In deze zaak heeft de kantonrechter op 7 januari 2022 uitspraak gedaan over het verzoek van [verzoekster] B.V. tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder]. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 18 oktober 2021 door [verzoekster] werd ingediend, gevolgd door een verweerschrift van [verweerder] op 23 november 2021. De mondelinge behandeling vond plaats op 3 december 2021, waarbij beide partijen hun standpunten toelichtten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een verstoorde arbeidsrelatie is tussen partijen, die onomkeerbaar is, en dat herplaatsing van [verweerder] binnen de organisatie niet mogelijk is. De kantonrechter oordeelde dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:669 lid 3 aanhef en onder g BW (verstoorde arbeidsverhouding) gerechtvaardigd is. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden per 1 maart 2022, met toekenning van een transitievergoeding van € 4.174,27 bruto aan [verweerder]. De kantonrechter heeft het verzoek om een billijke vergoeding afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was van ernstig verwijtbaar handelen van [verzoekster]. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij de eigen kosten draagt.