ECLI:NL:RBMNE:2022:5010

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
30 november 2022
Zaaknummer
9755609 UC EXPL 22-1933
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot exclusief gebruik van huurwoning na beëindiging affectieve relatie

In deze zaak vorderde [eiseres] bij de kantonrechter in Utrecht dat [gedaagde] de huur van de gezamenlijke woning niet langer zou voortzetten en dat zij het huurrecht met uitsluiting van [gedaagde] zou verkrijgen. De partijen, die een affectieve relatie hadden en twee kinderen samen hebben, huurden sinds 9 december 2020 gezamenlijk een woning. Na de breuk in 2021 ontstonden er verschillende incidenten, waaronder een aangifte van mishandeling door [eiseres]. De voorzieningenrechter had eerder een voorlopige regeling getroffen voor het gebruik van de woning. Tijdens de mondelinge behandeling werd duidelijk dat beide partijen belang hadden bij de woning, maar de kantonrechter oordeelde dat [eiseres] onder de huidige omstandigheden een groter belang had bij het uitsluitend gebruik van de woning, vooral gezien de zorg voor de kinderen. De kantonrechter wees de vorderingen van [gedaagde] in reconventie af en kende [eiseres] het huurrecht toe, met de bepaling dat [gedaagde] de woning uiterlijk op 3 januari 2023 moest verlaten. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9755609 UC EXPL 22-1933 SGK/44740
Vonnis van 7 december 2022
inzake
[eiseres],
wonend in [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [eiseres] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. A.G. Ouwejan,
tegen:
[gedaagde],
wonend in [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [gedaagde] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. R. Vermeer.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 10 van [eiseres] van 8 maart 2022;
- de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie van [gedaagde] van 17 mei 2022;
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens houdende akte overlegging producties met producties 11 en 12 van [eiseres] van 28 oktober 2022;
1.2.
Op 9 november 2022 heeft de mondelinge behandeling online plaatsgevonden via Teams wegens een Corona-besmetting van de kantonrechter. Hierbij waren aanwezig [eiseres] en haar gemachtigde en [gedaagde] en zijn gemachtigde. Partijen hebben hun standpunten toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van dat wat is besproken tijdens de mondelinge behandeling.
1.3.
De kantonrechter heeft bepaald dat vandaag uitspraak wordt gedaan.

2.De feiten

In conventie en in reconventie

2.1.
[eiseres] en [gedaagde] hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Zij hebben twee kinderen van op dit moment 9 en 11 jaar oud. Partijen zijn niet met elkaar gehuwd (geweest) en hebben geen samenlevingscontract. [eiseres] heeft eenhoofdig gezag over de kinderen. [gedaagde] heeft de kinderen erkend.
2.2.
Met ingang van 9 december 2020 huren partijen gezamenlijk een woning aan de [adres] in [plaats] (hierna: de woning). De huurovereenkomst staat op beider naam.
2.3.
In [2021] is de affectieve relatie verbroken.
2.4.
Tussen partijen hebben verschillende incidenten plaatsgevonden. Op 10 januari 2022 heeft [eiseres] aangifte gedaan van eenvoudige mishandeling, die uiteindelijk voorwaardelijk is geseponeerd.
2.5.
Naar aanleiding van een door [eiseres] gestarte kortgedingprocedure heeft de voorzieningenrechter bij vonnis van 4 februari 2022 bepaald dat het uitsluitend gebruik van de woning, voorlopig, namelijk totdat in een bodemprocedure over het huurrecht van de woning is beslist of (al dan niet met hulpverlening) in overleg tot een andere regeling is gekomen, wordt toegewezen:
aan de vrouw driemaal per 4 weken van maandag 12:00 uur tot donderdag 10:00
uur;
aan de man driemaal per 4 weken van donderdag 12:00 uur tot maandag 10:00 uur;
aan de vrouw eenmaal per 4 weken van maandag 12:00 uur tot een week later op
donderdag 10:00 uur;
met het bevel aan degene die in bovengenoemde periodes niet in de woning mag verblijven,
de woning te verlaten en deze niet te betreden.
2.6.
[gedaagde] heeft een procedure gestart met het verzoek om mede het gezag te krijgen over de kinderen. In het kader van die procedure zijn partijen ouderschapsbemiddeling overeengekomen. De zaak is in afwachting van de uitkomst daarvan.

