is de gemachtigde van het college verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Het bestreden besluit
In het primaire besluit is de omgevingsvergunning geweigerd omdat het college een extra woning op de locatie niet wenselijk vindt. Ook vindt het college het bouwplan in strijd met een goede ruimtelijke ordening omdat het bouwplan niet in overeenstemming is met het straatbeeld.
In het bestreden besluit heeft het college de bezwaren van eiseres gedeeltelijk gegrond verklaard. In het bezwaarschrift heeft eiseres toegelicht dat zij niet van plan is om een extra woning te realiseren. Eiseres heeft toegelicht dat zij met het bouwplan alleen een vergroting van de kapverdieping wil realiseren. Om die reden heeft het college het bezwaar tegen de weigering van de omgevingsvergunning voor het realiseren van een extra woning gegrond verklaard. Op dit onderdeel is het primaire besluit herroepen.
De weigering van de omgevingsvergunning voor het vergroten van de kapverdieping is in stand gelaten omdat het college het bouwplan stedenbouwkundig niet wenselijk vindt. In 2006 is de huidige dakopbouw zonder vereiste omgevingsvergunning gerealiseerd. De afdeling stedenbouw gaat bij zijn beoordeling uit van de situatie zoals die gold voordat de dakopbouw was gerealiseerd. In de stedenbouwkundige beoordeling wordt de gewenste nieuwe situatie vergeleken met de legale situatie van voor 2006. In dat kader vindt de afdeling stedenbouw het bouwplan niet wenselijk omdat de beoogde dakopbouw afbreuk doet aan het bebouwingsbeeld van de rij vanwege de geveloptrekking. Daarnaast is de kap aan de achterzijde van het pand ook niet meer herkenbaar na realisatie van het bouwplan. Ook zorgt het bouwplan volgens het college voor een verrommeling van het straatbeeld. Het bouwplan is volgens het college om die redenen in strijd met een goede ruimtelijke ordening.
Het geschil
Eiseres is van mening dat het besluit onzorgvuldig is voorbereid omdat in de stedenbouwkundige beoordeling geen afweging is gemaakt ten aanzien van uitbouwen in de rij, waar het pand van eiseres ook onderdeel van uitmaakt. Dat het bouwplan mogelijk zorgt voor extra verrommeling van het straatbeeld is volgens eiseres geen reden om de omgevingsvergunning te weigeren aangezien er in de [locatie] al veel verrommeling is door de al aanwezige bouwwerken.
Toetsingskader
Voor het pand van eiseres geldt de beheersverordening “De Meern Noord, Maximapark, Vogelenbuurt, Wittevrouwen” (de beheersverordening). Het bouwplan is in strijd met artikel 3, onder a en b van de Beheersverordening. Volgens dit artikel mogen bestaande bouwwerken worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie. Met het bouwplan worden de afmetingen van het pand vergroot.
Eiseres heeft een omgevingsvergunning aangevraagd in strijd met de beheersverordening. Het college kan een omgevingsvergunning verlenen voor een activiteit die in strijd is met de beheersverordening als die activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. [2]
7. De rechtbank stelt voorop dat het college bij zijn besluitvorming over aanvragen die in strijd zijn met een beheersverordening beleidsruimte heeft. Als het college van mening is dat het bouwplan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, kan hij ervoor kiezen om zijn bevoegdheid tot afwijking van de beheersverordening al dan niet te gebruiken. De rechtbank toetst of het college met de motivering van het bestreden besluit en bij een afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.
Oordeel rechtbank
8. In het bestreden besluit is toegelicht dat het college het met eiseres eens is dat het pand onderdeel uitmaakt van een grotere rij van panden. Binnen deze rij van (voornamelijk) woningen, bevinden zich echter vanuit stedenbouwkundig oogpunt ook eenheden van woningen. De buurt waarin het pand van eiseres ligt, kenmerkt zich door deze verschillende eenheden binnen een rij. Deze eenheden kenmerken zich doordat de woningen binnen een eenheid eenzelfde goothoogte, nokhoogte en dakvorm delen. Deze verschillende eenheden binnen een rij verschillen onderling van elkaar. Deze onderlinge verschillen tussen de eenheden zorgen voor het stedenbouwkundige beeld ter plaatse. Het college vindt deze eenheden, binnen het grotere geheel, waardevol voor het straatbeeld. Het college vindt het onwenselijk om binnen een eenheid woningen te hebben die afwijken van de overige woningen die zich binnen dezelfde eenheid bevinden. Er is namelijk geen sprake meer van kenmerkende eenheden in het straatbeeld als een woning in een eenheid afwijkt van de andere woningen in dezelfde eenheid. Als het college deze afwijking zou toestaan schept het een onwenselijk precedent dat ertoe kan leiden dat de verschillende eenheden binnen de rij in het straatbeeld verdwijnen. De rechtbank kan deze motivering volgen.
9. Het pand van eiseres bevindt zich in een eenheid met de panden aan de [adres 2] , [adres 3] en [adres 4] . Het pand van eiseres sloot in de oude situatie (voor illegale verbouwing) qua goothoogte, nokhoogte en dakvorm aan op deze panden. Met het bouwplan zal het pand van eiseres afwijken van de andere panden binnen de eenheid. De rechtbank is van oordeel dat het college, gelet op overweging 8, zich in redelijkheid op het standpunt mocht stellen dat het bouwplan stedenbouwkundig onwenselijk is. Ook de geveloptrekking aan de achterzijde van het pand heeft het college mogen betrekken in dat oordeel. In de mogelijke verrommeling van het straatbeeld door bebouwing bij andere panden in de straat, hoeft het college geen reden te zien om mee te werken aan verdere verrommeling van het straatbeeld. Daar komt bij dat het onduidelijk is op welke bebouwing eiseres doelt en of deze bebouwing legaal is. De beroepsgrond slaagt niet.
10. Het college heeft zich in redelijkheid op het standpunt mogen stellen dat het bouwplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, en om die reden de omgevingsvergunning mogen weigeren.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de geweigerde omgevingsvergunning in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van mr. T.E.G. van Heukelom, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 december 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
2.Op grond van artikel 2.12, eerste lid, van de Wabo, in combinatie met artikel 4, lid 1 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht.