ECLI:NL:RBMNE:2022:505

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 januari 2022
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
UTR 21/4234
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag indicatie Wet langdurige zorg wegens gebrek aan blijvende noodzaak voor zorg in de nabijheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een persoon die een indicatie voor zorg op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz) heeft aangevraagd, en Centrum Indicatiestelling Zorg als verweerder. Eiser had zijn aanvraag voor een indicatie op grond van de Wlz op 6 mei 2021 ingediend, maar deze was afgewezen. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 10 september 2021 ongegrond verklaard, waarna eiser beroep instelde bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 11 januari 2022, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en zijn zoon aanwezig was. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag van eiser was afgewezen op basis van de vastgestelde grondslag somatiek, terwijl de grondslag psychogeriatrie niet kon worden vastgesteld. Eiser voerde aan dat er onvoldoende medisch onderzoek was verricht en dat er geen contact was geweest met de casemanager dementie, wat volgens hem de besluitvorming onzorgvuldig maakte.

De rechtbank concludeerde echter dat de medische adviezen die aan de besluitvorming ten grondslag lagen zorgvuldig waren opgesteld. De rechtbank oordeelde dat er geen aanwijzingen waren dat de medische adviezen onzorgvuldig waren, ondanks het feit dat er geen contact was geweest met de casemanager. De rechtbank stelde vast dat eiser niet voldeed aan de criteria voor Wlz-zorg, omdat er geen blijvende noodzaak voor 24 uur zorg in de nabijheid was aangetoond. De rechtbank wees het verzoek van eiser om een medische deskundige aan te stellen af, omdat hij voldoende gelegenheid had gehad om medische stukken in te dienen.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag voor de indicatie Wlz in stand bleef. De rechtbank concludeerde dat eiser niet in aanmerking kwam voor de gevraagde zorg, omdat de vastgestelde grondslag somatiek niet leidde tot de noodzaak voor 24 uur zorg in de nabijheid.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4234

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 januari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. S. Wortel),
en

Centrum Indicatiestelling Zorg, verweerder

(gemachtigde: mr. J.E. Koedood).