3.Het geschil

In conventie

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
I. te bepalen dat [gedaagde] de huur van de woning, met ingang van de datum van dit vonnis, niet langer zal voortzetten en dat aan [eiseres] met ingang van dit vonnis met uitsluiting van [gedaagde] het huurrecht toekomt van de woning;
II. te bepalen dat [gedaagde] met ingang van dit vonnis de woning dient te verlaten en niet verder mag betreden, behoudens voorafgaande toestemming van [eiseres] ;
III. [gedaagde] te veroordelen om de woning uiterlijk binnen 48 uur na dit vonnis te ontruimen, op straffe van verbeurte van een dwangsom en indien de ontruiming door een deurwaarder wordt uitgevoerd omdat [gedaagde] niet vrijwillig tot ontruiming overgaat, [gedaagde] te veroordelen in de algehele kosten daarvan;
IV. te bepalen dat [gedaagde] binnen zeven dagen na dit vonnis zijn medewerking zal verlenen aan het verzoek tot wijziging van de huurovereenkomst van de woning in die zin dat [eiseres] als enige huurder op de huurovereenkomst zal komen te staan, waarvan bij het uitblijven dit vonnis als medewerking van [gedaagde] dient te worden aangemerkt;
V. te bepalen dat de huur en de vaste lasten van de woning vanaf 4 februari 2022 tot de datum van dit vonnis door partijen naar evenredigheid worden gedragen, waarbij het aandeel van een partij wordt bepaald door de duur van zijn/haar verblijf in de woning, en te bepalen dat de partij die meer heeft bijgedragen dan zijn/haar aandeel een direct vorderingsrecht zal verkrijgen op de andere partij ter hoogte van het te veel betaalde;
VI. te bepalen dat [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten, daaronder begrepen salaris gemachtigde en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten wanneer deze niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis zijn betaald, althans dat de proceskosten worden gecompenseerd;
3.2.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd en concludeert primair tot afwijzing van de vorderingen en subsidiair te bepalen dat de lening die [gedaagde] aflost op de keuken wordt meegenomen onder een deling van de kosten zoals [eiseres] vordert onder V;
3.3.
Op stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.
In reconventie
[gedaagde] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
I. te bepalen dat [gedaagde] , met ingang van datum dit vonnis, met uitsluiting van [eiseres] het huurrecht van de woning toekomt;
II. te bepalen dat [eiseres] met ingang van de datum van dit vonnis de woning dient te verlaten en niet mag betreden, behoudens met toestemming van [gedaagde] , op straffe van verbeurte van een dwangsom en indien de ontruiming door een deurwaarder wordt uitgevoerd omdat [eiseres] niet vrijwillig tot ontruiming overgaat, [eiseres] te veroordelen in de algehele kosten daarvan;
III. te bepalen dat [eiseres] binnen zeven dagen na datum dit vonnis haar medewerking verleent om [gedaagde] als enig huurder op de huurovereenkomst te plaatsen en zichzelf van het adres van de woning uit te schrijven, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
IV. met veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure, zowel in conventie als in reconventie, daaronder begrepen het salaris van de gemachtigde en de nakosten te vereerden met de wettelijke rente over de proceskosten wanneer deze niet binnen veertien dagen na betekening van het vonnis zijn betaald, althans onder compensatie van de proceskosten, zodat ieder de eigen proceskosten draagt.
3.4.
[eiseres] heeft verweer gevoerd en concludeert tot niet-ontvankelijkheid dan wel afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [gedaagde] in de (na)kosten van deze procedure;
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie en in reconventie

