ECLI:NL:RBMNE:2022:5009

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 november 2022
Publicatiedatum
30 november 2022
Zaaknummer
C/16/546306 / KG ZA 22-506
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van besluit tot benoeming huurderscommissarissen door HV Bo-Ex in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 29 november 2022 uitspraak gedaan in een kort geding waarin [eiser] verzocht om schorsing van het besluit van de Raad van Commissarissen (RvC) van woningcorporatie Bo-Ex tot benoeming van twee huurderscommissarissen. De kern van de zaak draait om de vraag of Huurdersvereniging Bo-Ex (HV Bo-Ex) kan worden aangemerkt als huurdersorganisatie in de zin van de Wet op het overleg huurders verhuurder (Wohv). De voorzieningenrechter oordeelt dat HV Bo-Ex niet voldoet aan de eisen die de Wohv stelt aan een huurdersorganisatie, omdat het bestuur niet is gekozen door de huurders en er geen verantwoording is afgelegd aan de leden. Hierdoor is de bindende voordracht van HV Bo-Ex voor de benoeming van de huurderscommissarissen niet rechtsgeldig. De voorzieningenrechter concludeert dat het besluit van de RvC tot benoeming van de huurderscommissarissen niet rechtsgeldig is genomen en schorst dit besluit. Tevens wordt Bo-Ex veroordeeld in de proceskosten van [eiser].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/546306 / KG ZA 22-506
Vonnis in kort geding van 29 november 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. R. Willemsen te 's-Gravenhage,
tegen
de stichting
STICHTING BO-EX '91,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. I.C. den Bieman te Breda.
Partijen zullen hierna
[eiser]en
Bo-Exgenoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 20 oktober 2022, met producties 1 t/m 11
  • de aanvullende producties 12 t/m 16 van [eiser]
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 t/m 24
  • de mondelinge behandeling van 15 november 2022, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt
  • de spreekaantekeningen van [eiser]
  • de spreekaantekeningen van Bo-Ex.
1.2.
Op de zitting is meegedeeld dat er op 29 november 2022 vonnis wordt gewezen.

2.De feiten

2.1.
[eiser] huurt een woning in [plaats] van Bo-Ex. Bo-Ex is een woningcorporatie en bezit ongeveer 9.000 sociale huurwoningen. Bo-Ex heeft, zoals verplicht in de Woningwet, een bestuur en een raad van commissarissen (hierna: RvC). Het aantal leden van de RvC is bij Bo-Ex statutair vastgesteld op vijf. De Woningwet bepaalt dat indien de RvC bestaat uit vijf leden, huurdersorganisaties het recht hebben om een bindende voordracht te doen voor de benoeming van twee huurderscommissarissen in de RvC.
2.2.
Begin 2022 ontstonden er twee vacatures binnen de RvC, door het vertrek van twee huurderscommissarissen. Ten tijde van de start van het wervingsproces voor de nieuwe huurderscommissarissen in januari 2022 was ‘Vereniging Stedelijk Overleg Kommissies Bo-Ex ’91’ (hierna: STOK) de huurdersorganisatie van Bo-Ex. Gedurende het wervingsproces werd ‘Huurdersvereniging Bo-Ex’ (hierna: HV BoEx) opgericht. STOK en HV Bo-Ex zijn uitgenodigd om een voordracht te doen. HV Bo-Ex heeft een voordacht voor twee nieuwe huurderscommissarissen gedaan. STOK heeft geen voordracht gedaan. Op basis van de voordracht van HV Bo-Ex zijn per 4 november 2022 twee personen door de RvC van Bo-Ex benoemd als nieuwe leden (huurderscommissarissen) van de RvC.
2.3.
Tussen STOK en Bo-Ex is momenteel een bodemprocedure aanhangig. Medio 2020 heeft Bo-Ex de samenwerking met STOK opgezegd. STOK is toen naar de Huurcommissie gestapt en in april 2021 heeft de Huurcommissie uitspraak gedaan. Deze uitspraak houdt in dat STOK als huurdersorganisatie in de zin van de Wet op het overleg huurders verhuurder (hierna: Wohv) moet worden aangemerkt. Bo-Ex is hiertegen opgekomen en heeft een bodemprocedure bij de rechtbank (afdeling kanton) ingesteld. In die procedure is nog geen zitting geweest of uitspraak gedaan.

