ECLI:NL:RBMNE:2022:5045

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 november 2022
Publicatiedatum
1 december 2022
Zaaknummer
16-659903-17
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de PIJ-maatregel voor een minderjarige met antisociale persoonlijkheidsstoornis

Op 15 november 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, een beslissing genomen over de verlenging van de PIJ-maatregel voor een minderjarige, geboren in 2001. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de PIJ-maatregel met twaalf maanden toegewezen. De rechtbank heeft hierbij gelet op de ernst van de feiten waarvoor de minderjarige is veroordeeld, waaronder afpersing, diefstal en seksuele delicten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige lijdt aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis en dat er een hoog recidiverisico aanwezig is. De rechtbank heeft de stukken in het dossier bestudeerd, waaronder eerdere vonnissen en adviezen van deskundigen, en heeft geconcludeerd dat de verlenging van de maatregel noodzakelijk is voor de veiligheid van anderen en voor de ontwikkeling van de minderjarige. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er nog steeds gezocht wordt naar een geschikte vervolgplek voor de minderjarige, wat essentieel is voor de verdere behandeling en resocialisatie. De beslissing is genomen op basis van artikel 6:6:31 van het Wetboek van Strafvordering, waarbij de rechtbank de proportionaliteit en subsidiariteit van de maatregel heeft gewogen. De rechtbank heeft de verwachting uitgesproken dat de instelling alles in het werk zal stellen om een vervolgplek te vinden, en dat de minderjarige nog zeker twaalf maanden nodig heeft om zijn behandeling voort te zetten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-659903-17 (vordering verlenging PIJ)
Beslissing op grond van artikel 6:6:31 van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 15 november 2022
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) van:
[minderjarige] ,
geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in [verblijfplaats] ,
hierna: [minderjarige] .

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken, waaronder:
  • het vonnis van deze rechtbank van 20 juli 2018, waarbij [minderjarige] onder andere de PIJ-maatregel is opgelegd;
  • stukken waaruit blijkt dat de maatregel is ingegaan op 20 augustus 2018;
  • de beslissing van deze rechtbank van 18 februari 2022 waarbij de PIJ-maatregel laatstelijk met negen maanden is verlengd;
  • de schriftelijke vordering van de officier van justitie van 23 september 2022, die strekt tot verlenging van de PIJ-maatregel met twaalf maanden;
  • het achtste tot en met het elfde perspectiefplan van [verblijfplaats] te [vestigingsplaats] over de periode van 17 juni 2020 tot en met 24 november 2021;
  • het door [A] , behandelcoördinator tevens GZ-psycholoog, en [B] , pedagogisch directeur [verblijfplaats] en klinisch psycholoog, uitgebrachte verlengingsadvies van [verblijfplaats] te [vestigingsplaats] van 8 september 2022, strekkende tot verlenging van de termijn van de PIJ-maatregel met twaalf maanden;
  • het Pro Justitia psychiatrisch onderzoek van 15 april 2022, opgesteld door G.C.G.M. Broekman , kinder- en jeugdpsychiater;
  • het Pro Justitia psychologisch onderzoek van 15 april 2022, opgesteld door J.S.H. Stolk , GZ-psycholoog.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek heeft achter gesloten deuren plaatsgevonden ter zitting van 1 november 2022. Daarbij waren aanwezig:
- de officier van justitie, mr. N. Schapendonk;
- [minderjarige] ;
- de raadsvrouw, mr. N. de Vos, advocaat te Amsterdam;
- de vader van [minderjarige] ;
- mevrouw [A] , GZ-psycholoog, verbonden aan [verblijfplaats] .