4.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zullen deze hierna gezamenlijk worden behandeld.
Exclusief gebruik van de woning
4.2.
Partijen zijn beiden contractuele huurders van de woning en zij vorderen beiden het exclusief gebruik van de woning. Op grond van artikel 7:267 lid 7 van het Burgerlijk Wetboek (BW) wijst de rechter de vordering tot exclusief gebruik van de woning slechts toe als dit naar billijkheid, met inachtneming van de omstandigheden van het geval, geboden is.
De kantonrechter overweegt dat partijen het erover eens zijn dat, hoewel de verhoudingen tussen hen inmiddels zijn verbeterd en de gemoederen zijn bedaard, er een einde dient te komen aan de huidige door de voorzieningenrechter bepaalde (tijdelijke) woonsituatie. De billijkheid die in artikel 7:267 lid 7 BW wordt genoemd brengt met zich dat de kantonrechter een belangenafweging maakt om te bepalen aan wie het exclusief gebruik van de woning moet worden toegekend. Daarbij moeten alle omstandigheden van het geval worden meegewogen. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiseres] onder de huidige omstandigheden een groter belang bij het uitsluitend gebruik van de woning dan [gedaagde] . Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.3.
Gelet op hetgeen partijen in deze procedure naar voren hebben gebracht, stelt de kantonrechter vast dat zowel [eiseres] als [gedaagde] een groot belang heeft bij behoud van de woning. Zij stellen namelijk beiden dat zij (op korte termijn) geen alternatieve woonruimte tot hun beschikking hebben. Partijen stellen weliswaar over en weer dat de andere partij (tijdelijk) bij familie/vrienden kan verblijven, maar nu zowel [eiseres] als [gedaagde] gemotiveerd heeft betwist (tijdelijk) bij familie/vrienden te kunnen verblijven, kan dit niet worden vastgesteld. Bovendien is niet gesteld en niet gebleken dat partijen, ondanks dat zij beiden zijn ingeschreven als woningzoekende, met de door hen opgebouwde inschrijfjaren op korte termijn alternatieve woonruimte kunnen krijgen. Dit leidt ertoe dat niet kan worden vastgesteld dat een van de partijen (op korte termijn) alternatieve woonruimte tot zijn/haar beschikking heeft en partijen wat dat betreft evenveel belang hebben bij de woning.
4.4.
De kantonrechter neemt echter ook de belangen van de kinderen in aanmerking. De kinderen hebben op dit moment beiden hun hoofdverblijf in de woning en het is in het belang van de kinderen dat zij in deze voor hun vertrouwde omgeving kunnen blijven wonen. De kantonrechter begrijpt dat de huidige situatie zo is dat [eiseres] en [gedaagde] – in navolging van de door de voorzieningenrechter in het vonnis van 4 februari 2022 bepaalde (tijdelijke) regeling – om beurten in de woning verblijven en zodoende ook om beurten de zorgtaak voor de kinderen op zich nemen. Dat leidt ertoe dat, gelet op de inhoud van de door de voorzieningenrechter bepaalde (tijdelijke) regeling, [eiseres] op dit moment het grootste deel van de zorgtaak op zich neemt. De kantonrechter begrijpt dat [eiseres] praktisch ook in staat is om het grootste deel van de zorgtaak op zich te nemen, omdat zij uitsluitend tijdens schooltijd werkt (en vaak vanuit huis) en zodoende buiten schooltijd in beginsel altijd voor de kinderen kan zorgen. Voor [gedaagde] is dat daarentegen lastiger, omdat hij in de avonduren en in het weekend werkt, met als gevolg dat hij, op het moment dat hij is belast met de zorgtaak voor de kinderen, regelmatig een oppas (oma) in moet schakelen en de kinderen ook regelmatig bij oma (thuis) verblijven. Partijen zijn vooralsnog geen definitieve omgangsregeling overeengekomen, maar naar het oordeel van de kantonrechter ligt het, gelet op hetgeen hiervoor uiteen gezet, voor de hand dat [eiseres] het grootste deel van de zorgtaak op zich blijft nemen. Daarmee heeft [eiseres] een voor de hand liggend belang bij behoud van de woning waaraan de kinderen gewend zijn en voldoende woonruimte is om de kinderen behoorlijk te kunnen huisvesten.
De kantonrechter heeft in dit verband tevens in aanmerking genomen dat [eiseres] tot dusver eenhoofdig het gezag heeft over de kinderen. [gedaagde] heeft weliswaar een procedure gestart om mede het gezag te krijgen over de kinderen, maar voor de beoordeling van dit geschil moet de kantonrechter uitgaan van de huidige situatie wat betekent dat [gedaagde] (nog) geen gezag heeft over de kinderen.
4.5.
Verder neemt de kantonrechter de financiële situatie van partijen in aanmerking. In dat verband is van belang dat vaststaat dat [eiseres] voldoende financiële middelen heeft om de kosten van de woning te dragen, terwijl niet kan worden vastgesteld dat dit voor [gedaagde] ook geldt. [eiseres] heeft namelijk onderbouwd gesteld dat [gedaagde] onvoldoende financiële middelen heeft om de kosten van de woning te dragen. [eiseres] stelt dat [gedaagde] kampt met schulden, hij regelmatig brieven van deurwaarders en incassobureaus ontvangt en hij voor de huur van de maand januari 2022 een betalingsregeling heeft moeten treffen, omdat hij deze huurtermijn niet ineens kon betalen. [gedaagde] stelt zich weliswaar op het standpunt dat hij wel degelijk voldoende financiële middelen heeft om de kosten van de woning te dragen.
Het staat echter vast dat het inkomen van [gedaagde] niet stabiel is, doordat hij voor de werkzaamheden die hij verricht als zzp-er en de [.] waaraan hij deelneemt een variabel inkomen ontvangt. Dat de vaste inkomsten uit de sportschool voldoende zijn om de kosten van de woning te betalen, is niet gesteld en ook niet gebleken. Gelet hierop en nu [gedaagde] niet betwist dat hij brieven van deurwaarders en incassobureaus ontvangt en hij, op het moment dat hij, hoewel onverwacht, een maand extra huur moest betalen, hiervoor een betalingsregeling heeft moeten treffen omdat hij niet twee maanden huur in een keer kon betalen, kan naar het oordeel van de kantonrechter aan de financiële gegoedheid van [gedaagde] worden getwijfeld. [gedaagde] heeft ook niet onderbouwd met stukken (inkomensgegevens) dat hij de huur wel kan betalen.
4.6.
