ECLI:NL:RBMNE:2022:5006

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 november 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
UTR 22/5052
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening omgevingsvergunning Kindcentrum Montfoort

Op 24 november 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoekster en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Montfoort. De zaak betreft een verleende omgevingsvergunning voor de bouw van het Kindcentrum Montfoort. Verzoekster, die naast de bouwlocatie woont, heeft bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning en verzocht om een voorlopige voorziening. Ze vreest voor parkeerproblemen en verkeersonveilige situaties als het kindcentrum in gebruik wordt genomen. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld en na afloop van de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Hij oordeelde dat er geen sprake was van onverwijlde spoed, aangezien de vergunninghouder al was begonnen met heiwerkzaamheden en het nog een jaar zou duren voordat het gebouw af zou zijn. Bovendien verwachtte de voorzieningenrechter dat het college tegen die tijd een beslissing zou hebben genomen op het bezwaarschrift van verzoekster. De voorzieningenrechter twijfelde niet aan de rechtmatigheid van de omgevingsvergunning, aangezien het nieuwe bestemmingsplan in werking was getreden en de afwijking in hoogte door het college was toegestaan. Er was voldoende parkeergelegenheid berekend volgens de geldende normen.

De voorzieningenrechter concludeerde dat de belangen van verzoekster niet zwaarder wogen dan die van het college en de vergunninghouder, en dat er geen reden was om de bouw van het kindcentrum te stoppen. De uitspraak werd in het openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5052
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 november 2022 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [woonplaats] (verzoekster)

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Montfoort(het college)
(gemachtigden: M. Muis en L. Slendbroek).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
de gemeente Montfoort(vergunninghouder)
(gemachtigde: D. Dekker)

Inleiding

1.1
In de gemeente Montfoort wordt het scholencomplex aan de [locatie 1] vervangen voor een nieuw scholencomplex ‘ Kindcentrum [plaats] ’. Het kindcentrum moet op de locatie van de voormalige [school] aan de [locatie 2] in [plaats] komen, waardoor het terrein moet worden heringericht. De gemeenteraad heeft hiervoor op 13 december 2021 het bestemmingsplan ‘Scholencomplex [plaats] ’ vastgesteld. Tegen dit bestemmingsplan is beroep ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling). Die procedure loopt nog.
1.2
Op 19 oktober 2022 heeft het college aan de gemeente Montfoort een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van het kindcentrum. Het bouwplan is, afgezien van de hoogte, in overeenstemming met het nieuwe bestemmingsplan. Middels een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid heeft het college de overschrijding van de hoogte toegestaan.
1.3
Verzoekster woont naast de locatie waar het kindcentrum moet komen. Volgens haar is een andere locatie bij [sportpark] meer geschikt. Zij vindt dat het college de uitkomst van de procedure over het bestemmingsplan had moeten afwachten. Ook vreest verzoekster voor parkeerproblemen en een verkeersonveilige situatie als het kindcentrum straks in gebruik wordt genomen. Zij heeft haar bezwaren aan het college kenbaar gemaakt, maar voelt zich in het participatieproces niet gehoord.
1.4
Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning. Daarnaast heeft zij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening (tijdelijke maatregel) te treffen. Het college heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is op 24 november 2022 op een zitting bij de rechtbank behandeld. Verzoekster was daarbij aanwezig. Het college en vergunninghouder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
1.5
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Overwegingen

2.
De voorzieningenrechter kan een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen dat vereist. Dat staat in artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Verzoekster heeft een voorlopige voorziening gevraagd tijdens de bezwaarfase. Het is in de bezwaarfase aan het college om aan de hand van de bezwaargronden van verzoekster, opnieuw te beoordelen of de bouwvergunning op goede gronden is verleend. Die beslissing heeft het college nog niet genomen.
Onverwijlde spoed
3. De voorzieningenrechter is in deze zaak niet gebleken van spoed. Vergunninghouder is inmiddels gestart met heiwerkzaamheden, maar het duurt naar verwachting nog een jaar tot het gebouw af is. Vervolgens zal het gebouw begin 2024 in gebruik worden genomen. Pas als het kindcentrum gebruikt wordt kunnen zich de parkeer- en een verkeersproblemen die verzoekster vreest, voor gaan doen. De voorzieningenrechter verwacht dat het college tegen die tijd een beslissing heeft genomen op het bezwaarschrift van verzoekster. Onverwijlde spoed bij een voorlopige voorziening in de tussentijd, ontbreekt dus.
Rechtmatigheid van het besluit
4. Er kan desondanks reden zijn om een voorlopige voorziening te treffen als de voorzieningenrechter er zeer ernstig aan twijfelt of de omgevingsvergunning in de bezwaarfase in stand kan blijven. De voorzieningenrechter twijfelt echter niet aan de rechtmatigheid van de omgevingsvergunning. Het nieuwe bestemmingplan is in werking getreden en is in deze zaak dus een gegeven. Dat er nog een procedure bij de Afdeling over het bestemmingsplan loopt, schorst de werking van het bestemmingsplan niet. Het gebouw past bijna helemaal binnen dit bestemmingsplan. De hoogte wijkt af, maar die is door het college op grond van een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid toegestaan. Het college heeft voldoende gemotiveerd waarom de afwijkende hoogte in dit geval acceptabel is. Verder is niet gebleken dat er onvoldoende parkeergelegenheid is. In het bestemmingsplan is aan de hand van de Nota parkeernormen Montfoort 2020 berekend dat er met de komst van het kindcentrum 77 extra parkeerplaatsen nodig zijn. Er worden 79 parkeerplaatsen gerealiseerd, zodat er ruim voldoende parkeergelegenheid is. Als wordt voldaan aan de regels uit het bestemmingsplan en de parkeernormen, dan kan de verkeerssituatie bij de beoordeling van een omgevingsvergunning voor bouwen geen rol meer spelen. Er kan daarom niet van evidente onrechtmatigheid worden gesproken.
Belangenafweging
5. Er is geen sprake van onverwijlde spoed en de voorzieningenrechter vindt de omgevingsvergunning op voorhand ook niet evident onrechtmatig. Er is daarom geen reden om de belangen van verzoekster in dit geval zwaarder te laten wegen dan de belangen van het college en vergunninghouder bij doorgang van de bouw.
Conclusie
8. De voorzieningenrechter laat de bouw van het kindcentrum daarom doorgaan en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is in het openbaar uitgesproken op 24 november 2022 door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van mr. N.K. Boer de Bruin, griffier.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.