3. De rapportage en de toelichting daarop

Uit het adviesrapport van 8 september 2022 van [verblijfplaats] blijkt dat de afgelopen periode is gezien dat [minderjarige] zich actief inzet voor zijn behandeldoelen en zich met stapjes blijft ontwikkelen. Het zelfreflectief vermogen neemt toe en het wantrouwen wordt met momenten wat minder. Na een conflict of gevoel van wantrouwen, kan hij sneller en op een prettigere manier herstellen. Het patroon van het zoeken, oprekken en overschrijden van grenzen, ten behoeve van eigen behoeftebevrediging, blijft wel aanwezig. [minderjarige] doet zijn best zich te conformeren aan de afspraken met het behandelteam, maar als hij daar niet volledig achter staat, vindt hij het moeilijk zich daar aan te houden. [minderjarige] houdt nog altijd weinig rekening met de mogelijk nadelige gevolgen voor een ander. Als er toezicht en controle is, lukt hem dat wat beter, maar bij toenemende vrijheden en verantwoordelijkheden, en afnemend toezicht en controle, is het voor [minderjarige] moeilijk om nieuw geleerde vaardigheden vast te houden en blijken oude patronen weer relatief snel terug te komen. In het nieuw ingezette verloftraject bestaat ook het beeld dat [minderjarige] ruimte zoekt en zoveel mogelijk voordeel uit de verloven wil halen, maar met duidelijke kaders lukt het hem, voor zover bij het behandelteam bekend, zich daar binnen de grenzen van het redelijke aan te houden.
Het recidiverisico op algemene en op seksuele recidive wordt als hoog-matig getaxeerd, wanneer alle juridische kaders per direct weg zouden vallen. Er is tijd nodig om vrijheden en verantwoordelijkheden in stappen uit te breiden, de ontwikkelingen te kunnen monitoren en waar nodig te kunnen bijsturen. Om het risico te verlagen, is het van belang dat [minderjarige] de geïndiceerde therapieën volgt en dat een concreet terugvalpreventieplan wordt uitgewerkt. Ook is van belang dat hij patronen tijdig gaat herkennen en, met behulp van anderen, kan ombuigen en verder oefent met het uitbreiden van vrijheden. De ontwikkeling moet niet alleen op vaardighedenniveau, maar juist op de onderliggende laag plaatsvinden. Daarnaast dient het extern risicomanagement goed geregeld te worden, met duidelijke afspraken, kaders en toezicht, nu de oefenmomenten voor [minderjarige] voornamelijk buiten de [verblijfplaats] zullen liggen en de patronen door de persoonlijkheidsproblematiek mogelijk moeilijk te doorbreken zullen zijn. Ten slotte is van belang dat er samen met [minderjarige] stapsgewijs een resocialisatietraject wordt uitgezet en hij een realistisch toekomstperspectief ontwikkelt ter voorbereiding op een Scholings- en Trainingsprogramma (hierna: STP).
Het tempo waarmee een STP gerealiseerd kan worden, is enerzijds afhankelijk van de inzet van [minderjarige] en de manier waarop hij met groter wordende vrijheden omgaat. Anderzijds is het afhankelijk van het kunnen regelen van alle randvoorwaarden, zoals een passende woonplek, begeleiding, toezicht en werk/school. Een lang STP wordt noodzakelijk geacht om de overstap naar een vervolg-setting een langere tijd te kunnen volgen en voldoende mogelijkheden te hebben om tijdig bij te sturen. Om deze doelen te behalen heeft [minderjarige] zeker nog twaalf maanden nodig, waarvan ongeveer de laatste zes tot negen maanden in de vorm van een STP. De behandeling moet vanwege het hoge recidiverisico vooralsnog residentieel worden voortgezet.
Uit het Pro Justitia psychiatrisch onderzoek blijkt dat bij [minderjarige] sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een stoornis in het gebruik van cannabis (licht, in een gereguleerde omgeving in gedeeltelijke remissie). Verder is een verleden van seksueel misbruik aan de orde en een geschiedenis van psychotrauma. Risicofactoren voor recidive zijn bij [minderjarige] nog altijd aanwezig. De psychiater schat de recidivekans zonder toezicht en begeleiding en zonder maatregel in als hoog, en matig tot hoog binnen de lopende PIJ-maatregel. Dit geldt voor zowel de zeden- als de geweldsaspecten. De psychiater adviseert om de PIJ-maatregel te verlengen met achttien maanden, zodat [minderjarige] zijn motivatie behoudt om zijn STP optimaal te kunnen benutten.
Uit het Pro Justitia psychologisch onderzoek volgt dat de bij [minderjarige] sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van persoonlijkheidsproblematiek die kan worden geclassificeerd als een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Voorts worden een cannabis gerelateerde stoornis (in een gereguleerde omgeving/in remissie), een andere gespecificeerde psychotrauma- of stressgerelateerde stoornis en V-code ‘negatieve invloed van ouderlijke relatieproblemen op een kind’ geclassificeerd. De psycholoog schat het risico op recidive in als hoog. De psycholoog adviseert om de PIJ-maatregel met 18 maanden te verlengen. Om gevoelens van uitzichtloosheid te voorkomen, nieuw gedrag in te laten slijten en het risico te kunnen blijven managen, wordt geadviseerd zo snel mogelijk te starten met de opbouw van het verloftraject en het STP-traject en om dit zo lang mogelijk te maken.
Behandelcoördinator [A] heeft ter terechtzitting het advies van de [verblijfplaats] toegelicht. Men is actief op zoek naar een vervolgplek voor [minderjarige] . [minderjarige] heeft nog wel dingen te leren, maar de focus ligt voornamelijk op het vinden van een vervolgplek en het zetten van de stappen die daarmee gepaard gaan. Het vinden van een plek verloopt moeizaam, maar het is niet onmogelijk om binnen enkele maanden een vervolgplek te vinden. Er is nu contact met Stichting Binding. Deze stichting denkt plekken te kunnen aanbieden in de omgeving van Utrecht. Een lang STP is belangrijk, omdat het de verwachting is dat het STP met vallen en opstaan zal verlopen. Mevrouw [A] heeft ter terechtzitting aangegeven dat zij ervan uitgaat dat de psychiater en psycholoog ten tijde van het opstellen van de Pro Justitia rapportages een verlenging van 18 maanden adviseerden. De Pro Justitia rapportages zijn ruim zes maanden geleden uitgebracht. Dat zou volgens haar betekenen dat het advies van de psychiater en psycholoog (ongeveer) overeen komt met de twaalf maanden die thans worden geadviseerd door de [verblijfplaats] .