[gedaagde] stelt nog dat hij veel heeft geïnvesteerd in de woning. [eiseres] betwist niet zozeer dat [gedaagde] veel heeft geïnvesteerd in de woning, maar zij heeft onderbouwd gesteld dat ook zij veel heeft geïnvesteerd in de woning. Nu niet kan worden vastgesteld dat een van de partijen meer heeft geïnvesteerd in de woning dan de ander, legt dit in het kader van de belangenafweging geen gewicht in de schaal.
4.7.
Ook de stelling van [gedaagde] dat hij belang heeft bij behoud van de woning omdat de woning op 10 minuten afstand van zijn werk en oma (de oppas) is gelegen, legt geen althans onvoldoende gewicht in de schaal, nu vaststaat dat [gedaagde] louter zijn werk bij de sportschool in [plaats] verricht en zijn werk als zzp-er daarentegen in Amsterdam verricht. Bovendien is niet gesteld en niet gebleken dat [gedaagde] (op termijn) niet in aanmerking kan komen voor alternatieve woonruimte in [plaats] .
4.8.
Tot slot neemt de kantonrechter in aanmerking dat – op basis van de geluidsopname – vaststaat dat [gedaagde] [eiseres] (in ieder geval in woord) agressief heeft bejegend, terwijl een van de kinderen aanwezig was in de woning. Naar het oordeel van de kantonrechter valt dit gedrag niet te tolereren, zeker niet op het moment dat kinderen in de woning aanwezig zijn en ook niet als [eiseres] – zoals [gedaagde] stelt, maar [eiseres] betwist - [gedaagde] heeft 'uitgelokt' door ongevraagd langs te komen.
[gedaagde] heeft nog aangevoerd dat [eiseres] een relatie heeft met een man die zich begeeft in het criminele circuit. Dit wordt door [eiseres] echter betwist en nu [gedaagde] dit op geen enkele wijze heeft onderbouwd, kan dit niet worden vastgesteld.
4.9.
Gelet op het voorgaande weegt naar het oordeel van de kantonrechter het belang van [eiseres] bij het exclusief gebruik van de woning zwaarder dan het belang van [gedaagde] . Dit betekent dat de kantonrechter de vorderingen van [gedaagde] in reconventie zal afwijzen en dat de vordering van [eiseres] in reconventie zal worden toegewezen, behoudens en met inachtneming van het navolgende.
4.10.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn partijen overeengekomen dat de partij die wordt veroordeeld de huur niet langer voort te zetten, de woning niet eerder dan met ingang van 3 januari 2023 hoeft te verlaten. De kantonrechter zal zodoende bepalen dat [gedaagde] met ingang van 3 januari 2023 de huur van de woning niet langer zal voortzetten en per die datum de woning dient te verlaten en niet verder mag betreden, behoudens met toestemming van [eiseres] . Dit betekent dat [gedaagde] met ingang van 3 januari 2023 zonder recht of titel in de woning verblijft als [eiseres] hem daarvoor geen toestemming verleent. [gedaagde] wordt dan ook veroordeeld om het gehuurde vóór 3 januari 2023 te ontruimen onder afgifte van de sleutels aan [eiseres] , zodat zij de vrije beschikking krijgt over de woning. De kantonrechter zal ook bepalen, zoals door [eiseres] gevorderd, dat [gedaagde] zijn medewerking zal verlenen aan het verzoek tot wijziging van de huurovereenkomst van de woning, in die zin dat [eiseres] als enige huurder op de huurovereenkomst zal komen te staan.
4.11.
De in het kader van de ontruiming gevorderde betaling van een dwangsom wordt, bij gebrek aan belang, afgewezen. Gelet op het feit dat [eiseres] met de toewijzing van de veroordeling tot ontruiming al een titel heeft om zelf, via de weg van de reële executie, tot gedwongen ontruiming over te gaan, moet zij onderbouwen op grond waarvan een extra prikkel om tot ontruiming over te gaan in de vorm van een op te leggen dwangsom nodig is. Dit heeft zij niet gedaan zodat de vordering tot het opleggen van een dwangsom bij gebrek aan belang wordt afgewezen.
4.12.
De vordering tot betaling van de (eventuele) kosten voor de ontruiming van de woning wordt eveneens afgewezen. Dit zijn kosten die ná dit vonnis (mogelijk) worden gemaakt. Op dit moment staat immers nog niet vast of deze kosten zullen worden gemaakt en zo ja, in welke omvang. [eiseres] zal derhalve een afzonderlijke executoriale titel moeten verwerven voor het verhaal van de executiekosten, bestaande uit een veroordeling tot betaling van die kosten.
Verdeling huur en vaste lasten woning
4.13.
[eiseres] heeft verder nog gevorderd om – kort gezegd – te bepalen dat de huur en de vaste laste van de woning vanaf 4 februari 2022 door partijen naar evenredigheid wordt gedragen. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van deze vordering en stelt dat, voor zover naar het oordeel van de kantonrechter er wel een verdeling plaats dient te vinden, ook de kosten die [gedaagde] heeft voldaan, waaronder de huur en de kosten van de lening van de keuken, moeten worden meegenomen.
4.14.
De kantonrechter begrijpt uit hetgeen partijen tijdens de mondelinge behandeling naar voren hebben gebracht dat partijen op dit moment de huur en de vaste lasten van de woning verdelen en beide partijen zich kunnen vinden in deze verdeling. De kantonrechter concludeert daaruit dat [gedaagde] geen bezwaar (meer) heeft tegen een evenredige verdeling van de huur en de vaste lasten van de woning, waarbij het aandeel van een partij wordt bepaald door de duur van zijn/haar verblijf in de woning. Bovendien is een dergelijke verdeling naar het oordeel van de kantonrechter onder de gegeven omstandigheden redelijk. De vordering van [eiseres] in conventie onder V is zodoende toewijsbaar met dien verstande dat de kantonrechter zal bepalen dat de huur en vaste lasten van de woning naar evenredigheid worden verdeeld tot het moment dat [gedaagde] de woning moet verlaten, dus 3 januari 2023. Gelet op de formulering van de vordering door [eiseres] , moet bij de verdeling ook – zoals [gedaagde] (voorwaardelijk) stelt – de kosten die [gedaagde] aan huur en vaste lasten heeft voldaan meegenomen worden. De verrekening van de kosten van de lening van de keuken kan de kantonrechter zonder een nadere toelichting onder andere over de hoogte en de achtergrond daarvan, die ontbreekt, niet toewijzen.
Proceskosten
4.15.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit geldt in conventie en in reconventie.

