ECLI:NL:RBMNE:2022:5061

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 november 2022
Publicatiedatum
2 december 2022
Zaaknummer
UTR 22/802
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak en einduitspraak inzake verzoek om kwijtschelding van terugvordering door het Uwv

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de kwijtschelding van een terugvordering. Eiseres had verzocht om kwijtschelding van een openstaande terugvordering, maar het Uwv had dit verzoek afgewezen. In een eerdere tussenuitspraak op 16 september 2022 oordeelde de rechtbank dat het Uwv ten onrechte had gesteld dat eiseres niet in aanmerking kwam voor kwijtschelding omdat zij nog niet 50% van haar vordering had afgelost. De rechtbank stelde het Uwv in de gelegenheid om het gebrek in de besluiten te herstellen, maar het Uwv heeft aangegeven geen gebruik te willen maken van deze mogelijkheid. De rechtbank heeft in de einduitspraak bevestigd dat de 50%-regel niet van toepassing is in het geval van eiseres en heeft het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank heeft het Uwv opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres, rekening houdend met de eerdere uitspraak. Tevens is het Uwv veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/802

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 november 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.R.A. Rutten),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. E. Witte).

Inleiding

In het besluit van 4 augustus 2021 (het primair besluit) heeft het Uwv het verzoek van eiseres om kwijtschelding van een nog openstaande terugvordering afgewezen.
In het besluit van 7 januari 2022 (het bestreden besluit I) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft hier beroep tegen ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het Uwv heeft op 25 augustus 2022 een nieuw besluit op bezwaar genomen (het bestreden besluit II). Het beroep van eiseres is van rechtswege gericht tegen dit besluit. [1]
De rechtbank heeft het beroep op 16 september 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
In de tussenuitspraak van 16 september 2022 (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank het Uwv in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, het geconstateerde gebrek in de bestreden besluiten te herstellen.
Het Uwv heeft in reactie op de tussenuitspraak laten weten geen gebruik te willen maken van de gelegenheid om het gebrek te herstellen. Eiseres heeft hierop een schriftelijke zienswijze ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). [2]
De tussenuitspraak en de reactie van het Uwv
2. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat het Uwv niet heeft onderkend dat er wel een bevoegdheid is om de vordering van eiseres kwijt te schelden. De voorwaarde dat er 50% van de oorspronkelijke vordering moet zijn afgelost, zoals opgenomen in artikel 4.1.2 van de Beleidsregel terug- en invordering (de Beleidsregel), is hier niet van toepassing. Dat artikel schrijft namelijk voor onder welke voorwaarden het Lisv ambtshalve beoordeelt of iemand in aanmerking komt voor kwijtschelding, terwijl het in deze zaak gaat om een verzoek van eiseres aan het Uwv om kwijtschelding van haar vordering, en niet om de vraag of het Lisv ambtshalve moet beoordelen of eiseres in aanmerking komt voor kwijtschelding. De rechtbank heeft het Uwv in de gelegenheid gesteld om te beoordelen of hij alsnog gebruik wil maken van de bevoegdheid om de vordering op eiseres kwijt te schelden.
3. Het Uwv heeft op 10 oktober 2022 laten weten dat hij geen gebruik maakt van de gelegenheid om het gebrek te herstellen. Volgens het Uwv is de voorwaarde dat 50% van de oorspronkelijke vordering moet zijn afgelost ook van toepassing in het geval van eiseres en aan die voorwaarde heeft zij nog niet voldaan. Het kwijtscheldingsverzoek is dus terecht afgewezen, aldus het Uwv.
4. Uit de reactie van het Uwv leidt de rechtbank af dat het Uwv het niet eens is met het oordeel in de tussenuitspraak. De rechtbank ziet in de reactie van het Uwv geen reden om terug te komen op de tussenuitspraak.
Gevolgen voor de beroepen
Het beroep tegen het bestreden besluit I
5. Op de zitting heeft het Uwv toegelicht dat het bestreden besluit II in de plaats is gekomen van het bestreden besluit I. Eiseres heeft dus geen procesbelang meer bij beoordeling van het bestreden besluit I. Daarom verklaart de rechtbank het beroep tegen dat besluit niet-ontvankelijk.
Het beroep tegen het bestreden besluit II
6. Eiseres heeft nog wel procesbelang bij een beoordeling van het bestreden besluit II. Omdat het geconstateerde gebrek niet is hersteld, verklaart de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit II gegrond en vernietigt het bestreden besluit II wegens strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel uit artikel 3:2 van de Awb. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtgevolgen in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat de rechtmatige uitkomst naar de huidige stand van zaken nog te veel open ligt. De reden daarvoor is dat het Uwv geen poging heeft ondernomen het gebrek te herstellen. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een tweede bestuurlijke lus toe te passen, omdat het Uwv heeft aangegeven het niet eens te zijn met het oordeel in de tussenuitspraak. De rechtbank zal het Uwv daarom opdragen een nieuw besluit te nemen rekening houdend met deze uitspraak en de tussenuitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken. De rechtbank merkt op dat deze termijn pas begint nadat de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt is verstreken of, indien hoger beroep wordt ingesteld, nadat op het hoger beroep is beslist.
7. Voor zover in de tussenuitspraak niet alle beroepsgronden zijn besproken, zoals het beroep van eiseres op het evenredigheidsbeginsel, heeft dat te maken met het geconstateerde gebrek. Beoordeling van die beroepsgronden is pas aan de orde als het Uwv heeft beslist of hij gebruik wil maken van de bevoegdheid om de vordering van eiseres kwijt te schelden. Het Uwv heeft dat nu nog niet gedaan, omdat hij vindt dat die bevoegdheid er niet is. Daarom komt de rechtbank ook in deze uitspraak niet toe aan een beoordeling van deze beroepsgronden.
Griffierecht en proceskostenvergoeding
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het Uwv aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
9. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Het Uwv moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 4.5 punt op (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 541,-, 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting met een waarde per punt van € 541,-, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,-, 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 759,-), en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus met een waarde per punt van € 759,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 2.979,50.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk;
 verklaart het beroep tegen het bestreden besluit II gegrond;
 vernietigt het bestreden besluit II;
 draagt het Uwv op binnen zes weken nadat deze uitspraak gezag van gewijsde heeft gekregen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak en de tussenuitspraak;
 draagt het Uwv op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden;
 veroordeelt het Uwv de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.979,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van mr. P.J. Naus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 november 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak/tussenuitspraken, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Bijvoorbeeld de uitspraak van 15 augustus 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX4694.