4.De standpunten

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zitting gepersisteerd bij de schriftelijke vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel met twaalf maanden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat er momenteel geen zicht is op een vervolgplek voor [minderjarige] . Deze plek moet er wel zijn om vervolgstappen te kunnen maken en te starten met het STP. De raadsvrouw verwacht niet dat er op korte termijn een plek beschikbaar zal komen en vreest dat de ontwikkeling van [minderjarige] bij het verlengen van de PIJ-maatregel met twaalf maanden zal komen stil te staan. Zij verzoekt primair de vordering af te wijzen. De afgelopen periode is namelijk ook tevergeefs gezocht naar een passende plek. Subsidiair verzoekt zij druk op de ketel te houden en de PIJ-maatregel met zes maanden te verlengen. Over zes maanden kan dan opnieuw gekeken worden wat de stand van zaken is.

5.Het oordeel van de rechtbank

[minderjarige] is bij vonnis van deze rechtbank van 20 juli 2018 veroordeeld voor afpersing, meermalen gepleegd, diefstal en diefstal door middel van valse sleutels, met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd, mishandeling en verkrachting. Bij genoemd vonnis is aan [minderjarige] onder meer de PIJ-maatregel opgelegd. Met betrekking tot de duur van deze maatregel heeft de rechtbank overwogen dat de mogelijkheid bestaat deze te verlengen, omdat [minderjarige] is veroordeeld voor feiten die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
Bij [minderjarige] is sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, met narcistische trekken, een stoornis in cannabisgebruik (licht, in remissie), een andere gespecificeerde psychotrauma- of stressgerelateerde stoornis en een verstoorde seksuele ontwikkeling.
De rechtbank is van oordeel dat uit het hiervoor genoemde advies en wat ter zitting is besproken, volgt dat de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel eist. Zij is van oordeel dat wordt voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. De verlenging is ook in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van [minderjarige] . De rechtbank overweegt dat verlenging voor de duur van twaalf maanden passend is, zodat er verder gezocht kan worden naar een vervolgplek en toegewerkt kan worden naar het STP. Om de doelen te behalen is volgens de deskundigen nog zeker twaalf maanden nodig. De rechtbank acht een kortere verlengingsduur dan ook niet gewenst. De rechtbank vertrouwt erop dat er vanuit de [verblijfplaats] alles aan gedaan wordt om een geschikte vervolgplek voor [minderjarige] te vinden. De rechtbank heeft niet de indruk dat de instelling hier niet alles aan doet. De rechtbank is voorts van oordeel dat de eerder opgelopen stagnatie niet (enkel) het gevolg is van niet voortvarend optreden door de instelling of een gebrek aan passend vervolgplekken. [minderjarige] heeft ook stapjes terug moeten zetten als gevolg van zijn gedrag op de toenmalige school.
De rechtbank heeft gelet op artikel 6:6:31 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
Als de maatregel niet opnieuw wordt verlengd, eindigt de maatregel op 2 november 2023. Bij deze berekening is de rechtbank uitgegaan van artikel 136 Sv, waarin is bepaald dat een maand bestaat uit 30 dagen.

6.De beslissing

De rechtbank:
- verlengt de termijn van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van [minderjarige] voor de duur van
twaalf (12) maanden.
Deze beslissing is genomen door mr. I.G.C. Bij de Vaate, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. G. Schnitzler en mr. S. Ourahma, rechters, bijgestaan door mr. T.T. van den Dool als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van 15 november 2022.
De voorzitter en de jongstep rechter zijn buiten staat de beslissing mede te ondertekenen.