5.De beslissing

In conventie en in reconventie
De kantonrechter:
5.1.
bepaalt dat [gedaagde] de huur van de woning, gelegen aan het adres [adres] , [postcode] [plaats] , met ingang van 3 januari 2023 niet langer zal voortzetten en dat aan [eiseres] met ingang van 3 januari 2023 met uitsluiting van [gedaagde] het huurrecht van de woning toekomt;
5.2.
bepaalt dat [gedaagde] met ingang van 3 januari 2023 de woning dient te verlaten en niet verder mag betreden, behoudens voorafgaande toestemming van [eiseres] ;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om de woning uiterlijk 3 januari 2023 te ontruimen, met medeneming van al het zijne en zijnen en alle sleutels ter vrije en algemene beschikking van [eiseres] te stellen;
5.4.
bepaalt dat [gedaagde] vóór 3 januari 2023 zijn medewerking zal verlenen aan het verzoek tot wijziging van de huurovereenkomst met betrekking tot de woning, in die zin dat [eiseres] als enige huurder op de huurovereenkomst zal komen te staan, bij het uitblijven waarvan dit vonnis als medewerking van [gedaagde] dient te worden aangemerkt;
5.5.
bepaalt dat de huur en de vaste lasten van de woning vanaf 4 februari 2022 tot 3 januari 2023 door partijen naar evenredigheid worden gedragen, waarbij het aandeel van een partij wordt bepaald door de duur van zijn/haar verblijf in de woning, en te bepalen dat de partij die meer heeft bijgedragen dan zijn/haar aandeel een direct vorderingsrecht zal verkrijgen op de andere partij ter hoogte van het te veel betaalde;
5.6.
compenseert de proceskosten in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G.F. van der Kraats, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 7 december 2022.