ECLI:NL:RBMNE:2022:5010
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot exclusief gebruik van huurwoning na beëindiging affectieve relatie
In deze zaak vorderde [eiseres] bij de kantonrechter in Utrecht dat [gedaagde] de huur van de gezamenlijke woning niet langer zou voortzetten en dat zij het huurrecht met uitsluiting van [gedaagde] zou verkrijgen. De partijen, die een affectieve relatie hadden en twee kinderen samen hebben, huurden sinds 9 december 2020 gezamenlijk een woning. Na de breuk in 2021 ontstonden er verschillende incidenten, waaronder een aangifte van mishandeling door [eiseres]. De voorzieningenrechter had eerder een voorlopige regeling getroffen voor het gebruik van de woning. Tijdens de mondelinge behandeling werd duidelijk dat beide partijen belang hadden bij de woning, maar de kantonrechter oordeelde dat [eiseres] onder de huidige omstandigheden een groter belang had bij het uitsluitend gebruik van de woning, vooral gezien de zorg voor de kinderen. De kantonrechter wees de vorderingen van [gedaagde] in reconventie af en kende [eiseres] het huurrecht toe, met de bepaling dat [gedaagde] de woning uiterlijk op 3 januari 2023 moest verlaten. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten droeg.