3.De gevraagde voorziening en het verweer

3.1.
In dit kort geding vraagt [eiser] schorsing van het besluit van de RvC tot benoeming van de twee door HV Bo-Ex voorgedragen huurderscommissarissen. [eiser] stelt dat HV Bo-Ex niet als huurdersorganisatie kan worden aangemerkt in de zin van de Wohv zodat de voordracht van HV Bo-Ex niet geldig is en RvC niet tot benoeming van de door HV Bo-Ex voorgedragen huurderscommissarissen heeft kunnen overgaan.
3.2.
Bo-Ex voert verweer. Bo-Ex stelt allereerst dat [eiser] niet bevoegd is een dergelijke vordering in te stellen bij de rechtbank in kort geding, omdat de Ondernemingskamer over dergelijke vorderingen beslist. Daarnaast stelt Bo-Ex dat [eiser] geen (spoedeisend) belang heeft bij de gevraagde voorziening. Verder kan HV BoEx volgens Bo-Ex wel degelijk worden aangemerkt als huurdersorganisatie in de zin van de Wohv en is het besluit van de RvC tot benoeming van de huurderscommissarissen rechtsgeldig genomen. Tot slot concludeert Bo-Ex dat een belangenafweging in het voordeel van Bo-Ex moet uitvallen.
3.3.
Op de stellingen wordt hierna – voor zover relevant – nader ingegaan.

4.Wat oordeelt de voorzieningenrechter?

