Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 29 december 2021 met producties,
- de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie met producties,
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties,
- een akte met aanvullende producties aan de kant van [gedaagde] ,
- een akte met een voorwaardelijke eisvermeerdering met producties aan de kant van [eiseres] .
2.Waar gaat deze zaak over?2.1. [gedaagde] was houdster van alle aandelen in de ondernemingen [onderneming 1] B.V. (hierna [onderneming 1] ) en [onderneming 2] B.V. (hierna [onderneming 2] ). De bestuurder van [eiseres] , de heer [A] , was werkzaam bij [onderneming 1] en [onderneming 2] , laatst als operationeel directeur. [eiseres] hield een deel van de aandelen in [gedaagde] .
€ 290.000,-. De koopsommen zijn met elkaar verrekend. [eiseres] heeft het resterende deel van de koopsom gedeeltelijk op de transactiedatum van 1 oktober 2016 voldaan. Voor het resterende deel, een bedrag van € 900.000,-, heeft [eiseres] op 30 december 2016 een overeenkomst van geldlening met [gedaagde] gesloten. Deze geldlening heeft een looptijd van 10 jaar en was tot 1 juli 2021 aflossingsvrij. De rente bedraagt 4,5%. Partijen hebben in de overeenkomst van geldlening afgesproken dat [eiseres] een inspanningsverplichting heeft om de geldlening per 1 juli 2021 te herfinancieren. Als zekerheid voor de terugbetaling van de geldlening heeft [gedaagde] een pandrecht gekregen op de aandelen in [onderneming 1] en [onderneming 2] .
€ 216.907,- op basis van de geldleningsovereenkomst aan [gedaagde] is verschuldigd. Zij vordert hierover een verklaring voor recht. Ook moet [gedaagde] de rente, die [eiseres] onverschuldigd heeft betaald, terugbetalen.
3.De beoordeling van de vorderingen
Herbeoordeling waarde aandelen [onderneming 2] en [onderneming 1]
2017 € 1.667.000,- € 872.056,- - € 794.944,- (- 47,69%)
2018 € 1.700.000,- € 1.322.842,- - € 377.158,- (- 22,19%)
2019 € 1.734.000,- € 579.595,- - € 1.154.405,- (- 66,57%)
2020 € 1.769.000,- € 1.981.889,- + € 212.889,- (+ 12,03%)
2017 € 2.027.000,- € 3.042.872,- + € 1.015.872,- (+ 50,12%)
2018 € 2.067.000,- € 3.208.399,- + € 1.141.399,- (+ 55,22%)
2019 € 2.108.000,- € 3.109.376,- + € 1.001.376,- (+ 47,50%)
2020 € 2.151.000,- € 5.836.528,- + € 3.685.528,- (+ 171,34%)
Uitvoering herbeoordeling
€ 2.970.000,- waard, terwijl de aandelen [onderneming 2] een negatieve waarde hebben van
€ 34.000,-. [eiseres] tijdens de mondelinge behandeling aangeboden € 200.000,- aan [gedaagde] te betalen als zij het pandrecht doorhaalt. Ook met dat aanbod heeft [gedaagde] geen medewerking willen verlenen aan het opgeven van haar pandrecht op de aandelen in [onderneming 2] . Er is sprake van een grote onevenredigheid tussen het belang van [gedaagde] bij handhaving van haar pandrecht en het belang van [eiseres] bij doorhaling. Het is daarom onaanvaardbaar dat [gedaagde] hieraan geen medewerking verleent.
€ 200.000,- als aflossing op de geldlening van [gedaagde] aan [eiseres] . Als [gedaagde] hier niet binnen een week na betekening van dit vonnis gehoor aan geeft, zal zij een dwangsom van
€ 10.000,- per dag of een gedeelte daarvan verschuldigd zijn, met een maximum van
€ 500.000,-.
4.De beslissing
€ 10.000,- per dag of een gedeelte daarvan dat zij in gebreke blijft met medewerking aan doorhaling van haar pandrecht, met een maximum van € 500.000,-,