In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 2 december 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser sub 1] c.s. en [gedaagde] over de ontruiming van een huurwoning. [eiser sub 1] c.s. vorderde ontruiming van de woning van [gedaagde] wegens wanbetaling van de huur. De huurovereenkomst was aangegaan voor een kale huurprijs van € 650,00, met bijkomende kosten voor service en energie. [eiser sub 1] c.s. had de huurprijs per 1 juli 2022 geïndexeerd en het voorschot voor gas, water en elektra verhoogd, maar [gedaagde] had vanaf die datum niet meer betaald. Ondanks meerdere aanmaningen en een betaling van € 1.500,00 door [gedaagde] bleef er een huurachterstand bestaan.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] aangegeven de huurovereenkomst te hebben opgezegd per 24 december 2022, maar [eiser sub 1] c.s. handhaafde zijn vordering tot ontruiming. De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand van meer dan drie maanden voldoende grond vormde voor de ontruiming. Tevens werd het boeterentebeding van 2% per maand, dat door [eiser sub 1] c.s. was ingeroepen, vernietigd op basis van de Richtlijn oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, omdat dit als onredelijk hoog werd beschouwd. De kantonrechter heeft de ontruiming toegewezen met een termijn van vier weken en de vordering tot betaling van achterstallige huur en incassokosten toegewezen, evenals de proceskosten.