Ondernemingskamer bevoegd?
4.1.
Bo-Ex verweert zich allereerst met de stelling dat [eiser] niet bevoegd is deze vordering in te stellen bij de rechtbank, omdat het gevorderde feitelijk neerkomt op het ontslaan van commissarissen bij een woningcorporatie. De Ondernemingskamer is exclusief bevoegd om daarover te beslissen.
4.2.
Dit verweer treft geen doel. [eiser] vordert namelijk geen ontslag van de commissarissen, maar verzoekt om schorsing van een besluit omdat dat niet rechtsgeldig tot stand is gekomen. De toets van de rechtsgeldigheid van een besluit is niet de exclusieve bevoegdheid van de Ondernemingskamer. Schorsing van een besluit mag in kort geding worden beoordeeld. De voorzieningenrechter is dus bevoegd om kennis te nemen van deze zaak.
(Spoedeisend) belang?
4.3.
Bo-Ex stelt zich op het standpunt dat [eiser] geen (spoedeisend) belang heeft bij de gevraagde voorziening, omdat de statuten van Bo-Ex individuele huurders geen rechten of bevoegdheden toekent. Daarnaast voert Bo-Ex aan dat het belang van [eiser] erin lijkt te zijn gelegen om uiteindelijk zelf een positie binnen de RvC te verkrijgen. Dit kan echter niet worden bewerkstelligd door de gevraagde voorlopige voorziening.
4.4.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiser] een voldoende (spoedeisend) belang heeft. [eiser] is huurder bij Bo-Ex en het gaat hier om een huurdersbelang, namelijk het uitoefenen van invloed door huurders op de benoeming van zogenaamde huurderscommissarissen in de RvC. Met de stelling dat de huurdersbelangen worden geschonden doordat er een ondemocratisch besluit ligt van de RvC dat niet voldoet aan de wettelijke eisen is het (spoedeisend) belang gegeven. Bo-Ex gaat uit van een ander belang van [eiser] namelijk dat [eiser] deze procedure alleen heeft ingesteld om zelf voorgedragen te worden als huurderscommissaris. Dit snijdt geen hout, omdat de gevraagde voorzieningen daar niet op zien en [eiser] dit ter zitting heeft ontkend. Als de voordracht op juiste wijze wordt gedaan, dan legt [eiser] zich daarbij neer.
Besluit tot benoeming huurderscommissarissen rechtsgeldig?
4.5.
Vast staat dat, als gevolg van het vertrek van twee leden van de RvC, er twee plekken waren opengevallen voor huurderscommissaris binnen de RvC. Binnen Bo-Ex geldt voor die twee zetels een bindende voordracht door huurders van de woningcorporatie. Uit de wet volgt dat eerst de huurdersorganisatie het recht heeft om voordacht te doen. Als er geen huurdersorganisatie is, hebben de bewonerscommissies gezamenlijk het recht tot het doen van een voordracht. Als er geen voordrachten door de huurdersorganisatie(s) of bewonerscommissie(s) is gedaan, dan moet de RvC ervoor zorgen dat huurders in de gelegenheid worden gesteld om de voordracht te doen. De regeling over bindende voordracht in de Woningwet is ingevoerd vanuit de gedachte dat huurders invloed moeten kunnen uitoefenen op de samenstelling van de RvC.
4.6.
Waar het in dit deze zaak om draait is of HV Bo-Ex voldoet aan de eisen die de Wohv stelt aan een huurdersorganisatie en of daarmee de bindende voordracht die HV BoEx heeft gedaan rechtsgeldig is. Beoordeeld moet dus worden of HV Bo-Ex kan worden aangemerkt als huurdersorganisatie in de zin van artikel 1, lid 1 onder f van de Wohv. Daarvan is volgens genoemde wet sprake als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
de vereniging heeft als doelstelling het behartigen van de belangen van de huurders;
het bestuur van de vereniging wordt gekozen of aangewezen door en uit de huurders die zij vertegenwoordigt;
de vereniging houdt de huurders op de hoogte van haar activiteiten en betrekt hen bij haar standpuntbepaling;
de vereniging schrijft ten minste eenmaal per jaar een vergadering uit voor de huurders, waarin zij verantwoording aflegt van haar activiteiten in het verstreken jaar, haar plannen voor het eerstvolgende jaar bespreekt en deze vast stelt en
de vereniging stelt alle huurders van de woongelegenheden of wooncomplexen, waarvoor zij de belangen behartigt, in de gelegenheid om zich bij haar aan te sluiten.
4.7.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat HV Bo-Ex in haar huidige vorm niet als huurdersorganisatie in de zin van de Wohv kan worden aangemerkt. Hierna wordt uitgelegd waarom.
4.8.
In de eerste plaats voldoet HV Bo-Ex niet aan de onder 2 genoemde eis in artikel 1, lid 1 onder f van de Wohv. Het bestuur van HV Bo-Ex is namelijk niet gekozen of aangewezen door de huurders, terwijl de wet uitdrukkelijk bepaald dat het om een uit huurders gekozen of aangewezen bestuur moet gaan. Gedurende de wervingsprocedure voor twee nieuwe huurderscommissarissen werd op 23 maart 2022 HV Bo-Ex opgericht. De oprichters zijn ook tevens bestuurders van HV Bo-Ex. Op 21 april 2022 was er een startersbijeenkomst van HV Bo-Ex. Op die bijeenkomst zijn gedachten uitgewisseld tussen het bestuur van HV BO-Ex en de aanwezigen. In haar nieuwsbrief van 10 mei 2022 doet het bestuur verslag van de bijeenkomst. In de e-mail staat: “
(..) In het najaar leggen we een huishoudelijk reglement aan de leden voor waarin staat beschreven hoe we de ledenraad en het bestuur kiezen. (..)”. Zoals hiervoor al vermeld is het bestuur nooit formeel door de huurders aangewezen of gekozen. Uit hetgeen besproken blijkt verder dat geen algemene ledenvergadering is gehouden. Evenmin is gebleken dat HV Bo-Ex haar leden op de hoogte heeft gehouden van de activiteiten. HV Bo-Ex voldoet daarmee niet aan de eisen die gelden voor een huurdersorganisatie in de zin van artikel 1, lid 1 onder f van de Wohv.
4.9.
Voorgaande heeft tot gevolg dat HV Bo-Ex geen bindende voordracht mocht doen. Omdat de bindende voordracht door een huurdersorganisatie ontbreekt, is aannemelijk dat de RvC Bo-Ex niet rechtsgeldig tot benoeming heeft kunnen overgegaan, zodat de vordering tot schorsing van het besluit kan worden toegewezen. Een belangenafweging maakt voorgaand oordeel niet anders. Bo-Ex heeft aangevoerd dat indien het besluit wordt geschorst, de continuïteit van de bedrijfsvoering in gevaar komt. Dit is echter niet onderbouwd en bovendien is gesteld en niet betwist dat de RvC sinds april dit jaar al niet voltallig heeft gefunctioneerd. Het belang dat bij schorsing van het besluit de volkshuisvesting in het geding is, is dus niet gebleken.
Proceskosten
4.10.
Woningcorperatie Bo-Ex zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- betekening oproeping € 131,18
- griffierecht € 314,00
- salaris advocaat €
1.016,00
Totaal €
1.461,18
4.11.
De over de proceskosten gevorderde wettelijke rente en de nakosten worden toegewezen op de manier zoals hieronder in de beslissing weergegeven.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
schorst het besluit van Bo-Ex, althans van haar RvC tot benoeming van een tweetal huurderscommissarissen in de RvC, totdat in de bodemzaak over de rechtsgeldigheid van bindende voordracht is beslist,
5.2.
bepaalt dat voor zover de nietigheid / vernietigbaarheid van het besluit tot benoeming van de twee huurderscommissarissen in de procedure tussen STOK en Bo-Ex niet speelt, dat die bodemzaak binnen 2 maanden na datum van dit vonnis moet worden opgestart, bij gebreke waarvan de schorsing zal komen te vervallen,
5.3.
veroordeelt Bo-Ex in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.461,18, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt Bo-Ex in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Bo-Ex niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.J. van Maanen en in het openbaar uitgesproken door mr. R.A. Steenbergen op 29 november 2022.
type: HW (5330)