ECLI:NL:RBMNE:2022:4999

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
UTR 21/4676
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen voorschotbeschikkingen NOW niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan belanghebbendheid

In deze zaak heeft eiser op 23 september 2021 bezwaar gemaakt tegen voorschotbeschikkingen op grond van de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) die zijn ex-werkgever, [bedrijf] B.V., heeft ontvangen. De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) heeft het bezwaar van eiser op 19 november 2021 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser geen belanghebbende zou zijn bij de beschikkingen. Eiser heeft hiertegen beroep aangetekend.

De rechtbank heeft op 23 november 2022 het beroep van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft aangevoerd dat hij als derde direct belanghebbende is bij de NOW-beschikkingen, omdat hij geen salaris meer ontvangt sinds de beëindiging van zijn dienstverband en de ex-werkgever NOW-subsidie heeft ontvangen. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een voldoende objectief en actueel, eigen, persoonlijk en rechtstreeks belang heeft bij de NOW-voorschotbeschikkingen van zijn ex-werkgever.

De rechtbank concludeert dat verweerder het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiser heeft niet aangetoond dat de NOW-beschikkingen relevant zijn voor zijn civiele procedure tegen zijn ex-werkgever. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het afzien van het horen van eiser in bezwaar gerechtvaardigd was, gezien de kennelijke niet-ontvankelijkheid van het bezwaar. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, en is openbaar uitgesproken op 23 november 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4676

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 november 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. R. Grijpstra),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(verweerder)
(gemachtigden: W.A. Postma en M. Dalfour).

Inleiding

Eiser heeft op 23 september 2021 bezwaar gemaakt tegen voorschotbeschikkingen op grond van de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) die verweerder heeft genomen ten aanzien van de ex-werkgever van eiser, [bedrijf] B.V..
Verweerder heeft het bezwaar van eiser op 19 november 2021 niet-ontvankelijk verklaard. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen deze niet-ontvankelijkverklaring.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 27 oktober 2022, samen met de zaken UTR 22/1624 en UTR 22/3888, op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van eiser en verweerder.

Totstandkoming van het besluit

1. Eiser heeft op 23 september 2021 in zijn bezwaar geschreven aan dat hij tijdens een procedure tegen zijn ex-werkgever erachter is gekomen dat verweerder tijdens zijn dienstverband en dus met een deel van zijn totale loonsom in de periode van 1 januari 2020 tot 1 oktober 2020 NOW-beschikkingen ten behoeve van zijn ex-werkgever heeft genomen. Eiser beschikt zelf niet over deze beschikkingen. Hij vindt de beschikking in strijd met de daaraan ten grondslag gelegde wettelijke bepalingen, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de overige ter zake geldende bepalingen. Ook berusten de beschikkingen op een onjuiste feitelijke grondslag. Voor het aanvullen van de gronden van bezwaar verzoekt eiser aan verweerder de op de zaak betrekking hebbende stukken.
2. Verweerder heeft het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij geen belanghebbende is bij de beschikkingen. Eiser heeft geen rechtstreeks belang.