Procesverloop

In het besluit van 6 mei 2021 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een indicatie op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) afgewezen.
In het besluit van 10 september 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 11 januari 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Tevens is verschenen de heer [A] , zoon van eiser. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen. Er is bij eiser de grondslag somatiek vastgesteld. De grondslag psychogeriatrie kon (nog) niet worden vastgesteld. Bij eiser is geen sprake van een blijvende noodzaak voor 24 uur zorg in de nabijheid of permanent toezicht. Eiser heeft daarom geen toegang heeft tot Wlz-zorg.
Grondslag psychogeriatrie
2. Eiser voert aan dat in bezwaar geen nader medisch onderzoek is verricht en er geen contact is geweest met mevrouw [B] , de casemanager dementie van Vivium Zorggroep, terwijl daar wel een medische machtiging voor was. Zij heeft zelf telefonisch contact gezocht met verweerder en heeft de voicemail ingesproken, maar zij is niet teruggebeld. De beslissing op bezwaar is daarom niet zorgvuldig genomen.
Eiser voert verder aan dat ten onrechte niet de grondslag psychogeriatrie is vastgesteld. Eiser overlegt ter onderbouwing van zijn medische situatie een ongedateerde brief van de cardioloog [C] en een brief van de huisarts van 3 december 2021. De cardioloog kan alleen iets zeggen over zijn eigen vakgebied en de huisarts kan geen uitspraak doen over de mogelijke dementie van eiser. Eiser verzoekt de rechtbank om een deskundige te benoemen. De behandelaar van Exclusieve Zorg heeft aan verweerder medegedeeld dat eiser te kampen heeft met psychogeriatrische klachten die toenemen. De conclusie dat deze grondslag niet gesteld kan worden, is daarom niet te volgen. Niet in geschil kan zijn dat eiser heel vergeetachtig is, waaruit blijkt dat sprake is van psychogeriatrische klachten. Dit vindt tevens steun in het feit dat er een casemanager dementie is aangesteld. Uit telefonisch contact met de casemanager blijkt dat eiser te kampen heeft met
mild cognitive impairment, wat een voorloper kan zijn van dementie. Eiser heeft een agressieve vorm, wat betekent dat hij achteruit gaat en mogelijk zelfs het stempel dementie al kan dragen. De casemanager kan dat echter niet diagnosticeren. Maar als zij al meent dat mogelijk sprake is van dementie, lijkt er toch duidelijk een psychogeriatrische grondslag. Verweerder heeft dit miskent en onvoldoende onderzocht.
3. De rechtbank oordeelt dat er geen aanwijzingen zijn dat de medische adviezen die aan de besluitvorming ten grondslag zijn gelegd onzorgvuldig zijn, omdat er geen contact is geweest met [B] . De rechtbank stelt vast dat van beide zijden is getracht om contact op te nemen, maar dat is om onbekende redenen niet gelukt. De medisch adviseur heeft desondanks een medisch advies opgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank leidt dat echter niet tot het oordeel dat dit medische advies niet zorgvuldig is opgesteld. Verweerder heeft de besluitvorming gebaseerd op twee medische adviezen van 6 mei 2021 en 2 september 2021. Ten tijde van het eerste medische advies was [B] nog niet in beeld, ten tijde van het tweede medische advies wel. Uit dit laatste medische advies blijkt dat bij eiser de grondslag somatische aandoening is vast te stellen, dat bij hem in maart 2021 een milde cognitieve stoornis zonder oorzaak is vastgesteld en dat daarom de grondslag psychogeriatrie niet van toepassing is. De medisch adviseur heeft zich voor dit standpunt gebaseerd op het dossieronderzoek, waaronder een huisbezoek op 4 mei 2021, medische informatie van [D] , klinisch geriater van 30 maart 2021, neuropsychologisch onderzoek van 22 februari 2021 en de informatie die in bezwaar is ingebracht door [E] van Exclusieve Zorg. Het feit dat met [B] niet is gesproken, maakt het advies niet onzorgvuldig. Uit de door eiser overgelegde informatie blijkt immers dat [B] casemanager dementie is en dat zij niet bevoegd is om te diagnosticeren. Zij kan daarom geen objectief medische gegevens over het ziektebeeld verschaffen. Er is voorts geen schriftelijke verklaring van [B] overgelegd. De rechtbank oordeelt daarom dat het enkele feit dat [B] niet door de medisch adviseur is gesproken niet maakt dat het medisch advies van 2 september 2021 niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Verweerder heeft de besluitvorming dan ook mogen baseren op de hierboven vermelde medische informatie. Deze beroepsgrond slaagt niet.
4. De door eiser in beroep overgelegde stukken van zijn huisarts en cardioloog kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet afdoen aan de conclusies in het medisch advies over de grondslag psychogeriatrie. De huisarts en de cardioloog kunnen immers niets zeggen over psychogeriatrische klachten, omdat dit niet tot hun werkveld behoort. Dat er een casemanager dementie is aangesteld, leidt niet tot een ander standpunt, nu zij, zoals reeds eerder is overwogen, niet bevoegd is om diagnoses te stellen. Verweerder heeft zich daarom na kennisname van de medische adviezen, op het standpunt kunnen stellen dat geen sprake is van de grondslag psychogeriatrie. De beroepsgrond slaagt niet.
5. De rechtbank ziet geen aanleiding om een medisch deskundige aan te stellen. Eiser heeft voldoende gelegenheid gehad om medische stukken in te dienen en heeft hiervan ook gebruik gemaakt. Deze medische stukken leiden echter niet tot een ander oordeel over hetgeen in de medische adviezen over de grondslag psychogeriatrie is geoordeeld. Er is derhalve geen sprake van conflicterende medische informatie. Dat eiser, zoals in de brief van 15 december 2021 staat, niet bereid is om zelfstandig contact op te nemen met de klinisch geriater voor nader onderzoek, maakt het voorgaande niet anders. De rechtbank wijst eisers verzoek om een medische deskundige aan te stellen daarom af.
Noodzaak voor 24 uur zorg in de nabijheid
6. Eiser voert aan dat sprake is van een noodzaak voor 24 uur zorg in de nabijheid. Zijn psychische en lichamelijke klachten leiden tot gevaarlijke situaties. Als iemand zo vergeetachtig is dat hij het gas aan laat staan en de deur open laat staan, dan behoeft het geen nadere toelichting dat dit tot gevaarlijke situaties leidt en de noodzaak bestaat voor 24 uur zorg in de nabijheid. Het is niet zo dat eiser de zorg tijdig kan aanvragen. Uit de informatie van Exclusieve Zorg blijkt dat eiser juist soms dingen vergeet en direct handelen noodzakelijk is.
7. Om in aanmerking te komen voor zorg vanuit de Wlz moet sprake zijn van een grondslag. Vanwege de vastgestelde grondslag moet een belanghebbende kort gezegd een blijvende behoefte hebben aan permanent toezicht of 24 uur zorg in de nabijheid. Dit volgt uit artikel 3.2.1 van de Wlz.
8. In het geval van eiser is de grondslag somatiek vastgesteld, zodat hij, om in aanmerking te kunnen komen voor Wlz-zorg, vanwege zijn somatische klachten blijvend 24 uur zorg in de nabijheid nodig zou moeten hebben. Hiervan is echter niet gebleken. In de verklaring van de cardioloog staat immers dat eiser vanwege zijn hartklachten niet altijd iemand in de buurt nodig heeft en de huisarts zegt hierover ook niets in zijn brief van 3 december 2021. De door eiser aangevoerde omstandigheden die betrekking hebben op psychogeriatrische klachten kunnen, omdat die grondslag niet is vastgesteld, evenmin tot toegang tot Wlz-zorg leiden. Verweerder heeft zich op basis van het medisch advies van 2 september 2021 op het standpunt gesteld dat eiser in staat wordt geacht om zelf zijn zorgbehoefte in te schatten en op relevante momenten hulp in te schakelen. Het wachten op een hulpverlener zal gezien zijn medische situatie niet leiden tot een reëel risico op ernstig nadeel, aldus de medisch adviseur. Bij dit medisch advies is de informatie van zijn begeleider van Exclusieve Zorg betrokken. Eiser heeft hierover in beroep geen nieuwe, andersluidende informatie overgelegd. Verweerder heeft zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat eiser blijvend 24 uur zorg in de nabijheid nodig heeft. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van mr. K.S. Smits, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 19 januari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De rechter is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.