Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[gedaagde sub 1] ,
2.[gedaagde sub 2] ,
1.De procedure
2.Waar het in deze procedure om gaat
3.De beoordeling
€ 74 (twee punten keer € 37)
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 7 december 2022 uitspraak gedaan in een vordering tot ontbinding van een huurovereenkomst tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, hierna te noemen [eiseres], en [gedaagde sub 1]. [gedaagde sub 1] huurt sinds 1 mei 2014 een woning van [eiseres] en heeft in het verleden regelmatig huurachterstanden laten ontstaan. Na een eerdere procedure heeft [gedaagde sub 1] een huurachterstand van € 4.984,17 opgebouwd, maar heeft enkele dagen voor de zitting een bedrag van € 6.000 betaald, waarmee de achterstand volledig is voldaan. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er op het moment van de uitspraak geen huurachterstand meer was.
De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst is afgewezen. De kantonrechter overwoog dat, hoewel [gedaagde sub 1] in het verleden tekortkomingen heeft vertoond, de recente betaling van de huurachterstand en de omstandigheden rondom de coronapandemie in overweging moeten worden genomen. De kantonrechter heeft de belangen van beide partijen tegen elkaar afgewogen en geconcludeerd dat er vooralsnog geen zwaarwegend belang is voor [eiseres] om de huurovereenkomst te ontbinden. Wel is [gedaagde sub 1] veroordeeld tot betaling van de proceskosten, omdat de procedure noodzakelijk was geworden door zijn eerdere betalingsgedrag.
De beslissing van de kantonrechter houdt in dat [gedaagde sub 1] de proceskosten van [eiseres] moet vergoeden, begroot op € 686,03, en dat de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad is. De kantonrechter heeft het meer of anders gevorderde afgewezen.