Beoordeling door de rechtbank

3. Eiser heeft de rechtbank verzocht om vrijstelling van betaling van het griffierecht wegens betalingsonmacht. Eiser heeft met de overgelegde gegevens aannemelijk gemaakt dat hij niet voldoende inkomsten of vermogen heeft om het verschuldigde bedrag aan griffierecht te betalen. Het beroep op betalingsonmacht slaagt. Eiser wordt vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen.
4. Eiser voert aan dat hij als derde direct belanghebbende is bij de NOW-beschikkingen in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het dienstverband van eiser is half juni 2020 beëindigd en eiser heeft sinds 22 mei 2020 geen recht meer op salaris. Eiser is het hier niet mee eens, maar door het standpunt van zijn ex-werkgever maakt hij geen aanspraak op zijn salaris. Eiser heeft dus geen salaris gekregen, terwijl de ex-werkgever over de periode in het geding wel NOW-loonsubsidie heeft ontvangen. Over dit geschil tussen eiser en zijn ex-werkgever loopt momenteel een civielrechtelijke procedure, in hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. In dat geding speelt ook de vraag of eiser ontslagen had mogen worden tijdens het arbeidsrechtelijke ontslagverbod bij door zijn werkgever verkregen NOW. Eiser heeft hiermee een persoonlijk, rechtstreeks en concreet belang. Het bestreden besluit is verder onzorgvuldig tot stand gekomen, omdat eiser niet is gehoord in bezwaar. Verweerder heeft in het bestreden besluit tot slot onvoldoende gemotiveerd waarom hij geen belanghebbende is.
5. Verweerder is van mening dat eiser geen rechtstreeks belang heeft bij de besluiten.
6. Op grond van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Om als belanghebbende te kunnen worden aangemerkt, moet sprake zijn van een voldoende objectief en actueel, eigen, persoonlijk belang dat de betrokkene in voldoende mate onderscheidt van anderen. Dat belang moet rechtstreeks bij het desbetreffende besluit zijn betrokken. [1]
7. De NOW is in het leven geroepen in de coronaperiode om werkgevers tegemoet te komen in de loonkosten op grond van de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid. Verweerder heeft op grond van de NOW aan de ex-werkgever van eiser subsidie toegekend en voorschotten hierop verstrekt.
8. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een voldoende objectief en actueel, eigen, persoonlijk en rechtstreeks belang heeft bij de NOW voorschotbeschikkingen van zijn ex-werkgever.
9. Eiser heeft aangevoerd dat hij de beschikkingen wenst in te brengen in de lopende civiele procedure tegen zijn ex-werkgever, maar hij heeft niet inzichtelijk gemaakt dat een bezwaar tegen de voorschotbeschikkingen kan bijdragen aan het succesvol aanvechten van het ontslagbesluit. De rechtbank ziet niet in dat als eisers ex-werkgever bij wijze van voorschot subsidie heeft ontvangen die ook op zijn loonsom zou zien, dat enige relevante consequentie zou hebben voor eisers recht op loondoorbetaling. Alleen al de omstandigheid dat het gaat om voorschotbeschikkingen staat er aan in de weg om aan te nemen dat zij relevant zijn voor het gestelde belang in de civiele procedure. Voor zover eiser bezwaar heeft gemaakt om via die weg de beschikking te krijgen over de voorschotbeschikkingen en de stukken die daarop betrekking hebben, is dat geen relevant belang.
10. Dat de ex-werkgever de subsidie heeft gekregen onder de voorwaarde dat er in de periode waarin subsidie wordt ontvangen geen werknemers worden ontslagen om bedrijfseconomische redenen, betekent niet dat er een civielrechtelijk ontslagverbod geldt. Indien er ontslag wordt verleend in strijd met de subsidievoorwaarden heeft dit gevolgen voor de verkregen NOW-subsidie, maar het is niet aannemelijk dat dit ook civielrechtelijk effect heeft voor het gegeven ontslag. Voor zover eiser dus een beroep doet op de voorwaarden waaronder de subsidie is verstrekt, kan dit in deze procedure niet ertoe leiden dat eiser belanghebbende is bij de NOW-beschikkingen van zijn ex-werkgever.
11. Eiser heeft tot slot niet aannemelijk gemaakt dat het toekennen van voorschotten NOW-subsidie aan zijn ex-werkgever hem heeft geraakt in zijn fundamentele recht op arbeid. Eiser heeft het verband tussen zijn arbeidsrechtelijke probleem en de NOW-subsidie niet aannemelijk gemaakt.
12. De rechtbank concludeert dat verweerder het bezwaar van eiser terecht en voldoende gemotiveerd niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat hij geen belanghebbende is bij de NOW-beschikkingen.
13. Op grond van artikel 7:3, aanhef en onder a, van de Awb, kan tot slot van het horen in bezwaar worden afgezien als het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is. Met het gebruik van het woord ‘kennelijk’ is tot uitdrukking gebracht dat slechts van het horen kan worden afgezien indien in redelijkheid geen twijfel mogelijk is over het oordeel dat het bezwaar niet-ontvankelijk is. De rechtbank is van oordeel dat gelet op wat hiervoor is geoordeeld verweerder terecht heeft afgezien van het horen van eiser in bezwaar.

Conclusie en gevolgen

14. Gelet op wat hiervoor is overwogen, heeft verweerder het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Zwijnenberg, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 november 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Centrale Raad van Beroep, van 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1598.